'Ik pleit voor staatsinvloed op elk olieveld'
Thomas Marteijn en Thijs Peters
Exportpijpleidingen waren de afgelopen jaren de levensaders van Rusland. Zonder
oliedollars was Rusland er economisch gezien misschien net zo slecht aan toe
als Oekraïne. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie halveerde de Russische
olieproductie, maar de export bleef nagenoeg op peil. De laatste jaren neemt de
productie weer toe. Een interview met de oliedeskundige Valeri Krjoekov over de
recente ontwikkelingen in de Russische oliesector.
Volgens Krjoekov (48), in de jaren negentig adviseur van verschillende ministers van olie, is dat te danken aan de succesvolle privatiseringen en de creatie van effectief opererende oliebedrijven naar westers model. Toch vindt hij dat de privatiseringen soms hun doel voorbij zijn geschoten. De oud-regeringsadviseur pleit voor meer regels voor de Russische olie-industrie.
Prospekt sprak in een restaurant in Amsterdam met hoogleraar Krjoekov. Krjoekov was kort geleden in Nederland voor een conferentie en hij ging op bezoek bij ABN-Amro, de bank die hij regelmatig van advies voorziet. Dat advies ging ongetwijfeld over investeringen in de olie-industrie, want al in de sovjettijd hield Krjoekov zich met de winning en raffinage van 'het zwarte goud' bezig.
In
de eerste jaren onder Jeltsin was hij persoonlijk adviseur van achtereenvolgens
de olieministers Vladimir Lopoechin en Joeri Sjafranik. Momenteel is hij
verbonden aan de Russische Academie van Wetenschappen. Krjoekov is een van de
meest vooraanstaande wetenschappers op het gebied van olie in Rusland.
U was vanaf het begin betrokken bij de privatiseringen. Hoe ging dat in zijn
werk?
'In 1987 ontstond onder Gorbatsjov het idee om de verschillende ministeries die
zich met olie bezig hielden samen te voegen. In de Sovjet-Unie bestond voor
alles een apart ministerie of staatscomité. Zo was er het Ministerie van
Geologie, dat de leiding had over exploratieactiviteiten, het Ministerie voor
Olieproductie, het Ministerie voor Raffinage, het Ministerie voor Chemie, een
afdeling voor distributie, et cetera. Deze moesten wel onderling communiceren,
wat veel tijd en geld kostte.
In de lente van 1992 werd er echt werk gemaakt van de hervormingen in de
sector. Minister Lopoechin kwam met het plan om het systeem van verschillende
ministeries en afdelingen om te vormen tot verticaal geïntegreerde bedrijven
(oliebedrijven die net als in het Westen zowel zorg dragen voor de winning,
raffinage en de verkoop van olie, van de bron tot aan de pomp - red.) en pas
daarna zouden ze in private handen overgaan. Het idee was om eerst de sector te
transformeren en dat was volgens mij een goed idee.
Kort na het presenteren van
zijn plannen moest Lopoechin echter onder druk van enkele oliebaronnen het veld
ruimen. Premier Viktor Tsjernomyrdin zei: "Volodja [Lopoechin], jij kan geen
minister meer zijn, tot ziens". Hij werd opgevolgd door Sjafranik. Al snel
vonden er parallel aan de hervormingen onder druk van de oliemanagers toch een
gedeeltelijke privatisering plaats.'
Toch duurde het tot 1996 voordat de privatisering echt op gang kwam.
'In 1996 was de schatkist leeg en Jeltsin had geld nodig voor zijn
herverkiezing. Toen werd het leningen-voor-aandelen-programma geïntroduceerd.
De oligarchen kwamen naar hem toe en boden leningen aan in ruil voor aandelen.
Ze zeiden dat de staat de aandelen altijd mocht terug kopen. In 1997 was er
echter niemand meer die de aandelen terug wilde geven.'
Ziet u het leningen-voor-aandelen-programma als bijzonder negatief of was het
ook gewoon een manier om de aandelen over te laten gaan in private handen?
'Het programma kende inderdaad twee kanten, maar de overheid had er mijns
inziens meer geld aan kunnen verdienen.'
En nu zit Rusland met een acht tot tien grote olieconcerns die zich zeker
regionaal als monopolisten gedragen.
'Jazeker. Kleine producenten moeten absurde bedragen betalen aan de grote
bedrijven als zij olie willen transporteren door locale pijpleidingen. De
monopoliemacht wordt uitgeoefend in alle lagen van de holding. Een gehele regio
is vaak afhankelijk van de output van één raffinaderij die ook weer in handen
is van een verticaal geïntegreerde holding.
Het interregionale transport is in handen van Transneft, het staatsbedrijf dat
90 procent van de pijpleidingen beheert. Maar dat maakt voor die kleine
bedrijven niet veel uit. Het transport via pijplijnen is beperkt evenals de
overslagcapaciteit in havens als Novorosijssk, Moermansk en Sint Petersburg.
Zelfstandige olieproducenten hebben eigenlijk alleen de mogelijkheid om hun
olie te verkopen aan verticaal geïntegreerde oliebedrijven. Tegen een prijs die
door die verticaal geïntegreerde oliebedrijven wordt bepaald.'
Hoe kijkt u aan tegen de corruptie in de olie-industrie?
'Ik heb veel over corruptie gehoord. Het bestaat, maar in mindere mate dan
vroeger.'
Is het niet zo dat er voornamelijk bij Transneft steekpenningen moeten worden
betaald?
'Soms komt het voor dat bedrijven steekpenningen betalen aan officials van
Transneft om op korte termijn voorrang bij de export te krijgen. Onopgemerkt
extra olie exporteren wordt steeds lastiger. Aan de grens vinden controles
plaats door middel van meters. De controle is op papier zeer strikt.'
Hoe wordt de toegang tot exportpijpleidingen gereguleerd?
'Een bedrijf mag een deel van zijn productie exporteren. Als een bedrijf 15
procent van de totale productie voor zijn rekening neemt, heeft het ook toegang
tot 15 procent van de exportterminals. Er is dus sprake van evenredige
verdeling.
Er zijn wel enkele nuances. Zo is voor ieder deel van Europa,
bijvoorbeeld Italië en Zuid-Europa, een holding verantwoordelijk. Hierop is
vrij weinig controle.'
De staat kan dus alleen via Transneft invloed uitoefenen. Als LUKoil of Yukos
met eigen tankers meer willen exporteren kan niemand hen tegenhouden?
'Dat is inderdaad het geval. Daarom vind ik ook dat er meer controle op de
productie zelf zou moeten zijn, zoals in de Verenigde Staten, waar de staat
invloed kan uitoefenen op iedere individuele olieput. In Rusland is dat niet
haalbaar, maar wel op het niveau van velden. Dit moet mogelijk zijn omdat de
staat volgens de wet eigenaar is van de olie in de grond.'
De staat moet weer meer te zeggen krijgen?
'Ik ben van mening dat de staat meer controle moet hebben over de
olie-industrie. Anders kunnen er geen nieuwkomers toetreden tot de markt.
De staat moet ook meten hoe de productie van een veld precies in elkaar zit. Dat
was in de sovjetperiode niet nodig, maar in een vrije markt des te meer.
En er
moet een beter ontwikkeld distributiesysteem ontwikkeld worden. Om dit alles te
realiseren heeft het ministerie echter te weinig geld en macht.'
Denkt u dat er ruimte is voor buitenlandse inmenging in de Russische
olie-industrie?
'Helaas moet ik constateren dat buitenlanders veel fouten hebben gemaakt in het
verleden. Alle Shell-mensen met hun Shell-mentaliteit: "Wij zijn sterk, wij
hebben de beste en enige oplossing".
Een goed voorbeeld van wat er fout is
gegaan is het verhaal van BP en het Noorse Statoil. In Rusland bestaan veel
niet-werkende bronnen. BP wilde deze bronnen rehabiliteren. De meeste van deze
bronnen zijn aangelegd ten tijde van de Sovjet-Unie. Volgens berekeningen
zouden ze bij elkaar 30 miljoen ton olie op kunnen brengen. Statoil en BP
investeerden voor 1,1 miljoen dollar in die bronnen. Een Russisch bedrijf had
hetzelfde kunnen bereiken met 100.000 dollar.
Westerse bedrijven moeten niet voor zichzelf beginnen in Rusland. Zij kunnen
beter Russische bedrijven opkopen of aandelen nemen in bedrijven als LUKoil,
Yukos of TNK. Zo blijven het ook Russische bedrijven. Dat is het meest logische
en eenvoudigste model. BP heeft van eerdere ervaringen geleerd en nu een belang
van 25 procent in Sidanko gekocht. Met dat aandelenpakket hebben ze een veto
over belangrijke beslissingen.'
Bent u voor een snelle groei van de productie of moet Rusland de olie voor een
deel bewaren voor de toekomst?
'Er is de laatste tijd weer een stijging van de productie, soms gaat dat
gepaard met twijfelachtige technieken. Yukos wil in een zo kort mogelijke tijd
zoveel mogelijk olie winnen. De velden worden niet effectief leeggepompt en de
methodes beschadigen onderliggende aard- en rotslagen. Deze methoden zijn in
het Westen verboden.
Een andere slechte manier van oliewinning is het inpompen
van water om de olie omhoog te stuwen. De kwaliteit van de olie gaat achteruit
en de aan het water toegevoegde chemicaliën zijn zo agressief dat het
pijpleidingennet sneller slijt.'
Hoe kijkt u aan tegen de milieuproblematiek in de Russische olie-industrie van
vandaag de dag?
'Het is een stuk beter dan tijdens de Sovjet-Unie. Dit komt deels omdat
regionale autoriteiten meer inspraak hebben. Daarnaast is er een
rationalisering van bedrijven aan het plaatsvinden, waarbij bedrijven geen olie
willen verspillen.
De oliebedrijven zelf proberen ook hun imago te verbeteren
en voeren een positief milieubeleid. Voor nieuwe velden worden door de
bedrijven methoden gebruikt die algemeen geaccepteerd zijn. In de oude velden
is nog wel duidelijk ruimte voor verbetering. Dat is het gevolg van de oude
infrastructuur. De milieuvervuiling is een groot probleem, maar niet zo erg als
in het verleden.'
Hoe ziet u de toekomst voor de Russische olie-industrie?
'Er is meer staatscontrole nodig, maar verder gaat het de goede kant op. Ik zie
veel toekomst in kleine olieproducerende bedrijven die de kleinere bronnen gaan
exploiteren die voor de groten niet interessant zijn.
Deze bedrijfjes kunnen
onder door de staat vastgestelde voorwaarden leveren aan de verticaal
geïntegreerde holdings. Ook zou het goed zijn als er meer
raffinagemogelijkheden zouden komen, wat de concurrentie kan bevorderen. De
holdings zelf hoeven niet aangepakt te worden.'
U bent eigenlijk best tevreden over de gang van zaken in de Russische
olie-industrie?
'Het gaat sinds 2000 eindelijk de goede kant op. Er vinden veel veranderingen
plaats. Chanty-Mansijsk was tien jaar geleden een smerige stad, nu is het een
schone moderne stad, vergelijkbaar met Fairbanks in Alaska. De lonen in de
olie-industrie zijn ongeveer 600 dollar per maand. Dit zijn erg goede lonen als
je het vergelijkt met andere industrieën, waar arbeiders gemiddeld 100 dollar
per maand verdienen.'
Thomas Marteijn is Oost-Europadeskundige en studeerde onlangs af op het
onderwerp 'De privatisering van de Russische olie-industrie'. Thijs Peters is
redacteur van Prospekt.