Tramlijn 2, Boedapest
Herman W. Hoen
Boedapest beschikt over een uitgebreid netwerk van tramlijnen. Door marktwerking is het aantal lijnen de laatste vijftien jaar weliswaar uitgedund, maar over de resterende 21 lijnen worden jaarlijks bijna 400 miljoen passagiers vervoerd. De meest bijzondere is tramlijn 2. In minder dan een half uur brengt ze reizigers langs de Pestzijde van de Donau-oever en laat hen tegelijkertijd de belangrijkste attracties van de stad zien. Een ritje met 'de gele slang' van Jászai Mari tér tot Közvágohíd!
Sommige steden hebben het patroon van een schaakbord. Evenwijdig lopende straten staan loodrecht op een aantal andere evenwijdig lopende straten, waardoor een overzichtelijke vlakverdeling van de stad zichtbaar wordt. Dit beeld kennen we van veel Oost-Europese steden, eerst en vooral in Rusland. Andere steden hebben het stratenpatroon van een taart met punten. Dat geldt meer voor de Midden-Europese steden.
Boedapest is zo'n taartstad. Ze werd in de negentiende eeuw, naar Weens voorbeeld, voorzien van grote boulevards in de vorm van een ring. Daarvan zijn er twee: een grote (nagy körút) en een kleine (kiss körút). Met name in Pest valt op dat de straten als de stralen van de twee ringboulevards fungeren. De belangrijkste middellijn wordt natuurlijk gevormd door de Donau.
Tramlijn 2 maakt er gebruik van door langs de Donau te voorzien in een directe noord-zuidverbinding binnen de grote ring van de stad. Aan de noordzijde (Jászai Mari tér) is er aansluiting met de regionale treinen in de richting van Esztergom, terwijl er aan de zuidzijde (Közvágohíd) volop aansluitingsmogelijkheden zijn met het aangrenzende industriegebied.
Lijn 2 behoort samen met de op de boulevardringen rijdende trams (lijn 4 en 6) tot de oudste nog bestaande tramlijnen in Boedapest. Zij is ook een beetje het symbool van de ontwikkelingen aan het einde van de negentiende eeuw, ook al dateert de lijn van later. Toen manifesteerde Boedapest zich namelijk als een voortrekker in de modernisering van het openbaar vervoer.
Boedapest had niet alleen een Midden-Europees karakter vanwege het taartpatroon, maar evenzeer omdat het zich samen met Wenen en Praag als een echte tramstad ontwikkelde. De elektrificatie van de tramlijnen vond hier eerder plaats dan elders op het Europees continent en werd ook grootschaliger uitgevoerd. De stad beschikte al vroeg over een heus tramnet met diverse lijnen.
De ontwikkelingen stokten in het interbellum en de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog waren ronduit catastrofaal. Alle bruggen werden vernietigd en de stad kon lange tijd niet over elektriciteit beschikken. In 1950 besloten de communisten tot de oprichting van de FVV (Fovárosi Villamosvasút/Hoofdstedelijke Tramwegen). Dit staatsbedrijf werd verantwoordelijk voor het herstel en de modernisering van het tramnet en lijn 2 behoorde tot de eerste van de herstelde operationele lijnen in de stad, zij het dat lange tijd met gereviseerd materieel van soms wel meer dan veertig jaar oud moest worden gereden.
In de jaren zeventig werd de lijn van nieuwe trams voorzien. Terwijl in Midden- en Oost-Europa in deze tijd op grote schaal Tsjechoslowaaks materieel werd aangeschaft, kozen de Hongaren voor tramstellen van eigen bodem. De 'gele slangen' van de firma Ganz roepen bij de Hongaren sterke nostalgische gevoelens op en verzet bleef dan ook niet uit toen het BKV (Budapesti Kozlekedési Vállalat/Boedapester Transportbedrijf) eind 2007 besloot een aantal van de lijnen met het oudste materieel op te heffen en andere lijnen van Tsjechisch en Duits materieel te voorzien.
Lijn 2 is deze modernisering vooralsnog bespaard gebleven. Tot op de dag van vandaag rijden er de door Ganz gebouwde trams, waarbij het klikken van de relais niemand kan ontgaan. Geďnteresseerden in het materieel kunnen voor foto's terecht op www.einbahn.org en http://world.nycsubway.org/eu/hu/, maar interessanter nog dan de nostalgische gevoelens die het tramstel teweegbrengt, is de route. Die leidt door verschillende stadskwartieren, biedt de mooiste stadsgezichten en kan als een ware toeristische attractie worden aangemerkt.
Lijn 2 vertrekt van het Jászai Mari tér, een pleintje in Pest aan de kop van de Margithíd. De brug maakt deel uit van de grote buitenring en deze markeert het begin van de ambtenaren- en staatsliedenwijk. Tussen het plein en de rivier bevindt zich wat de Hongaren het 'Witte Huis' noemen. Het witgrauwe gebouw huisvestte in de communistische tijd namelijk het bureau van de partij. Tegenwoordig voorziet het parlementariërs van kantoorruimte. De eerste drie haltes bieden een iets spectaculairder uitzicht. Deze liggen namelijk aan het Kossuth Lajós tér en vormen tezamen een lus om het direct aan de Donau gelegen parlementsgebouw.
Lijn 2 in de lus rond het parlementsgebouw (www.einbahn.org/)
De omvang van het gebouw rechtvaardigt drie stops met verschillende mooie doorkijkjes. Bij het einde van de lus komt de tram terug aan de rivieroever en verlaat min of meer het ambtenarenkwartier om vaart te kunnen maken in de richting van de Széchenyi híd. Deze brug is hét symbool van de stad geworden en is bij velen beter bekend als de Kettingbrug (Lánchid). Deze uit 1849 stammende brug was stroomafwaarts de eerste vaste brug over de Donau na Regensburg en is vernoemd naar graaf Széchenyi, die opdracht gaf tot de bouw van de brug.
Lijn 2 op weg naar de Széchenyi híd (www.einbahn.org/)
Maar er valt bij de brug aan het Roosevelt tér meer te zien dan alleen de Kettingbrug. Op het plein bevindt zich namelijk ook het statige gebouw van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. Dit uit de tweede helft van de negentiende eeuw daterende gebouw in neorenaissance stijl is het oudste op het plein en beschikt over een concerthal en een prachtige bibliotheek met een waardevolle collectie.
Na de Széchenyi híd rijdt de tram rechtstreeks het uitgaansgebied van de stad in. De tramrails worden vergezeld van grote wandelpromenades, die de in de jaren zeventig van de vorige eeuw gebouwde hotels scheiden van de Donau. Zoals te doen gebruikelijk in die periode is het zicht vanaf de gebouwen veel mooier dan het zicht erop. Het Boeda-panorama met de burcht is namelijk overweldigend.
De bekendste halte in dit kwartier is die van het Vigadó tér (letterlijk: Vermaakplein), waar de beroemde concerthal aan gelegen is. De meeste toeristen gebruiken de halte overigens als doorsteek naar het beroemde koffiehuis Gerbaud.
Na de halte aan het Vigadó tér verlaat lijn 2 het uitgaanscentrum en begeeft ze zich op weg naar het universiteitskwartier. Eerst is er de Eötvös Loránd-universiteit en vervolgens bij het Fovám tér de in een prachtig gerestaureerd pakhuis ondergebrachte Corvinus-universiteit, bij velen nog steeds beter bekend als Karl Marx-universiteit. De halte die toegang geeft tot de Karl Marx-universiteit is zonder twijfel de lelijkste van lijn 2: een groezelige onderdoorgang aan de voet van de brug (Szabádság híd) die, alle schoonmaakpogingen ten spijt, altijd onder de graffiti zit en een verwaarloosde indruk maakt.
De bekoring schuilt in het zicht op de Gellért-heuvel aan de overzijde van de Donau. Het is moeilijk voor te stellen dat het stadsbestuur ooit heeft overwogen de citadel boven op de heuvel af te breken. Het argument om hier vanaf te zien is nooit inhoudelijk onderbouwd. Men vond afbreken domweg te duur.
Boven aan de heuvel prijkt bovendien een geschenk van de Russen als symbool van vriendschap: een dynamische moederfiguur, waarvan vooralsnog kennelijk weinigen zich hebben afgevraagd wat het kost om het weg te halen. De soldaat die aan de voet van het monument stond, is wel verwijderd. Onder aan de heuvel bevindt zich het voorname Gellért-hotel. Het is ondergebracht in een jugendstilachtig bouwwerk uit het begin van de vorige eeuw en geniet vooral bekendheid vanwege zijn inpandige baden, waarin de Hongaren niet zozeer zwemmen, als wel lezen en schaken.
Na het snijpunt met de kleine ring op het Fovám tér, waar de trambaan sinds de zomer van 2007 in verband met grootschalige werkzaamheden voor twee jaar is onderbroken, rijdt lijn 2 een stadsdeel met een geheel ander karakter binnen. De tram fungeert nu als een taartmes dat de minder aantrekkelijke puntjes aansnijdt. De omgeving wordt grauwer, toeristen schaarser.
Studenten en arbeiders zijn de enig overgebleven passagiers als de tram aankoerst op het Boráros tér, het zuidelijke snijpunt met de grote ring. Dit gebied ademt de sfeer van havenactiviteiten en industriële bedrijvigheid.
Alsof het mes uitschiet voert de tram dan ook iets verder naar Közvagóhíd, de brug waar de aansluitingen zijn met het industriegebied op het eiland Csepel. Voor iemand die in minder dan een halfuur met de tram van een voorname staatsliedenbuurt via de toeristen- en de studentenwijk naar een gebied van handel en nijverheid is vervoerd, is het aardig te bedenken dat juist op Csepel lange tijd de gelijknamige fiets werd geproduceerd.
Eindpunt van lijn 2 aan de rand van de industriegebieden (www.einbahn.org/)