Hulptroepen van het bedrijfsmanagement

René Does

Op het eerste gezicht lijkt Rusland vruchtbare bodem voor vakbondsactiviteiten. Na de ondergang van het communisme is er een scherpe sociaal-economische tweedeling ontstaan. Er zijn grote sociale problemen. Toch speelt de vakbeweging nauwelijks een rol in het maatschappelijk debat in Rusland.

De hulpeloosheid in de uitvoering van klassieke vakbondstaken is voor een groot deel terug te voeren op de erfenis uit de sovjettijd. De vakcentrale van de voormalige Sovjet-Unie, het Al-Unie Centrale Comité van Vakbonden (VTsSPS), had een heel andere kerntaak dan de vakbeweging in het Westen: ze moest de werknemers als 'hefboom' mobiliseren in de vervulling van de productieplannen.

Ten tweede functioneerde een vakbond als 'sociale dienst' voor werknemers, waarbij de diensten bestonden uit zaken als kinderopvang, vakantiereizen en culturele activiteiten. Pas op de derde plaats trad de vakbeweging op als arbiter in arbeidsconflicten tussen werknemers en bedrijfsdirecties.

Volgens de communistische ideologie bestonden er geen klassentegenstellingen in de Sovjet-Unie. Alle werkenden waren lid van een vakbond. Ook de bedrijfsmanagers waren vakbondslid. Evenals alle andere maatschappelijke organisaties waren de vakbonden hulptroepen van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU).

Na de ondergang van het communisme werd het Russische deel van de VTsSPSP de FNPR, de Federatie van Onafhankelijke Russische Vakbonden. Toen FNPR-bestuurders in het begin van de jaren negentig buitenlandse contacten aanknoopten, kon het gebeuren dat zij westerse zusterorganisaties allereerst voorstelden om kinderen van vakbondsleden in elkaars vakantieparken te laten logeren als onderdeel van uitwisselingsprogramma's.

Met 38 miljoen leden vertegenwoordigt de FNPR vandaag de dag 95 procent van de georganiseerde werknemers in Rusland. Iets meer dan de helft van de beroepsbevolking is nog georganiseerd.

De vakcentrale bestaat uit 43 sectorale en 89 regionale bonden (de Russische Federatie telt 89 regio's). De sectorale bonden zijn dus ook nog regionaal georganiseerd. Vaak bluffen FNPR-bestuurders dat de vakcentrale 'ruim 70 miljoen vakbondsleden' vertegenwoordigt. Hier is dan sprake van dubbele boekhouding door de leden van de regionale bonden als 'dode zielen' dubbel te tellen (38+38=76).

Nog steeds werken vakbondsbestuurders in de bedrijven nauw samen met de directie. Van de hulptroepen van de CPSU zijn de FNPR-bonden omgetoverd in de hulptroepen van het bedrijfsmanagement. De vakbondsmedewerkers denken met de directie mee over de bijdrage die de werknemers in de bedrijfsactiviteiten moeten leveren.

Natuurlijk vallen de belangen van de werknemers voor een groot deel samen met de bedrijfsresultaten, maar het is de FNPR-bonden niet gelukt daarnaast te handelen als onafhankelijke, zelfstandige en mondige belangenbehartigers van hun leden. Ook onder de vakbondsleden zelf staan de bonden bekend als 'tandeloze en tamme' organisaties.

Maar wat doet de FNPR dan wél als directe belangenbehartiging van de vakbondsleden als activiteit wordt gemeden? Sinds 1994 wordt ook in Rusland tripartite overleg gevoerd tussen regering, werkgevers en werknemers voor het afsluiten van sociale akkoorden. Vanwege de grote economische onzekerheid in het land heeft dit overleg echter nog nauwelijks praktische waarde gehad.

De FNPR-bonzen zijn, onder leiding van voorzitter Michaïl Sjmakov, vooral bezig met de exploitatie van de vakbondsbezittingen. En dat bezit is niet gering, want de FNPR erfde in 1991 eveneens het eigendom van de sovjetbonden. In Rusland gaat het om 2582 onroerend goedobjecten, waaronder 678 vakantieparken en sanatoria, 131 hotels, 568 stadions en andere sportcomplexen, 500 jeugdkampen en honderden garages en winkels. Dit alles heeft een totale waarde van zes tot zeven miljard dollar.

De waardevolle bezittingen worden geëxploiteerd en de slechte objecten worden verkocht. Het zijn niet de gewone vakbondsleden die van deze commerciële exploitatie profiteren. Dat de FNPR-leiding conflicten met de autoriteiten uit de weg gaat, wekt bij niemand in Rusland verbazing.

Toch hebben groepen ontevreden arbeiders 'alternatieve bonden' opgericht. De eerste was, in 1989, de Onafhankelijke Mijnwerkersbond. De alternatieve bonden zijn vooral actief in de traditioneel radicale sectoren van de arbeidersbeweging, de mijnbouw en het transport, die door actievoeren echte schade aan de landelijke economie kunnen toebrengen.

De alternatieve vakbeweging bestaat uit een steeds veranderende verzameling van stakingscomité's en kleine bonden, die zich de laatste jaren vooral richten op juridische acties voor het oplossen van hele concrete klachten.

De alternatieve bonden hebben ook hun zwakke kanten. Ze zijn activistisch ingesteld en functioneren moeizaam in normale omstandigheden. Ze leven van conflicten en van de persoonlijke moed en inzet van individuele leiders.

Sinds begin dit jaar is hun slagkracht ondermijnd door de bepaling in de nieuwe Arbeidswet dat CAO's in bedrijven moeten worden afgesloten door de bond met de meeste leden in het bedrijf en dat is praktisch altijd een FNPR-bond.

Al met al worden de belangen van Russische werknemers slecht beschermd door hun bonden. Opmerkelijk is dat de vakbondsleden zelf deze situatie gelaten accepteren.



Mannendag ingevoerd

Begin dit jaar werd in Rusland een nieuwe Arbeidswet van kracht. Deze Troedovoj kodeks (letterlijk 'arbeidscodex') omvat de basisregels van de arbeidsverhoudingen in Rusland.

Iedereen erkende dat een nieuwe Arbeidswet hard nodig was, want de communistische arbeidswet uit 1971 functioneerde niet goed meer. Volgens die wet was het bijvoorbeeld verboden in private bedrijven loonarbeid te verrichten. In wezen werkte begin dit jaar 80 procent van de Russische werknemers illegaal.

Ontslag van werknemers was nauwelijks mogelijk. Juridische ontslagconflicten, tot voor kort 35 procent van de burgerlijke rechtszaken in Rusland, werden in 97 procent van de gevallen door de met ontslag bedreigde werknemer gewonnen.

De nieuwe Arbeidswet wordt een 'compromiswet' genoemd. De Russische werkgevers- en werknemersorganisaties vinden dat zij veel water bij de wijn hebben gedaan. De werkgevers hadden meer vrijheden gewenst en de werknemers meer bescherming.

In de nieuwe Arbeidswet is toestemming van de vakbond niet langer verplicht bij een ontslagaanvraag door een werkgever. De vakbeweging moet nu 'geconsulteerd' worden. Werknemer en vakbond kunnen het ontslag juridisch aanvechten bij de Arbeidsinspectie en bij de rechter.

Direct ontslag, zonder tussenkomst van de bond, is onder meer mogelijk in het geval van diefstal en dronkenschap op het werk, grove schending van veiligheidsregels en het langer dan drie uur absent zijn zonder bericht. Verder is het afsluiten van tijdelijke arbeidscontracten mogelijk geworden. De Russische arbeidsverhoudingen worden flexibeler.

Het tweede hoofdthema van de nieuwe wet betreft de salarisregels. Het minimumloon mag niet lager zijn dan het officiële bestaansminimum. Bij vertraging in de salarisbetaling moeten werkgevers een boete betalen. Bij een vertraging van meer dan vijftien dagen mag de werknemer werk weigeren, want anders is er sprake van 'dwangarbeid'. Voorts mag niet meer dan 20 procent van het salaris in natura worden uitbetaald (bijvoorbeeld een partij wodkaglazen als je in een glasfabriek werkt).

Rusland houdt een klassieke werkweek van 40 uur met vijf werkdagen van acht uur. Russen krijgen veel vakantiedagen: 28 per jaar. Alleenstaande vaders krijgen dezelfde rechten als alleenstaande moeders, zoals een verbod op nachtarbeid en recht op arbeidstijdverkorting. Naast de traditionele, vrije, Vrouwendag op 8 maart krijgen de Russen zelfs een vrije Mannendag op 23 februari.

Het is echter zeer de vraag of alle bepalingen uit de Arbeidswet nageleefd zullen worden, want de financiële bepalingen lijken door de economische achteruitgang van het afgelopen decennium voorlopig onbetaalbaar en werknemers zijn door de hoge werkloosheidscijfers snel bereid van bepaalde rechten af te zien.



Omhoog
Terug naar archief