Een taalbad in de Russische natuur
Egbert Hartman
Wie energie heeft, de Russische taal beter wil beheersen en een leuke
doe-vakantie in de vrije natuur ziet zitten, kan zich voor deze zomer
inschrijven voor historische expedities in de omgeving van Sint Petersburg.
'Narod na raskop!', galmt de stem van archeoloog Adrian Selin over het kleine kampement. Vrij vertaald: 'Alle volk naar de opgraving!' Het is zeven uur in de morgen, twintig vermoeide lijven komen overeind en lopen naar de drie ondiepe kuilen even verderop.
De locatie, een klein plateau op de steile oever van het riviertje de Oredezj, is sprookjesachtig, het werk niet overdreven zwaar en zeer bevredigend. Tegen de achtergrond van een vervallen kerkje wordt gezocht naar sporen van menselijke activiteiten uit de tiende tot de vijftiende eeuw, toen deze regio, zo'n 140 km ten zuidoosten van Sint Petersburg, afwisselend in Zweedse en Russische handen was.
En sporen zijn er volop: potscherven, botten en tanden van vee, spijkers, een knoop, een gesp, muntjes en zelfs fragmenten van simpele sieraden. Elke vondst is weer een beloning voor het geduldig wegschrapen van de stoffige aarde onder een felle zon.
De jonge archeoloog Selin, onderdirecteur van het streekmuseum in het stadje Staraja Ladoga, is de drijvende kracht achter de opgravingen. Hij probeert de vroege geschiedenis van het gebied beter in kaart te brengen en elke zomer heeft hij meerdere projecten lopen.
Er doen Petersburgse studenten aan mee, een groep scholieren uit de stad, en via zijn website nodigt Selin buitenlandse vrijwilligers uit. Bij de Oredezj heeft dat geleid tot een internationaal kollektiv. Schouder aan schouder met de Russen wroeten twee Amerikaanse archeologes en een Nederlandse slavist met een schepje in de grond.
Het project duurt drie weken. Ik arriveer aan het einde van de eerste week, laat op de dag, en voel me meteen welkom. Ik ben nog net op tijd voor de oecha (vissoep) van het middageten, dat pas om vijf uur wordt opgediend.
Vanwege de hitte wordt een tropenrooster gehanteerd. Zeven uur opstaan, half acht thee met twee koekjes en dan tot elf uur graven, terwijl de corvee-ploeg boven het kampvuur het warme ontbijt (dikke pap in vele varianten) klaarmaakt. 's Middags ligt het werk stil. In een stroompje vlakbij wordt gezwommen en de vaat gedaan.
Op een kwartiertje lopen ligt het 'hoofdkwartier' van de plaatselijke kolchoz: een paar akelig vervallen flats, een postkantoor, een banja, een clubhuis waar op zaterdagen wordt gedronken en gedanst en opvallend veel erg jonge moeders achter een kinderwagen. In een winkeltje kopen we wijn voor 's avonds bij het vuur.
Vanaf zes uur wordt er nog vier uur gewerkt, drie keer onderbroken door de kreten 'pereryv!' ('pauze!') en 'konets pereryva!' ('einde pauze!'). Om tien uur, in het zachte avondlicht, staan we vermoeid in de rij voor een welverdiend maal.
De kuilen zijn opgedeeld in vierkanten. In elk daarvan staat een doorgesneden plastic fles met een nummertje, waarin de minder opvallende vondsten (scherven, botten, tanden) worden gedaan. Deze worden door een ploegje 'schrijvers' gewassen en voorzien van een nummer. Voor bijzondere vondsten wordt het werk even stilgelegd. Met landmeterapparatuur wordt de exacte vindplaats vastgelegd.
Op mijn laatste dag beleef ik dat genoegen. Opeens ligt er een plat stukje metaal voor me. Even denk ik dat iemand iets verloren heeft, maar de Rus naast me roept meteen Adrian Selin erbij. Die heeft aan een oogopslag genoeg: een driehoekje van een bronzen sieraad uit de elfde eeuw. Apetrots neem ik de felicitaties in ontvangst.
De sfeer in het kamp wordt voor een groot deel bepaald door de groep scholieren uit Sint-Petersburg. Enkele zijn lid van archeologieclubjes en zeer gemotiveerd. De anderen lijken er door hun, eveneens aanwezige, geschiedenisleraar met de haren bijgesleept. Toch vermaken ook zij zich prima.
Er wordt veel lol gemaakt, gitaar gespeeld, en op een hobbelig veldje verdedig ik Neerlands voetbaleer. Een week lang zwem ik in bijzonder kleurrijk Russisch, voor een slavist een 'taalbad' om van te watertanden.
Met de oren wijd open luister ik naar schunnige liedjes, die met een aandoenlijke verlegenheid ('Maar dat zijn allemaal vieze woorden...') voor me op papier worden gezet. De mooiste uitdrukking die ik oppik, luidt: 'sjnoerki v stakane', letterlijk vertaald: 'de veters zitten in het glas'. In het jargon van de jeugd betekent het: vader en moeder zijn thuis.
Hoewel het graven nog even doorgaat, moet ik na een week weer terug naar Sint Petersburg, een trip van vier uur met een stoffige bus en een boemeltrein. Na zeven dagen platteland ben ik de drukte ontwend. Het duurt lang voor ik me weer thuis voel in de grote stad.
Deelname aan een van de expedities in de regio Sint Petersburg is een aanrader
voor studenten Russisch en Ruslandkunde. Informatie: adrian_selin@mail.ru
(Engels en Russisch) of e.m.hartman@chello.nl