Oase waarin de schijn bedriegt

Greetje van der Werf

In het uiterste oosten van Oezbekistan, ingeklemd tussen Kazachstan, Kirgizstan en Tadzjikistan, ligt de Fergana-vallei. Zoals Oezbekistan het hart is van Centraal-Azië, zo is de Fergana-vallei het hart van Oezbekistan.

Hier leeft een derde van de bevolking van Oezbekistan, zo'n zeven miljoen mensen, in een gebied van 300 kilometer lang en 170 kilometer breed. De belangrijkste steden zijn: de hoofdstad Fergana en het nabij gelegen Margilan, Kokand, Namangan en Andijan.

De vallei is een oase die al in de tweede eeuw vóór Christus werd bewoond. Dankzij de vruchtbare bodem, het water van de rivier Syrdarja en het warme klimaat, is de vallei bijzonder geschikt voor landbouw.

In de achtste eeuw drongen de Arabieren er binnen. Zij brachten de islam. Sindsdien heeft het islamitische geloof er altijd standgehouden; zelfs onder de strenge atheïstische politiek van het sovjetbewind lukte het de bevolking van de Fergana-vallei de islam levend te houden.

Eeuwenlang liep een tak van de Zijderoute - een verzameling van handelsroutes tussen Europa en China - via de Fergana-vallei. Ook dat bracht de vallei welvaart.

In de tweede helft van de negentiende eeuw veroverden troepen van de tsaar grote delen van Centraal-Azië. De Fergana-vallei ging in 1876 op in het Russische Rijk als onderdeel van het Gouvernement-Generaal Toerkestan. Een jaar later stichtten de Russen er de hoofdstad Nieuw Margilan, in 1920 omgedoopt tot Fergana. De stad Fergana doet ook vandaag de dag nog heel Russisch aan.

In de twintigste eeuw forceerde het sovjetbewind er een intensieve monocultuur van katoen, waardoor het evenwicht in de waterhuishouding en de vruchtbaarheid van de bodem volledig verstoord raakte. Een sterk staaltje van communistische waterhuishouding is het 270 kilometer lange Groot Fergana Kanaal, dat in 1939, in slechts 45 dagen, door 180.000 zogenaamde vrijwilligers werd uitgegraven.

In de vallei, kortom, laat men het water rijkelijk vloeien, wat gezien de droogte in de rest van Oezbekistan bepaald onverstandig is. De katoenvelden worden via open kanalen van water voorzien. Dat is leuk voor de kinderen, die in de zomerse hitte in grote getale van het water genieten, maar het leidt tot onnodig veel verdamping.

Behalve een groot deel van de ruwe katoenoogst van Oezebekistan produceert de vallei ook veel zijde. In Margilan staat de grootste zijdefabriek van Centraal-Azië, een geliefde excursie bij toeristen.

Op de plaatselijke bazaars worden aardewerk, houtsnijwerk en handgemaakte messen verhandeld. Overal worden ronde, platte broden verkocht en heel veel fruit, vooral watermeloenen, maar ook granaatappels, vijgen, abrikozen.

Net als de hoofdstad Tasjkent, is ook de stad Fergana dankzij het water en de warmte een groene stad, vol lommerrijke lanen. Als je er bent, heb je totaal niet in de gaten dat Oezbekistan in feite een schrijnend tekort aan water heeft.

De theehuizen worden druk bezocht door oude mannen met tulbanden. Jongens en mannen dragen een tubetejka, een vierkant zwart hoofddekseltje met wit geborduurde motieven. Ook de jongetjes dragen ze. Vrouwen en meisjes dragen bijna allemaal dezelfde jurk van vertikaal gestreepte zijde. Op stenen ovens buiten wordt traditionele Oezbeekse plov bereid. De Fergana-vallei is werkelijk een oase: schijn bedriegt de werkelijkheid van armoede, werkloosheid en sociale spanningen.

Omhoog
Terug naar archief