Laatste joden verlaten Centraal-Azië

Daan van der Schriek

Gedurende meer dan tweeduizend jaar hebben er joden in Centraal-Azië gewoond. Ze werden bekend als de Boechaarse joden. Het ziet er echter naar uit dat binnen afzienbare tijd de laatste joden het gebied verlaten.

Wanneer de eerste joden zich in Centraal-Azië vestigden is onduidelijk. Volgens een Boechaars-joodse legende deporteerden de Assyriërs na de verovering van Israël in 722 voor Christus, een gedeelte van Israëls bevolking naar Boechara. Dit is echter onwaarschijnlijk omdat de Assyriërs nooit in Centraal-Azië heersten.

Een ander verhaal vertelt dat de eerste joden arriveerden na de verovering van Israël door de Perzen, zo rond 520 voor Christus. Dit is al waarschijnlijker. Alexander de Grote maakte tenminste melding van de aanwezigheid van joden toen hij in het huidige Centraal-Azië werd opgehouden.

Het eerste archeologische bewijs van Centraalaziatisch jodendom stamt uit de eerste eeuw voor Christus. Bij Merv, in Toerkmenistan, zijn potscherven met Hebreeuwse opschriften uit deze tijd gevonden.

Zijderoute
De Zijderoute, tussen China en Europa, die rond deze tijd ontstond, bracht vele joden naar Centraal-Azië en zelfs naar China; in de stad Kaifeng, in centraal China, leefde een joodse gemeenschap lange tijd in volkomen afzondering, totdat ze uiteindelijk in de achttiende eeuw door christelijke missionarissen werd ontdekt. Joodse handelaren, die Radaniten werden genoemd, hadden handelsposten langs de gehele Zijderoute.

Tot aan de Arabische verovering van Centraal-Azië, in de tweede helft van de zevende en in de vroege achtste eeuw, werden diverse religies in deze streek beleden. Naast joden waren er boeddhisten, manicheeërs, zoroasters en, voornamelijk Nestoriaanse, christenen. In de volgende eeuwen stierven al deze religies één voor één uit - behalve het jodendom.

Het judaïsme in Centraal-Azië ontwikkelde door de eeuwen gebruiken en riten die verschilden van die van joden in andere streken. Vele van de Boechaars-joodse gebruiken zijn van de Oezbeekse cultuur geleend. Sommige van hun religieuze liederen hebben bijvoorbeeld dezelfde melodie als islamitische liederen. Ze spreken bovendien een eigen taal, een dialect van het Tadzjieks dat bekend staat als het Judeo-Tadzjieks en dat met Hebreeuwse letters wordt geschreven.

Met de komst van de Arabieren kregen de joden te maken met discriminerende wetten die hen onder meer verboden wapens te dragen of paard te rijden. Tevens moesten ze een speciale grondbelasting betalen, hetgeen ze, meer nog dan voorheen, de handel in dreef.

Bloeitijd en neergang
In de twaalfde eeuw, toen Centraal-Azië een belangrijk centrum van kunst en wetenschap was, bloeide het jodendom. De twaalfde-eeuwse joodse reiziger Benjamin van Tudela schreef dat er 30.000 joden in Samarkand woonden.

De islamitische heersers bleven lang tolerant tegenover hun joodse onderdanen. In Boechara mochten de joden bijvoorbeeld tot in de zestiende eeuw in de avonduren gebruik maken van de Maghoki-Attar moskee. Na de verovering van de regio in de zestiende eeuw door de in religieus opzicht strenge Oezbeken werden de joden opgesloten in hun eigen stadswijken.

De gelijktijdige teloorgang van de Zijderoute ten gunste van handelsroutes over zee bracht Centraal-Azië in een isolement. Dit had uiteraard ook gevolgen voor het niveau van de islamitische en joodse wetenschap en godsdienstbeoefening in het gebied.

Vanaf het midden van de achttiende eeuw woonden nagenoeg alle joden in Centraal-Azië in het emiraat van Boechara. Vrijwel de gehele handel van dit emiraat was in handen van joden. De voortdurende discriminatie bracht hun ertoe de Russische verovering van het gebied, in de negentiende eeuw, te steunen.

Na de Russische verovering werd het grootste deel van Centraal-Azië omgevormd tot het gouvernement van Toerkestan. Hierin bevonden zich de steden Tasjkent en Samarkand. Een deel van het gebied, rond de stad Boechara, bleef als een Russisch protectoraat onder het bestuur van de emir voortbestaan. De joden in het gouvernement Turkestan hadden het aanzienlijk beter dan de joden in het gebied van de emir. Ze hoefden niet langer zware discriminerende belastingen te betalen.

Het gevolg was dat vele joden van het emiraat naar het gouvernement verhuisden. Dit maakte de Russen minder welwillend tegenover de Boechaarse joden. Desalniettemin hadden de Boechaarse joden het beter dan de joden in Europees Rusland. Tot 1917 waren de joden in Centraal-Azië volkomen vrij om hun religie te beoefenen. De revolutie van 1917 bracht hierin verandering.

Emigratie
Tijdens de Burgeroorlog in Centraal-Azië hadden de joden het zeer moeilijk. De communisten beschouwden de joden als kapitalisten. De anticommunistische Basmatsji-rebellen waren tegen hen omdat ze joden waren. En het einde van de strijd bracht geen verlichting. Pas onder Gorbatsjov kregen de Boechaarse joden weer de ruimte om zich te uiten - en om te emigreren.

De emigratie van Boechaarse joden ging na de onafhankelijkheid van de Centraalaziatische republieken in 1991 onverminderd voort, nu voornamelijk vanwege de slechte economische situatie. Er bestaat in Oezbekistan, waar bijna alle Boechaarse joden zich bevinden, weliswaar moslimfundamentalisme, doch dit is geen grote bedreiging voor de joden. Hoewel zelfs de meest gematigde moslimfundamentalistische beweging Hizb-e Tahrir wil dat de joden Centraal-Azië verlaten, is het uiterst onwaarschijnlijk dat dit laatste zal gebeuren. De Centraalaziatische autoriteiten slaan alles wat ook maar enigszins naar moslimfundamentalisme riekt hardhandig de kop in.

Bovendien ligt het zwaartepunt van het fundamentalisme in de Fergana-vallei en wonen de meeste joden in de steden Tasjkent, Samarkand en Boechara, waar men niet zo anti-joods is. In Boechara vertelden diverse mensen mij het vertrek van de joden - en van andere minderheden als de Russen en Armeniërs - te betreuren omdat dit het leven in de stad saaier maakt.

President Islam Karimov van Oezbekistan hoopt de joden in het land te kunnen houden om stevige relaties met Israël, een belangrijke investeerder in Centraal-Azië, te helpen bouwen. Het lijkt echter tevergeefs: waren er tien jaar geleden nog 200.000 Boechaarse joden in Centraal-Azië, tegenwoordig zijn het er ten hoogste 10.000.

Ondernemende Oezbeken benutten het vertrek van de joden uit Boechara om Bed & Breakfeast in de leeggekomen huizen in de joodse wijk te openen. Door het grote aanbod kost een huis er gemiddeld slechts 2000 dollar. Omdat van buitenlandse toeristen minstens vijftien dollar per nacht wordt verlangd, is dit geld snel terugverdiend.

Joden die nog in Centraal-Azië zijn achtergebleven hebben het gevoel dat ze geen andere keus hebben dan ook te vertrekken. Er zijn te weinig mensen overgebleven om nog een levensvatbare gemeenschap te vormen.

Daarmee zal er naar alle waarschijnlijkheid binnen enkele jaren een einde komen aan meer dan 2000 jaar judaïsme in Centraal-Azië. En hiermee zal tevens de laatste pre-islamitische bevolkingsgroep uit het gebied zijn verdwenen.

Omhoog
Terug naar archief