Per vrachtwagen naar Kazachstan

Silvana Wedemann (tekst en foto's)

Er is maar heel weinig dat zo dicht bij het gevoel van vrijheid komt als beweging. Ik houd van snelwegen die vooral in de nacht een roes van ongehinderd vooruitgaan geven. Soms zie ik mijzelf weer met mijn ouders in onze grijze Trabant op de Oost-Duitse Autobahn richting Tsjechoslowakije of Hongarije rijden. Dat waren onze zomervakanties waar we het hele jaar naartoe leefden. Te danken aan de onrustige en ondernemende geest van mijn vader, die hiervoor een heel netwerk aan 'Beziehungen' moest opbouwen.

De benauwdheid van zo'n Trabant voor een gezin met twee kinderen en kilo's aan campingspullen werd goed gemaakt door het onderweg zijn, de landschappen, en natuurlijk de grensovergangen. Het gevoel van een oneindig durende vakantie en vrijheid. Ik zie ze weer voor me, de vrachtwagens die als een homerische stoet op de rechterrijbaan voorbij trekken. In tegenstelling tot de mensen die een kort uitstel van hun gewone leven hadden, schenen zij geen haast te hebben. Ik hield ervan om hun nummerborden te lezen en droomde weg naar alle mogelijke en onmogelijke bestemmingen.

Voor mij, een gewoon DDR-meisje, vertegenwoordigden deze wagens, die zo superieur boven de rest van de gewone vierwielers uitstaken, gewoonweg de vrijheid. Toen ik uiteindelijk - jaren later - zelf in zo'n vrachtwagen zat en neerkeek op de wereld waande ik mij in dezelfde roes van vrijheid.

Polen
We nemen nu vaker een landelijke weg, de Autobahn is nog in aanbouw. Ook de Polen kunnen de nieuwe stroom auto's niet bijbenen.

De landelijke wegen zijn een verademing voor het oog, dat uitgenodigd wordt zich langs een vreemd, stil voortkabbelend leven te laten glijden. Voetgangers en fietsers in de berm - op dit soort toestellen heb ik nog leren fietsen -, groenteboeren met hun kleurrijke stallen en een enorme verscheidenheid aan huizen, stijlen en smaken. Je lijkt een tweedehands winkel binnen te stappen, alles is wat ouderwetser, maar ook levendiger dan in de keurige bloemkoolwijken in Nederland. Van de oude charme is duidelijk iets bewaard gebleven, maar de ontwikkeling gaat hard.

De Poolse stopplaatsen voor trucks zijn een voorbeeld van nieuw bloeiend ondernemerschap, dat zich in grootschaligheid meer naar Amerikaans dan naar Europees voorbeeld voltrekt. Het land kijkt met trotse blik richting het Westen, met de brede arrogante rug naar Rusland gekeerd.

De lieftallige landelijke wegen kunnen 's nacht zelfs voor ervaren chauffeurs in een nachtmerrie veranderen. Er is haast geen verlichting. Fietsers, voetgangers en de beruchte Poolse dronkelappen op weg naar huis, maken de weg onveilig. Je moet op je hoede zijn, steeds afremmen. Maar ook al weet je ze te ontwijken, zo'n vrachtwagen heeft een enorme kracht en als je langs de weg dendert kun je ze makkelijk in je kielzog meezuigen en midden op de weg sleuren.

Ik heb gelukkig alleen van het hoofd gerukte petjes door de lucht zien vliegen, die ergens op het midden van de weg belandden. In het Pools heet zo'n gevaarlijk stukje weg een 'czarnyj punkt', verbeeld door een geel-zwart bordje met een zwart kruis.

In de buurt van Poznan-Konin staan we opeens anderhalf uur in de file als gevolg van een ongeluk dat net voor onze neus gebeurd moet zijn. Hoewel er volgens mij weinig te zien valt, is er een hoop sensatiebelust volk op de been. Die man is dood als een pier. Dit soort incidenten is dagelijks aan de orde en ik vraag me af of het door onverschilligheid, hoogmoed of gewoon fatalisme komt. Hier bespeur ik voor het eerst iets van de duistere, onbegrijpelijke kant van Oost-Europa.

Apocalyps
Het is al kort voor middernacht als we bij de Pools-Wit-Russische grens arriveren. Met honderden andere vrachtwagens staan we in de rij voor de streng bewaakte grens. Alle lichten op rood. We moeten wachten op groen. Niemand weet hoe lang dit gaat duren.

Door de hoeveelheid kunstlicht lijkt het op een groots toneel: de poort naar de hel, of juist andersom. Daarachter begint Wit-Rusland, Rusland en de hele rest van het voormalige imperium.

Op straat is er geen ziel te bekennen. Af en toe doorsnijdt de ruis van de zendbak de stilte. 'Tanja pri delach?' vraagt iemand. Kort daarna horen we haar hoge hakken, Tanja trippelt langs onze truck, een schim in de nacht. Vergeleken bij de vrachtwagens lijkt ze klein en kwetsbaar. Zo te schatten is ze rond de vijftig, een gemoedelijk type dat graag met haar klanten een borreltje drinkt.

Dan heerst er weer die vreemde stilte, net het uur u. De spanning is bijna tastbaar en kan bij het kleinste incident, elk moment, losbarsten. Vergeten of misschien bewust uitgewiste herinneringen drijven naar boven. Het gevoel dat je iets misdaan zou kunnen hebben waarvan je nog geen weet hebt, de angst om aan de grens geweigerd en terug gestuurd te worden.

Volgens de officiële brief die ik heb meegekregen, ben ik als medewerker van het transportbedrijf Van der Wal International erop uit gestuurd om de toestand van de wegen, de benzineprijzen en de doorstroming aan de grensovergangen te bestuderen en hier verslag over uit te brengen. De brief is tien minuten voor ons vertrek in elkaar gezet, vijfvoudig uitgeprint en van een stempel voorzien. Een document zonder stempel is in Oost-Europa geen document, en hoe meer stempels hoe meer respect. Maar een garantie is dat ook niet.

Naast deze brief voelt nu vooral mijn Duitse paspoort als een kogelvrij vest. Opeens ben ik iemand met het juiste paspoort. Tegelijkertijd weet ik ook dat het - als je eenmaal de grens over bent - allemaal wel meevalt.

Na twee uur wachten gaat het licht op groen. We mogen de terminal op. Dit blijkt een enorme parkeerplaats te zijn, waar we samen met honderden andere vrachtwagens per sector worden geplaatst.

Het aangrenzende douanegebouw doet van binnen erg aan vroeger denken: in het midden staan banken voor de chauffeurs, die hier in het schemerdonker zitten. De ambtenaren zitten achter het glas van de manshoge loketten in hoefijzervorm eromheen. Door het felle licht lijken ze acteurs in een groot aquarium. Hun bewegingen zijn zonder haast en zonder het machtsvertoon dat ik me nog van vroeger herinner. Ze lijken oververmoeid. Alleen de strikte indeling in licht en donker schept nog de oude strenge hiërarchie.

Na drie uur zijn we eindelijk klaar. Maar dan moeten we weer een paar uur wachten tot alle documenten klaar zijn en onze sector D mag vertrekken naar het Wit-Russische controlepunt. Het is een marathon die erg aan je krachten vreet, we besluiten om even te gaan pitten, ook al is het maar voor drie uur.

It's a man's world
Vrouwelijke chauffeurs ben ik in Oost-Europa niet tegengekomen. Er gaan wel regelmatig vrouwen mee op reis, maar dan de echtgenotes van de chauffeurs, lifters of andere vriendinnetjes, hoewel dat laatste niet vaak voorkomt.

Verder werken de vrouwen in de bediening van de mannen, bij wijze van spreken als hun verlengstuk. Of het nu een vrouwelijke ambtenaar aan de grens is of een serveerster in een truckstop, ze zijn over het algemeen nadrukkelijk opgemaakt en uiteraard op hoge hakken. De rollen zijn er heel duidelijk verdeeld. En de chauffeurswereld is een wereld van mannen.

Een vrouw op zo'n truck, met een camera en een open nieuwsgierige blik, waaraan je meteen ziet dat ze niet uit Rusland komt, riep veel vragen op. Ik werd aan een stuk door gadegeslagen, maar niemand die iets durfde vragen. Aleksandr vertelde me dat zijn collega's vooral benieuwd waren naar mijn eet- en wasgewoontes. Ze hadden erg met hem te doen, opgezadeld als hij was met zo'n verwend westers kreng.

Maar omdat je wel vaker langere stukken met dezelfde trucks oprijdt, kreeg ik op gegeven moment wel vragen over wat ik deed en waarom ik dat deed. Niet dat ze het echt snapten - ik bleef de westerse vrouw - maar het contact werd iets hartelijker. Al aan de Poolse en Wit-Russische grens had ik de naam opgebouwd die mij de rest van de weg zou achtervolgen. Ik werd gewoon de vrouw die in staat is met één hand een sigaret te rollen. En dat dwong bij de stoere kerels een zeker respect af, dacht ik.

Maar die ene keer dat ik het er met Aleksandr over had, gaf hij mij een hele andere kijk op de dingen. Het was geen stoerheid waardoor ze zo stil tegenover mij waren, maar verlegenheid. Ze konden me gewoon niet goed plaatsen in hun wereld. Verlegenheid had ik er nog het minst achter gezocht, niets is inderdaad wat het lijkt.

Voor het officiële gedeelte - de grensovergangen, de verkeerscontroles enzovoort - had mijn aanwezigheid tegen alle verwachtingen in eerder een positief effect. Onze truck kreeg al gauw een bepaalde naamsbekendheid. Aan de grens wisten de douaneambtenaren vrijwel altijd dat we eraan kwamen. Dit heeft het afhandelen van onze papieren vaak versneld. Zelfs de beruchte Wit-Russische ambtenaren laten ons met een knipoog vertrekken, al was het wel nadat ze mijn paspoort zo'n vijf keer hadden doorgebladerd.

Het wachten
Tijd was overvloedig en traag. Zo was het, zo kan ik me het leven van vroeger herinneren. Lange zomervakanties, nachtelijke gesprekken, en overdag mensen die uit het raam staarden om te zien wat er in hun straat gebeurde. Er was geen reden om je te haasten. Mensen gingen spontaan bij elkaar op bezoek zonder van tevoren af te spreken. Er waren ook veel saaie uren die niets opleverden, zonder doel, zonder stuwkracht van hoop...

Wachten vereist geduld, en ik besef opeens dat ik het wachten verleerd ben. Zelfs de in geduld getrainde Oost-Europese chauffeurs krijgen er last van. Ongeveer een derde van hun werktijd brengen ze wachtend door, voor de stoplichten, in de files in West-Europa, maar vooral bij de grensovergangen. Het is verloren tijd die ze later door het maken van overuren moeten inhalen.

Een rij van een kilometer aan de Wit-Russische grens kun je makkelijk omrekenen in negen uur wachttijd, afhankelijk van zoveel dingen: hoeveel mensen aan de grens dienst doen, wanneer de dienstwisseling is, of je documenten honderd procent in orde zijn. Maar het gekke is dat het soms juist omgekeerd gaat. Als je problemen verwacht loopt alles vlot. Dit zou je de menselijke factor van Oost-Europa kunnen noemen, die het leven daar zo onvoorspelbaar en onberekenbaar maakt.

Ik zie weer de oververmoeide en gestresste gezichten van de chauffeurs voor me die op hun beurt wachten, maar ook de opluchting als ze met zekere tred naar hun truck lopen om eindelijk weer te vertrekken. Eindeloos roken, eindeloos gescheld via de zendbak, voor sommigen alcohol en prostituees om de spanning kwijt te raken.

Mijn chauffeur Aleksandr is een uitzondering op de regel: hij rookt niet (meer), hij drinkt ook als zijn werktijd erop zit niet, hij gaat niet naar de hoeren. Maar ook een evenwichtig persoon als hij kan de druk soms niet harden: een beetje gescheld met de collega's lucht dan op. Vergeleken met anderen is hij echter een lammetje. Zou dat door mij komen?

Als je niet rookt, niet drinkt enzovoort, hoe breng je dan de tijd door? Als Aleksandr het zakje zonnebloemenpitten tevoorschijn tovert weet ik hoever het is. Hij schrijft berichten naar huis, hij controleert voor de zoveelste keer zijn documenten, hij stapt uit en maakt een babbeltje met zijn collega's. Welke bestemming, wat ben je tegengekomen. Soms lijk het op het praatje van de buurvrouwen in mijn eigen straat. Er gebeurt niets. De stilstand is dodelijk. Dat is het wachten...

Gastvrijheid
Ik kende het van de Russische trein dat je opeens met wildvreemde mensen een of meerdere nachten een coupé moet delen. Al snel raak je in gesprek over het waarheen en waarom. Vaak gebeurde het dat ik werd uitgenodigd om mee te drinken of dat mijn medereizigers me de hele nacht vermaakten met hartverscheurende verhalen. En als mijn medereizigers niet erg spraakzaam waren, dan gebeurde er wel iets in de coupé naast mij wat uitliep op heftige nachtelijke zittingen.

Het praten met vreemden die je nooit weer zult zien, kan enorm opluchten. Het is de Russische variant van psychotherapie. Maar waar het mij eigenlijk om gaat is de afwezigheid van het begrip privé-ruimte. In Rusland lijkt het onderscheid tussen 'mijn' en 'dijn' in de dagelijkse omgang niet te bestaan.

Ik probeer het gemak waarmee Aleksandr zijn cabine met mij deelde, iets van de toch al schaarse ruimte afstond zodat ik me thuis zou voelen, en ook de gulheid waarmee hij mij telkens weer trakteerde, te vertalen naar een situatie in Nederland, maar kan er niets voor vinden. Aleksandr was enigszins verontwaardigd toen hij de hoeveelheid eten zag die ik uit puur overlevingsinstinct had meegenomen. Hij was gekwetst als gastheer. Voor mijn chauffeur is gastvrijheid een van de grondprincipes.

Als hij mij over gierige (Russische) kennissen van hem vertelt vertrekt zijn gezicht van minachting. Vrekkigheid is een ondeugd, volgens de goede oude traditie ben je verplicht om dat wat je hebt te delen. Maar bij de Russische gastvrijheid, waarbij de gast onvoorwaardelijk als koning wordt behandeld - met als keerzijde dat hij ook niets mag weigeren - komt nog iets anders kijken. Er wordt uitgepakt alsof deze ontmoeting, ja zelfs deze dag, de laatste was.

Twee weken met zijn tweeën opgesloten zitten in zo'n cabine is voldoende om aan het einde van de rit als vriend of vijand uit elkaar te gaan. Elke ruimte stelt haar wetten en bepaalt hoe je met elkaar omgaat. Vreemd genoeg heb ik er voor de reis nooit bij stilgestaan dat het ook mis zou kunnen gaan. Toen ik in Utrecht opstapte en Aleksandr voor het eerst zag had ik meteen het gevoel dat het goed zat: iemand met zo'n stevige handdruk en zo'n brede vriendelijke glimlach laat je niet in de steek. Daar kun je van opaan.

Na deze reis durf ik te zeggen dat het merendeel van het vrachtwagenvolk - op enkele brutale en onbeschofte uitzonderingen na, die in de regel alleen korte afstanden rijden - heel erg collegiaal, behulpzaam en vreedzaam met elkaar omgaat. Vooral bij de mensen van de lange afstand heerst sterke solidariteit, een soort verbroederende eensgezindheid die je nodig hebt in je dagelijkse gevecht tegen obstakels als grenswachters, corrupte agenten in burger of uniform, slechte eettentjes en natuurlijk de beroerde wegen.

Omdat ik zonder voorbehoud meekeek en (wel op mijn manier, met de camera) met alles meedeed, omdat ik me helemaal aan zijn ritme aanpaste, werd ik voor twee weken een onderdeel van dat wereldje dat zo op zich zelf staat. Ik had opeens dezelfde vijanden, en dat verbroedert enorm.

De truck
De meeste tijd brengt de chauffeur in zijn truck door. De cabine is voor hem een tweede thuis. Je werkt er, eet er, slaapt er, en je wilt er uiteraard ook trots op zijn. Mijn chauffeur heeft hier alle reden toe want hij rijdt een vrijwel nieuwe DAF, terwijl de meeste collega's het met een afgeschreven, slecht onderhouden truck moeten doen.

Hij houdt de boel heel netjes, vrijwel elke dag is er een schoonmaakbeurt. Dat gaat, net als het scheren 's ochtends als vanzelf en komt niet door mijn aanwezigheid. Aleksandr heeft in Oost-Duitsland gediend, vandaar misschien zijn soldateske discipline. Sommige Oost-Europese chauffeurs koken er zelfs, dat wil zeggen dat ze een blikje vlees of vis opentrekken en er macaroni bij koken, om wat geld te besparen, maar misschien ook uit de behoefte om 'thuis' te koken.

Aleksandr doet dit niet. Hoewel zijn koelkast uitpuilt van de heerlijkste lekkernijen, die zijn vrouw liefdevol voor hem heeft klaar gemaakt, is de koelkast alleen voor slechte tijden. Met uitzondering van de thee 's ochtends eten we altijd in een truckercafé. Dat schept een extra mogelijkheid om even wat mensen te ontmoeten en frisse lucht te happen.

Buitenruimte
Op 23 april sluipt het wereldnieuws via de radio de cabine binnen. De dood van Jeltsin. Dit is vreemd genoeg ook de enige gebeurtenis van buitenaf die ik me van deze reis kan herinneren. Het buiten blijft beperkt tot de situaties rond de weg, het landschap en onze gesprekken. De voorruit wordt een soort televisiescherm, Aleksandr een commentator die het beeld met encyclopedische nauwkeurigheid van commentaar voorziet.

Naarmate we verder naar het oosten gaan en we de drukte op de weg, de files en de eentonige landschappen achter ons laten raakt ook het oog minder vermoeid. Binnen in de cabine zijn nu meer prikkels en heerst een heel andere dynamiek, die op buitenstaanders mogelijk chaotisch overkomt.

Soms luisteren we op kanaal 18 mee. De chauffeurs doen er op een korte afstand zakelijke mededelingen (waar politie staat, waar een file is, enzovoort). Politiek is vrijwel geen topic, slechts een keer worden we bij toeval getuigen van een spannende discussie.

Twee Wit-Russische chauffeurs direct achter ons krijgen opeens zonder speciale reden een heftig politiek meningsverschil. Terwijl de tegenstander van Loekasjenko zich opwindt over diens krankzinnige politiek, die vooral de eerlijke hardwerkende mensen treft, schermt de pro-Loekasjenko man met het argument dat hij maar beter kan ophoepelen als het hem niet bevalt. Dit soort radicale argumenten heb ik wel vaker gehoord. Terwijl de voorstander zich na een tijdje stiekem terugtrekt gaat de tegenstander maar door met zijn monoloog. Hij windt zich steeds meer op, zijn tirade weerklinkt als zwaar geweergeschut in onze cabine.

Daarna was het heel lang erg stil. Dat was in Polen. In Wit-Rusland, na Brest, beginnen ook onze gesprekken opeens wat serieuzer te worden. De ironie van de geschiedenis wil dat 68 jaar na dato een Rus en een Duitse - dicht op elkaar - door gebieden rijden waar hun voorouders tijdens de Tweede Wereldoorlog man tegen man hebben gevochten. Ondanks dat alles zijn we in een feestelijke stemming sinds we het bolwerk Brest hebben genomen en dus de reis samen voort kunnen zetten, verbroederd zoals het hoort in een wereld van mannen.

We rijden door weids landschap, het oog wordt opgezogen door de horizon die met elke genomen bocht steeds verder en verder lijkt. In de oorlog zijn hier miljoenen voor eer en vaderland gesneuveld, zonder dat ooit hun stoffelijk overschot werd gevonden. Onbekende soldaten gestorven in bloed, modder en ellende. De natuur hier is zo mooi en tegelijkertijd zo onverschillig. Aleksandr begint me ondertussen 'mijn Duitser' te noemen.

Saratov
De eerste langere stop is Saratov. Thuis voor Aleksandr. Zijn familie heeft mij voor morgenavond heeft uitgenodigd. Op mijn hotelkamer kijk ik vanuit mijn royale bed - na een uitgebreide douche met onbeperkt warm water - naar de televisie.

Ook bij effen wegdek is het mij in de truck niet gelukt om te schrijven. Zelfs fotograferen gaat lastig. Door de goede vering van onze DAF wieg je aan een stuk door op en neer. In Saratov probeer ik voor het eerst sinds de Wit-Russische grens de gebeurtenissen van de laatste dagen te noteren, maar ik moet vaststellen dat alles vrijwel meteen door recente ontmoetingen wordt uitgewist.

Na Brest tikt de tachometer vrolijk mee, de stops lijken steeds korter en we lijken richting eindbestemming te racen. Geen douane, geen files die ons nog ophouden. Bij deze manier van reizen, met gemiddeld drie kwartier om te eten, hoort een bepaalde vluchtigheid van dingen die je nooit meer terug zult zien.

Van de stops zijn me behalve de ouderwetse interieurs met de obligate tv alleen een paar markante gezichten bijgebleven. Het door weer en wind getekende gezicht van een Kazach die oude wijsheid uitstraalde en - wat er ook gebeurde - onverstoorbaar rustig bleef. Hij was iemand die in de eindeloze rij voor de grens iedereen voor liet gaan, als die persoon maar een overtuigend verhaal had. Er waren kerels die op tijd op hun bruiloft moesten zijn, die een doodzieke moeder hadden of andere rampen verzonnen, zodat het zelfs de altijd evenwichtige Aleksandr ging irriteren. De Kazach was het soort chauffeur dat altijd op zijn gemak rijdt en in een trance overuren draait.

Ik zie ook weer het moment voor me dat we hem inhaalden, wat me verbaasde omdat we hem aan de grens ver achter ons hadden gelaten. Hij stond met een kapotte truck, wachtend aan de wegkant. Dat zou hem veel tijd gaan kosten, en toch wist je dat hij wonder boven wonder uiteindelijk op tijd op zijn bestemming zou arriveren.

Of de drie Litouwers die door hun buikomvang zelfs bij Aleksander een grapje ontlokten. En natuurlijk de 'Dalnobojtsjik' (een truckstop in de buurt van Rjazan, Rusland) waar we de vier Kazachen weer tegenkwamen met wie we de vorige nacht tot laat hebben gezeten, omdat van een van hen de dochter jarig was. Dat was de man die zo mooi droevige liedjes kon zingen. Er zijn nog veel meer gezichten, maar die ben ik allang vergeten. Hoe moet je dit nou onder woorden brengen?

Jersjov
In Rusland kun je niet zomaar voor een kopje thee bij iemand langs gaan en meteen weer vertrekken. Daarvoor zijn de afstanden te groot. Er wordt al gauw een tafel gedekt met alles wat er in huis is.

Het is al laat als we het ouderlijk huis van Aleksandr verlaten, maar omdat er in Rusland nauwelijks verlichting is en pikdonker, lijkt het midden in de nacht. We worden met veel omhaal uitgezwaaid en gaan naar een jeugdvriend die een computer heeft waar ik wat noodzakelijke dingen kan kopiëren en branden. De computer van de jeugdvriend doet het niet erg goed, dus we vertrekken - nadat we weer uitgebreid thee hebben moeten drinken en vooral eten - naar een vriend van deze vriend. Hij lag al te slapen, maar ja, geen probleem: kom maar langs. De computer van de vriend van de vriend is iets sneller, maar heeft ook niet voldoende geheugen.

We zijn inmiddels met zijn vijven als we weer vertrekken, naar een vriend van een vriend van een vriend. De volgende vriend kent iemand die een soort internetcafé heeft. Het is al ver na middernacht en er staan vijftien mensen - geen idee waar ze allemaal vandaan komen - heftig te discussiëren over hoe mijn probleem verholpen kan worden, wat uiteindelijk ook lukt. Zo te zien hebben ze er zelfs lol in, terwijl ik me als brutale indringer steeds ongemakkelijker begin te voelen. Zoiets gebeurt niet vaak in het Zuid-Russische stadje Jersjov, op een uur rijden tot de Kazachse grens, en maanden later zal men het er nog over deze episode hebben. Ook dit is Rusland.

Corruptie
Wie Oost-Europa een beetje van binnenuit kent, weet dat steekpenningen, kleine cadeautjes voor grote diensten, bij het dagelijks leven horen. Het is een kringloop van diensten, en wie dit vernederend vindt, raad ik aan om thuis te blijven.

Bij elke grensovergang moet voor elke stempel een paar euro's over de toonbank worden geschoven. Het is een klein gebaar, met grote gevolgen. Als je denkt ze te slim af te zijn en geld wilt besparen kost dat je tijd die kan oplopen tot meerdere dagen. Als ze je toch laten gaan, nemen ze gegarandeerd een collega die achter je komt te pakken. Hoe je het ook draait, het is aan te raden om het probleem vreedzaam te verhelpen. Het geven van geld is een routinehandeling. De meeste bedrijven trekken er een bedrag voor uit.

De Polen, die vroeger ook niet vies waren van dit soort bijverdiensten, hebben het tandenknarsend moeten afleren. Ze worden door Europa op hun vingers gekeken. Wat opvalt is dat de corruptie naar het oosten toe steeds brutaler en minder voorspelbaar wordt.

In Kazachstan is het heel normaal dat ambtenaren hun hand ophouden en om geld vragen, mocht je het vergeten zijn. Ze kunnen ook in je persoonlijke spullen wroeten op zoek naar een cadeautje.

Aleksandr vertelt hoe enkele jaren geleden vier vrachtwagens van Duet worden aangehouden voor een routinecontrole. Terwijl de een hun paspoorten en documenten controleert - die allemaal in orde zijn - verstopt de ander een zak met marihuana onder de tent. Het bezit van drugs is een misdrijf, waar je voor de gevangenis in gaat. Ze willen tweehonderd euro hebben om het misdrijf ongedaan te maken. De chauffeurs beginnen te onderhandelen, tweehonderd is te veel, we geven jullie honderd euro. Nee, dat geld willen we niet hebben, ga maar rijden. De chauffeurs betalen het tandenknarsend uiteindelijk wel, want ze weten dat één telefoontje genoeg is en dat als ze bij het volgende controlepunt weer aangehouden worden, er dan al twee zakjes drugs onder hun tent liggen en ze het dubbele moeten dokken.

Ik vraag me af of het zou helpen om het salaris te verhogen, maar ik denk eerder van niet. Het gaat hier om vanouds ingeburgerde tradities. Met het geld worden grote gezinnen en dure minnaressen onderhouden.

Kazachstan
Na Saratov, nog in Rusland, begint de steppe. We overschrijden een natuurlijke grens en rijden een voor mij nieuw landschap binnen. Voor wie de steppe niet kent is dit een moeilijk uit te leggen natuurfenomeen: je moet het zelf ondergaan.

De steppe is vooral weids, zelfs de herinnering aan de Russische bossen verbleekt bij deze weidsheid. De hemel hangt er laag, bijna binnen handbereik, waardoor de vlaktes nog groter lijken. Bij goed weer kun je wel dertig tot veertig kilometer ver kijken. Alleen in de vroege ochtend is er nog wat leven te bespeuren als de dauwfrisse lucht de struikgewassen wat kleur geeft, maar zodra de zon hoger komt verandert de steppe in een stoffig tapijt, waar nog wat restanten grijsgroen en violetbruin in verweven zijn.

Terwijl je je in het begin verbaast, overvalt je na een dagenlange rit door de steppe een soort weemoed. Kilometers lang niets dan steppe, her en der een kerkhof, elke twintig kilometer een Salamat, een soort eethuis. Soms neem je in de verte in de berm een stip waar die op afstand op een grote steen of struik lijkt. Als je dichterbij komt zie je een hurkend mens in de berm met de rug naar de weg. Je vraagt je af hoe deze mens hier gekomen is, wat hij van plan is en hoe lang hij het (vooral zonder water) nog volhoudt.

Wat de tijd betreft kun je beter je westerse maatstaven overboord gooien. De traagheid van alles geeft een berusting in wat je nu bent en wat je op dit moment hebt. Er heerst een eeuwig uitgestrekt nu. Als je ooit hier zou gaan wonen, zou je net zo worden als dit landschap. Traag, onverschillig en vooral gierig. De nachten in de steppe zijn mooi en donker. De hemel is fluweel, zacht en diep. Na de hitte van de dag waait er een aangename koele wind. En als de honden in slaap zijn gevallen, is het er opeens stil, heel erg stil.

De meeste van mijn kennissen weten niet het verschil tussen Kazachstan, Kirgizstan, Oezbekistan, Azerbajdzjan, en alle die andere -stanen. Sommigen kennen Kazachstan nog wel van Borat, die het voordien vrijwel onbekende land opeens naamsbekendheid gaf. De Kazachen zijn er blij om, ze hebben veel geld aan de Engelse toeristen verdient die opeens hun land wilden ontdekken. Door de Kazachse overheid wordt nu hard aan een film gewerkt die als antwoord moet dienen.

Voor mij blijft dit land een vluchtige impressie van stof, wind en een dierlijk wilde geur. Lente in het oosten van Kazachstan. Het is net na de regentijd als ik er ben, aan weerszijden van de weg liggen prachtige meertjes die bij goed weer en licht een prachtige groenblauwe kleur hebben. Ze zien er vreedzaam en vooral verfrissend uit. Ik vraag waarom er niemand is. Aleksandr moet lachen om mijn praktische geest. De meertjes zijn van zoutwater en je kunt er niet eens komen. De grond eromheen is moeras dat je gewoon opslurpt. Gezien de waterschaarste in het land lijken het fatamorgana's.

We moeten nu ook vaker stoppen om water in te slaan. Waterputten zoals in Rusland zijn er niet, betaald douchen kan sowieso niet. Het wordt improviseren en besparen op dagelijkse hygiëne, maar het is te doen.

Hier en daar rijden we langs stukken waar wilde tulpen in bloei staan. Het is nog geen zomer, maar de lucht zit al vol fijnmazig stof dat je ook met lange kleren nauwelijks kunt weren. Van de plaatselijke bevolking draagt haast iedereen ook als er geen zon is een donkere bril. Veel vrouwen lopen met een mondmasker. Stof en wind maken dat je binnen de kortste tijd een onderdeel van dit stuk natuur bent.

Extreem
Aktaoe. Aktaoe. Steeds weer wordt er gesproken over de weg naar Aktaoe, als je het überhaupt een weg kunt noemen. Voor de chauffeurs heeft het een bijsmaak van modder en hel, moeilijkheden en veel tijdverlies. Nog dit voorjaar zat er weer een hele stoet trucks twee weken vast in de modder. Dat moet 'feest' zijn geweest. Rijden in Rusland en Kazachstan is op zich een groot plezier, je kunt flink gas geven, als er wegen zijn.

Maar het betreffende traject bestaat uit een soort brede veldweg, af en toe gaat er een bulldozer overheen om de schijn te bewaren. In de zomer is het een stofwoestijn, ook wel gevaarlijk omdat je door het stof niet meer ziet waar je rijdt, en in het voorjaar tijdens de regen verandert het in een grote modderpoel. Het probleem is de kleigrond die bij de kleinste hoeveelheid water vast en kleverig als deeg wordt.

Onze eindbestemming is Tengiz, halverwege Atyraoe en Aktaoe. Ik zal het grote avontuur dus niet meemaken, want de wegen naar Tengiz zijn redelijk. Maar een fotograaf zonder geluk is geen goede fotograaf. Je wordt altijd geholpen door het toeval. Precies de laatste nacht - we hebben al afscheid genomen - begint het opeens te regenen. Een klein beetje, maar net genoeg om de volgende dag, we zijn net een uur onderweg, vast te lopen. Aleksandr begint te vloeken.

Terwijl hij bezig is om kettingen om de banden te leggen verschijnt aan de horizon een hele rij jeeps. Ze lijken als in een goedkope actiefilm uit het niets te komen. Als op commando springen twintig mannen uit de jeeps. Twintig man met zo'n vijftien camera's, die gaan filmen hoe drie van hun jeeps onze DAF uit de modder trekt. Het blijkt een toeristische groep uit Moskou te zijn op zoek naar modder en moeilijkheden, die heel wat geld voor zo'n extreme toestand over heeft. De jeeps doen drie pogingen, maar als het niet lukt verdwijnen ze even plotseling als ze zijn gekomen.

We hebben geluk, na vijf minuten komt er een Kamaz langs die ons er met alle gemak uit trekt. We hoeven niet eens te betalen, omdat het Russen zijn. Het duurt nog geen uur of we zitten weer vast. Het gaat maar om een stukje van een kilometer, maar de weg is er zo slecht dat er tractors ingezet worden om auto's en trucks één voor één over het moddergedeelte te trekken. In totaal zijn we drie uur kwijt, wat voor een zondag nog meevalt.

Aleksandr is opgelucht, maar reageert nogal sceptisch als ik hem wijs op de snelweg die parallel aan onze weg wordt aangelegd. 'Met dat stukje zijn ze al jaren bezig, ik zal niet het meer meemaken dat ze klaar zijn.'




Sinds ik in Nederland terug ben krijg ik af en toe een kort sms-bericht van Aleksandr over waar hij is en wat hij allemaal zo meemaakt. In Kazachstan is het overdag 45 graden, om 6 uur in de ochtend staat de thermometer er al op 25 graden. Een hel! De echte hitte heb ik niet meegemaakt, maar ik begrijp nu ook waarom de asfaltwegen zo geribbeld zijn. Er is zoveel stof dat je nauwelijks kunt zien waar je rijdt. Onlangs heeft hij een klapband gehad en is met de truck in de berm beland. 'Gr. A.S.'

Binnenkort gaat hij met vakantie. Hij is dan na maanden voor het eerst langere tijd bij vrouw en kind. Na een week zal hij wel weer onrustig worden. Het mooiste moment van de reis is dan ook het ogenblik dat je de truck start, het hek opengaat en je weer mag vertrekken.



Omhoog
Terug naar artikelen