Vincent Oude Lansink
Op 21 januari 2011 waren er in Tirana, de hoofdstad van Albanië, grote rellen. Er kwamen vier mensen om het leven doordat ordetroepen hardhandig optraden tegen de anti-regeringsdemonstratie die georganiseerd was door de oppositionele Socialistische Partij van Albanië (PS). Premier Sali Berisha, leider van de Democratische Partij van Albanië (PD), beschuldigde de PS van het aansturen op een machtsomwenteling à la Tunesië. Maar terwijl president Ben Ali van Tunesië al een jaar van het toneel is, zit Sali Berisha nog steeds op het pluche. Deze politieke overlever heeft sinds Albanië uit zijn communistische isolement kwam vele stormen overleefd. En ook de onrust in januari 2011 bracht hem niet van zijn stuk.
Sali Berisha is sinds 2005 premier van Albanië, nadat hij van 1992 tot en met 1997 al president was geweest. Toentertijd was de hartchirurg vooral populair geworden als de man die een einde maakte aan het communisme en Albanië door de transitie leidde.
Albanië was - anders dan de andere landen achter het IJzeren Gordijn - totaal van de buitenwereld geïsoleerd door dictator Enver Hoxha. Auto's waren er bijna niet en religie was verboden, evenals elk contact met het buitenland. De grenzen waren hermetisch afgesloten en 700.000 bunkers, door heel het land gebouwd, moesten de bevolking beschermen.
Dit was het uitgangspunt toen Berisha, tot dan leider van de communistische partijorganisatie in het ziekenhuis van Tirana, in 1990 leider werd van de Democratische Partij. Hij is vanaf dat moment de onbetwiste nummer één van de PD. Deze partij werd de meest prominente stem van de oppositie, die in die tijd van omwentelingen in Oost-Europa streed tegen de alleenheerschappij van de communistische partij. Op 9 april 1992 werd Berisha gekozen tot de eerste president van postcommunistisch Albanië.
Nadat het land langzaam uit zijn volledige isolement was gekomen en de economie werd hervormd en onstuimig begon te groeien, brak er in 1996 en 1997 een periode van grote onrust aan. In de jaren na de machtsomwenteling in 1991 had een groot deel van de Albanezen zijn geld in piramidespellen gestoken. Zij werden verblind door de vooruitzichten op hoge winsten. Door het isolement waarin de Albanezen zich voor 1991 bevonden was de gemiddelde Albanees op zijn zachts gezegd nogal naïef over de vrije markteconomie. Eind 1996 barste de bubbel. Twee derde van de Albanese bevolking verloor 1,2 miljard dollar.
Terwijl dit gebeurde en de eerste rellen in het land uitbraken bleef Berisha de bedrijven die verantwoordelijk waren voor de malaise, steunen. Uit de in eerste instantie ongeregelde chaos kwam uiteindelijk een rebellenbeweging naar voren die een groot deel van het zuiden van regeringscontrole ontdeed. Uiteindelijk werd er een VN-missie van 7.000 militairen gestuurd om het conflict te sussen. Dit was ook nodig: in deze periode vonden in totaal 2.000 mensen de dood. Uiteindelijk werd er voldaan aan de belangrijkste eis van de demonstranten en rebellen:het aftreden van president Berisha.
Weinigen verwachtten Berisha daarna nog terug te zien, maar hij nam plaats in de oppositiebanken, terwijl de Socialistische Partij de regering vormde. Sinds de val van het communisme maken de PS en de PD beurten de dienst uit in Albanië, waarbij zij elkaar permanent zeer fel bestrijden. Toen bij de parlementsverkiezingen in 2005 de Democratische Partij onder leiding van Berisha won, kon dat volgens buitenlandse waarnemers eerder worden gezien als een stem tegen de regerende socialistische regering dan als een stem voor Berisha en de zijnen. Er was gewoonweg geen alternatief voor de PS.
Obama met Berisha. Officiële foto van het Witte Huis (Lawrence Jackson)
Berisha voerde een populistische campagne, waarin de strijd tegen de corruptie het hoofddoel was. De strijd tegen corruptie werd tot hoofddoel van de Democratische Partij gebombardeerd. De corruptie was volgens de PD de hoofdoorzaak van alle economische en sociale misère. De PS, die van 1997 tot en met 2005 aan de macht was geweest, werd hiervoor verantwoordelijk gehouden. In haar campagne wees de PS op haar beurt op de gebeurtenissen van 1996 en 1997 en de vele beschuldigingen van corruptie en machtsmisbruik die aan Berisha kleefden. Echter zonder resultaat.
De parlementsverkiezingen van 2009 werden een nek-aan-nek race tussen beide partijen. Het nieuwe gezicht van de socialisten was Edi Rama, de toenmalige burgemeester van Tirana. Toen Berisha en zijn partij deze verkiezingen nipt wonnen, werden zij door de PS beschuldigd van verkiezingsfraude. Rama en de zijnen eisten hertelling van de stemmen.
Berisha verklaarde echter droogjes dat een hertelling ongrondwettig was. De PD vormde een nieuwe regering. Berisha en Rama bleven modder naar elkaar gooien. Hier had de gemiddelde Albanees uiteraard niets aan. In januari 2011 dook er een filmpje op waarin de vicepremier en vertrouweling van Berisha, Ilir Meta, openlijk praat over 700.000 euro aan smeergeld die werd betaald voor de aanbesteding van een waterkrachtcentrale. Dit filmpje was de directe aanleiding voor de anti-regeringsprotesten in januari 2011. Bijna een jaar later werd Meta eenvoudig vrijgesproken van alle beschuldigingen.
Uit interviews komt Berisha naar voren als iemand die van Albanië een modern Europees land wil maken. Toch is uit de praktijk duidelijk af te leiden dat Berisha geen tegenspraak duldt en zoveel mogelijk macht naar zich toetrekt. Dit lukt hem door een hoge dosis populisme en doordat hij er telkens in slaagt mensen aan zich te binden.
De publieke strijd die Berisha de afgelopen jaren uitvocht met Edi Rama is nu onder druk van de Europese Unie naar de achtergrond verdwenen. De EU dreigde met het opschorten van de toetredingsonderhandelingen als de politieke onrust zou aanhouden.
De politieke overlever Berisha zou over een aantal jaren de premier kunnen zijn die Albanië uiteindelijk van communistisch isolationisme naar toetreding tot de Europese Unie leidde. Berisha heeft te kennen gegeven niet weg te gaan zolang de Albanezen op hem blijven stemmen.