Tussen gruwel en glorie
Vertaler Hans Boland over Sint Petersburg
Hellen Kooijman
Hans Boland is vertaler van Russisch proza en poëzie. Hij woonde en werkte meer
dan vijf jaar van zijn leven in Sint Petersburg. In maart komt er een nieuw
boek van hem uit. Een gesprek over een fascinerende stad, waar gruwel en
glorie naadloos in elkaar overgaan en waar 'de mens slechts dient als
versiersel'.
Zijn huis in Amsterdam is klein; een pijpenlade waar net een oud houten bureau en een ronde tafel inpassen. Tegen de muur staan plafondhoge kasten, boordevol boeken, de meeste in het Russisch. Natuurlijk.
Boland laat een foto zien van zijn tweede huis in Sint Petersburg. Het toont een klassiek ingerichte, grote en opgeruimde woonkamer in een statig pand. Buiten voor de woning glinstert de Mojka. Een sprookjesachtig bruggetje verbindt de twee straten aan weerszijden van de gracht.
Boland vindt het zelf het mooiste plekje van Sint Petersburg. 'Die pastelkleuren van de huizen, dat gelige licht over de gracht. En het is er heel stil omdat er bijna geen auto's rijden. Als ik in mijn kamer daar zit, 's nachts, alleen met de stilte, dan voel ik me prettig.'
Dostojevski
Hans Boland kwam voor de eerste keer in Sint Petersburg in 1972. Hij had drie
jaar Russisch gestudeerd, maar was nog nooit in Rusland geweest. Hij ging een
maandje naar Moskou en daar achteraan plakte hij vier dagen Sint Petersburg.
'Ik was 21 en enorm gefascineerd door Dostojevski. Met name door zijn roman
Misdaad en straf, die toen nog Schuld en boete heette. Dostojevski is ook de
reden dat ik Russisch ben gaan studeren.'
De stad van de schrijver overrompelde hem. Niet de schoonheid van de blauwwitte keizerlijke gebouwen en het nevelige licht over de Neva, zo vaak genoemd in toeristengidsen. 'Ik vond het een verloederde, grijze stad. En alles viel uit elkaar. Heel armoedig eigenlijk.'
Toch stonden daar ook die glorieuze tsaristische gebouwen, de indrukwekkende Hermitage, de metershoge bronzen beelden van Peter de Grote. 'Sint Petersburg is een keizerstad, heel harmonieus gebouwd. Als je door de straten loopt zie je die prachtige façades. Een waar kunstwerk.
Maar tegelijkertijd is die stad ook gruwelijk. Tienduizenden Russen zijn bij de bouw ervan omgekomen. Nog meer Russen sneuvelden in de tsaristische tijd door ziektes, zoals malaria, en in latere tijden door de wrede dictatuur. En dat voel je als je door de straten wandelt. Als mens ben je in die stad volkomen nietig. In Sint Petersburg is een mens slechts versiering. Daar is de mens er voor de stad en niet andersom.'
De gruwel en de glorie, juist de combinatie daarvan vindt Boland zo fascinerend. Het zijn twee extremen die in de Nevastad verankerd liggen. En nu, dertig jaar na zijn eerste bezoek, is dat eigenlijk niet veranderd. 'President Poetin, die Sint Petersburg als geboortestad heeft, doet het ook weer. Die bouwt nu het achttiende-eeuwse Konstantinov-paleis, het vroegere buitenverblijf van de Romanovs, om tot staatspaleis. Een kolossaal paleis wordt dat. Wederom ontzagwekkend, glorieus.'
Maar als mens tel je nog steeds niet. 'Als in Sint Petersburg een groep jongens een steen door de ruit van je woning gooit, kun je niets doen. Naar de politie gaan maakt het alleen maar erger. Nog steeds.'
Macaber
Boland was afgelopen zomer drie maanden in Sint Petersburg om de
beschrijvingen in zijn nieuwe boek nog eens na te lopen. Hij schreef het in
winters Amsterdam. 'Maar in mijn gedachten waren de Petersburgse gebouwen,
straten en bruggen toch anders dan in werkelijkheid. Dus ben ik teruggegaan om
alles te controleren.'
Zijn boek is in feite een biografie van de stad, legt hij uit. Hij koppelt bepaalde historische periodes aan gebouwen en plekken. 'Als ik schrijf over de tijd van Catharina de Grote, wandel ik in het boek naar gebouwen en plekken die daarmee te maken hebben, zoals het Smolnyklooster, waarin Catharina in 1964 de eerste meisjesschool van Rusland vestigde.'
In die zomermaanden ontdekte hij zelfs weer nieuwe dingen. 'Tegenover de Admiraliteit, waar vroeger het Dzjerzjinski-museum was, is nu een museum voor de politieke politie ingericht. Het is heel klein, heeft slechts drie kamers. In de eerste staat de tsaristische politie centraal. In de tweede de politieke politie in de negentiende eeuw. In de derde de twintigste eeuw.'
Ook in dit museum trof hem weer die tweeslachtigheid. 'Het is natuurlijk afgrijselijk wat er is aangericht door de geheime politie. En als ik zou moeten kiezen tussen Hitler en Stalin zou ik daarom denk ik voor de eerste kiezen.' Toch, registreerde Boland enigszins verbaasd dat het museum nauwelijks aan die wreedheid refereert. 'Je zou verwachten dat in de derde kamer de Stalintijd uitgebreid aan de orde komt. Maar van de grote terreur is niets terug te zien. Wel gaat het over terrorismebestrijding en Russische oorlogshelden in Tsjetsjenië.'
Wat op hem wellicht nog meer indruk maakte was de houding van de jongen die hem rondleidde. 'Het was een jongen van een jaar of 18, in een keurig pak. Hij was duidelijk trots op het museum. Op de brownings die er hingen, het sigarettenpijpje van Dzjerzjinski. Dat maakte de sfeer voor mij wat vreemd, macaber bijna.'
Terug naar Dostojevski, want ook daar is die duistere kant op elke pagina aanwezig. 'Angstaanjagend is een kernwoord in de literatuur van Dostojevski. En dat heeft alles met Sint Petersburg te maken. Dostojevski zou over geheel andere zaken hebben geschreven als hij bijvoorbeeld in Moskou zou hebben gewoond. Die nauwe trappen en donkere steegjes en dat gure klimaat in Sint Petersburg bepalen de geestelijke gekte in zijn boeken.'
Licht
Boland is ook bezig met de vertaling van de werken van Aleksandr Poesjkin, de
schrijver die in Rusland nog steeds op nummer één staat. Poesjkin, die de
meeste jaren van zijn leven in Sint Petersburg woonde, is volgens Boland een
tegenhanger van Dostojevski. 'Poesjkins poëzie is licht en vrolijk, heel
helder. Bij hem spelen individualiteit en vrijheid een grote rol.
Hij wordt nu door Russen vaak geprezen, omdat hij het prototype van de goede christen zou zijn en daardoor ook heel erg Russisch. Maar ik vindt dat bijna blasfemisch. Poesjkin is juist ontzettend westers.' Wellicht dat de schrijver daarom voor Russen als de spil van de Russische cultuur wordt gezien. Omdat hij de andere kant vertegenwoordigt. Niet het duistere maar de lichte.
Boland hoopt over veertien jaar alle werken van Poesjkin vertaald te hebben.
Dat doet hij voor het grootste deel in Amsterdam. Want permanent in Sint
Petersburg wonen, dat ziet hij niet zitten. 'Het is een unieke stad die je
gezien moet hebben. Maar om er te wonen is loodzwaar. Als je eenmaal in Sint
Petersburg hebt gewoond, word je nooit meer zo vrolijk als je daarvoor was.'