Tsjetsjenië hield referendum
René Does
Is er een streepje licht zichtbaar in de tunnel van het Russisch-Tsjetsjeense
conflict? Op zondag 23 maart werd in Tsjetsjenië een referendum gehouden over
de grondwettelijke toekomst van de republiek.
Na de jarenlange bloedige strijd, waarin honderdduizenden Tsjetsjenen zijn omgekomen of op de vlucht geslagen en tienduizenden Russische soldaten zijn gedood of gewond, was het referendum een belangrijke gebeurtenis in Tsjetsjenië. De net begonnen oorlog in Irak deed de internationale aandacht voor het referendum echter goeddeels verloren gaan.
Het referendum over een nieuwe Tsjetsjeense grondwet is een initiatief van de Russische regering. Moskou voerde de regie.
Een week vóór het referendum deed president Vladimir Poetin in een televisiepraatje een reeks beloften in ruil voor goedkeuring aan de nieuwe grondwet door de Tsjetsjenen: demilitarisering van de regio, economische wederopbouw van de republiek, herstelbetalingen voor onschuldige burgerslachtoffers, amnestie voor de soldaten onder de opstandelingen en 'de grootst mogelijke vorm van autonomie' van Tsjetsjenië middels een speciale status binnen de Russische Federatie.
Dat laatste punt is ook het centrale in de nieuwe grondwet, die de weg vrij moet maken voor Tsjetsjeense parlements- en presidentsverkiezingen later dit jaar.
Het referendum had een sovjetachtige uitslag. Bij een opkomst van bijna 90 procent van de kiezers stemde 95 procent voor de nieuwe grondwet en de nieuwe kieswetten voor parlement en president. Het waren duidelijk geen vrije verkiezingen: in de republiek heerst een oorlogssfeer, op de kieslijsten stonden honderdduizenden 'dode zielen' van gestorven en gevluchte Tsjetsjenen, 35.000 Russische militairen in de republiek mochten meestemmen en ook anderszins zal er met de uitslag gemanipuleerd zijn.
Toch lijkt het waarschijnlijk dat een meerderheid van de Tsjetsjeense burgers het referendum begroette als het begin van een uitweg uit de hopeloze situatie waarin hun land terecht is gekomen - hoop geboren uit wanhoop.
De Tsjetsjeense opstandelingenleiders hebben het referendum geboycot en afgewezen als een propagandastunt van Moskou. Zij zeggen dat maar één besluit het conflict met Rusland kan oplossen: de volledige staatsrechtelijke onafhankelijkheid van Tsjetsjenië. Ze stellen voor dat Tsjetsjenië onder controle van de Verenigde Naties en de Europese Unie voor een proefperiode onafhankelijk wordt en in die proeftijd een democratische staat moet worden. 'Onafhankelijkheid in ruil voor democratie', is hun devies.
Onduidelijk is wat er moet gebeuren met Tsjetsjenië als de beloofde democratie uitblijft. Moskou ziet geen toekomst in het toekomstige Tsjetsjenië onder de nieuwe grondwet voor de opstandelingen en hun leider Aslan Maschadov, de in 1997 gekozen president.
Het grote probleem voor de Tsjetsjeense opstandelingen is dat zij een puinhoop hebben gemaakt van de onafhankelijkheid die Tsjetsjenië feitelijk genoot in de oorlogsvrije jaren in het vorige decennium en dat de radicaalste krijgsgroepen in het moslimfundamentalistische terrorisme verzeild zijn geraakt.
De Amerikaanse regering heeft onlangs drie Tsjetsjeense krijgsgroepen op haar lijst van verboden terroristische organisaties gezet: het Bataljon van Tsjetsjeense Martelaren van Sjamil Basajev, de groep van de Barajev-clan, het Islamitische Regiment voor Speciale Opdrachten, dat verantwoordelijk was voor de gijzeling in het Moskouse musicaltheater, en de Internationale Islamitische Brigade van buitenlandse huurlingen.
Misschien is de fixatie op de vraag van wel of geen Tsjetsjeense onafhankelijkheid een schijnprobleem. De onafhankelijkheid werd in 1991 eenzijdig uitgeroepen door president Dzjochar Doedajev, een luchtmachtgeneraal van het sovjetleger die in Estland carrière had gemaakt. Doedajev paste op Tsjetsjenië het 'Estse scenario' toe.
Maar Tsjetsjenië is geen Estland. Tsjetsjenië is een militaire clanmaatschappij met zo'n 150 clans (tejpy). Het land is een bergdemocratie. De primaire loyaliteit van de Tsjetsjenen gaat uit naar hun clan en hun geboortedorp en niet naar zoiets als de Tsjetsjeense nationale staat.
In wezen accepteren de Tsjetsjenen in normale omstandigheden geen sterk centraal gezag, of dat nu door Russen of door Tsjetsjenen zelf wordt uitgeoefend (hoewel Russen veel erger worden gevonden). Voor het oplossen van gemeenschappelijke problemen en onderlinge conflicten zou een vergadering van clanleiders de meest geëigende institutie zijn.
De Russische regering heeft met het referendum voor de nabije toekomst een
begin gemaakt met de demilitarisering van het Russisch-Tsjetsjeense conflict.
Maar er komt geen duurzame oplossing als de discussie zich blijft toespitsen op
de vraag van de Tsjetsjeense onafhankelijkheid en er niet uitgegaan wordt van
de traditionele structuur van de Tsjetsjeense maatschappij.