Wendy Z. Goldman
Terror and Democracy in the Age of Stalin. The Social Dynamics of Repression
Cambridge University Press
New York 2007
274 blz.
ISBN 0521685095
$22,99

Daders en slachtoffers

Marc Jansen

Waren in de Grote Terreur van de jaren dertig in de Sovjet-Unie de machthebbers de daders en de burgers de slachtoffers? Of waren machthebbers soms ook slachtoffer en burgers ook dader? Dat laatste is de mening van Wendy Goldman, hoogleraar geschiedenis in Pittsburgh. In haar recente boek over terreur en democratie onder Stalin verdedigt zij de stelling dat de bevolking zelf volop aan de terreur meedeed.

Goldman, specialist op het gebied van vrouwen in postrevolutionair Rusland, onderzoekt hoe er op lager niveau met de terreurinstructies van de partijleiding werd omgesprongen. Daarbij laat zij, overigens niet als eerste, zien dat die leiding in dezelfde jaren verbazend genoeg ook democratisering propageerde. Sterker nog, die democratie (in sovjettermen) heeft volgens haar krachtig aan de terreur bijgedragen.

De moord op de Leningradse partijchef Sergej Kirov eind 1934 - in de literatuur vaak gezien als het begin van de terreur - werd door Stalin en zijn collega's inderdaad voorgesteld als het topje van een steeds verder om zich heen grijpende samenzwering van binnen- en buitenlandse vijanden. Zij eisten dat de bevolking actief jacht zou maken op gewezen aanhangers van de partijoppositie.

Maar volgens Goldman bestond hiervoor op de werkvloer weinig animo. Al bewees men lippendienst aan de waakzaamheidscampagne, gewezen oppositionelen werden doorgaans ongemoeid gelaten. Dit veranderde toen de partijleiding een tweede massacampagne startte, voor democratisering, en de arbeiders opzette tegen corrupte en nalatige functionarissen.

Onder arbeiders bestond veel onvrede, die geen uitlaatklep had. Met lage lonen, slechte leefomstandigheden en veelvuldige bedrijfsongelukken was hun leven zwaar. Chefs zaten vast op hun plek zonder dat zij zich in de ogen van de arbeiders veel aantrokken van hun problemen.

Daarom bereikte de partijleiding meer toen zij 'industriële sabotage' aan de beschuldigingen toevoegde. De veiligheid in de bedrijven vertoonde veel gebreken, al kwam dit eerder door het halsbrekende tempo van de industrialisering dan door doelgerichte sabotage.

Begin 1937 sloeg het centrale partijcomité spijkers met koppen. Doel was de partij nieuw leven in te blazen én de vijanden te bestrijden. De twee taken dacht men goed te kunnen combineren door middel van zowel democratie als repressie. In afwijking van de gebruikelijke praktijk drongen de partijleiders opeens aan op het houden van geheime verkiezingen met meer kandidaten voor partij- en vakbondscomités. Leden werden aangemoedigd hun democratische rechten uit te oefenen, verborgen vijanden aan de kaak te stellen, hun chefs te kritiseren en zo nodig te verwijderen.

Er waren echter strikte grenzen aan de democratisering gesteld. Zij mocht zich niet tegen de communisten keren, noch de jacht op vijanden van het volk ondermijnen, en het was niet de bedoeling dat de vakbonden nu echt arbeidersbelangen gingen behartigen.

De verkiezingen brachten ook geen nieuw slag mensen aan de leiding. Een derde van de vakbondschefs werd gearresteerd, maar de nieuwe functionarissen die hun plaatsen innamen trokken zich het lot van de arbeiders niet meer aan dan de oude.

Blijkbaar wilde Stalin met repressie van bovenaf en door van onderop de kiezers tegen hen te mobiliseren, de machtige, moeilijk te controleren regionale partijklieken in de tang nemen. Opmerkelijk genoeg ondersteunden de regionale partijleiders de voorgestelde maatregelen van ganser harte. Ze zagen de campagne als middel tegen gewezen oppositionelen en vermoedden niet dat zij tegen het middenniveau van de partij was gericht. Maar toen de partijcomités eenmaal wakker geschud waren, zouden velen van hen met hun eigen wapens worden vernietigd.

De mix van democratie, industriële sabotage en lokale grieven werkte volgens Goldman als olie op het vuur van de terreur. Bij vakbondsverkiezingen van hoog tot laag werden de oude leiders eruit gegooid. Dit ging gepaard met een onstuitbare reeks aanvallen op gewezen oppositionelen en arrestaties door de staatsveiligheidsdienst NKVD van zowel oude als nieuw gekozen functionarissen.

Oud zeer, persoonlijke motieven, problemen op het werk, er waren genoeg redenen elkaar te beschuldigen en 'ontmaskeren' als 'vijand van het volk' en 'saboteur'. Door anderen aan te klagen dacht men de eigen loyaliteit te tonen. Cv's van collega's werden uitgevlooid op misstappen die tegen hen konden worden gebruikt: een verkeerde sociale herkomst of vroegere politieke activiteit, banden met arrestanten, ideologische fouten, bedrijfsongevallen. Uit puur lijfsbehoud schreef men spontaan aangiftes.

De informatie ging naar de NKVD, die de verdachten oppakte, verhoorde en onder druk zette om weer nieuwe 'medeplichtigen' aan de kaak te stellen. Weldra richtte de kritiek zich tegen de critici zelf en werden zij van daders tot slachtoffers. Zo kreeg de repressie in korte tijd een massale omvang, zowel wat betreft het aantal slachtoffers als het aantal daders, aldus Goldman.

Anders dan de terreur had de democratie nauwelijks uitwerking. Het leven van de arbeiders verbeterde er niet door. Eind 1938 werd het gezag van vakbondsfunctionarissen hersteld en de arbeidsdiscipline verscherpt. De democratiseringscampagne kwam ten einde en verkiezingen waren voortaan weer even gemanipuleerd als vroeger.

Goldman verzet zich tegen wat wordt genoemd het totalitaire model. De terreur was volgens haar niet enkel het resultaat van een reeks bevelen van Stalin c.s. gericht tegen een hulpeloze bevolking. Miljoenen mensen deden mee en voerden de bevelen uit. Er valt in haar ogen geen scherpe grens te trekken tussen aangeklaagden en aanklagers, zuiveraars en gezuiverden, of schuldigen en onschuldigen. Figuurlijk uitgedrukt: 'De slang die zijn staart verslond, bereikte het punt waar zijn bek zijn kop opslokte.'

Daar zit ongetwijfeld veel waars in. Maar er valt tegenin te brengen dat massamobilisatie juist heel goed past in het totalitaire model. Bovendien, wat heeft het met democratie te maken als mensen op vergaderingen, doodsbang het volgende slachtoffer te worden, de schuld op anderen proberen te schuiven?

Nog iets anders is dat de overgrote meerderheid van de ruim anderhalf miljoen arrestanten van de Grote Terreur van 1937-1938 door de NKVD werd opgepakt in het kader van de massaoperaties tegen groepen burgers. Hier waren bevelen van Stalin en zijn adjudant Nikolaj Jezjov, chef van de NKVD, wél cruciaal.