Geert Kessels
Hoewel Robert Fico's Smer-DS bij de parlementsverkiezingen in Slowakije van 12 juni 2010 de grote winnaar was, was zijn partij niet in staat om een nieuwe regering te formeren. Door de verliezen bij zijn bondgenoten en de problematische verhouding met de oppositie vond Fico geen coalitiepartners. Dit lukte de gezamenlijke oppositie wel. Met een meerderheid van 79 zetels in het parlement konden zij een regering vormen. Begin augustus werd hun regeringsprogramma in het parlement besproken.
De gang van zaken rond de vorming van een nieuwe regering was voor Robert Fico zuur, gezien de enorme verkiezingsoverwinning die zijn partij sociaal-democratische Smer-DS (Richting - Sociaal-Democraten) had behaald. Hij won 34,8 procent van de stemmen, ofwel 62 van de 150 zetels in het nationale parlement.
Ofschoon dit een overwinning van twaalf zetels betekende ten opzichte van de verkiezingen van 2006, was al direct uitgesloten dat de winst omgezet zou kunnen worden in regeringsdeelname. De oorzaak was het grote verlies van Fico's bondgenoten. Zo verloor de nationalistische Slowaakse Nationale Partij (SNS) elf zetels ten opzichte van de vorige verkiezingen.
Voor de Volkspartij - Beweging voor een Democratisch Slowakije (HZDS) van Vladimir Mečiár verliepen de verkiezingen echter nog desastreuzer. Zijn partij kon rekenen op de steun van slechts 4,3 procent van de kiezers, waardoor zelfs de kiesdrempel van 5 procent niet gehaald werd. Hierdoor zullen Mečiár en zijn partij voor het eerst sinds de onafhankelijkheid van Slowakije in 1993 niet in het parlement vertegenwoordigd zijn. De politieke carrière van de inmiddels 65-jarige Mečiár lijkt hiermee ten einde gekomen.
Hoewel hij door enkelen gezien wordt als de founding father van de moderne Slowaakse Republiek, zal hij waarschijnlijk de geschiedenisboeken ingaan als een opportunistische politicus die zijn land in de jaren negentig in een geïsoleerde positie bracht. Pas toen een eveneens verenigde oppositie hem in 1998 van een nieuwe regeringstermijn wist af te houden, slaagde Slowakije erin aansluiting bij Europa te vinden.
Het scenario van 1998 heeft zich nu herhaald: de zittende premier, die nog steeds over het grootste kiezersmandaat beschikt, wordt door de verenigde oppositie het verder regeren onmogelijk gemaakt. En evenals in 1998 zou dit tot een verbetering van de internationale positie van Slowakije kunnen leiden. Zo bestaat de mogelijkheid dat de onder Fico's regering beschadigde banden met buurland Hongarije zullen verbeteren nu de nieuwe regering zonder hulp van extreme nationalisten en populisten gevormd zal worden.
De nieuwe regering is een coalitie van de christen-democratische Slowaakse Democratische en Christelijke Unie - Democratische Partij (SDKÚ-DS), de katholieke Christen-Democratische Beweging (KDH), de liberalen van Vrijheid en Solidariteit (SaS) en de partij van de Hongaarse minderheid Most-Híd ('Brug' in het Slowaaks en het Hongaars). Zij hebben in het parlement samen een meerderheid van 79 zetels.
Hoewel de christen-democraten ten opzichte van de vorige verkiezingen drie zetels verloren, leveren zij de nieuwe premier. Iveta Radičová, die de van corruptie beschuldigde voormalige premier Mikulas Dzurinda als leider van de SDKÚ-DS opvolgde, is de eerste vrouwelijke premier van Slowakije geworden.
Hoewel hun standpunten sterk verschillen, zijn de nieuwe regeringspartijen verenigd in hun weerstand tegen Fico en zijn bondgenoten. Gedurende de verkiezingscampagne hebben zij continu gehamerd op hun wil om gezamenlijk een vuist tegen Fico te maken. Deze wil is nu uitgekristalliseerd in een regeringsprogramma dat alle controversiële punten van de verschillende partijen mijdt. Zo zijn de legalisatie van softdrugs en het geregistreerde partnerschap voor homoseksuelen van de SaS en het verdrag met het Vaticaan van de KDH voorlopig in de ijskast gezet. Alle partijen lijken op dit moment de neuzen in dezelfde richting te keren en te focussen op het economische herstel van Slowakije.
Binnen de SaS leidde deze gang van zaken voor opschudding. Eind juli dreigden vier parlementariërs uit de partij te stappen omdat hun eisen niet in het regeringsprogramma werden genoemd. Deze afgevaardigden, die zich Obyčajní ludia (Gewone Mensen) noemen, waren bij de verkiezingen onderaan de SaS-lijst geplaatst. Door het ontvangen van een groot aantal voorkeurstemmen wisten zij toch in het parlement te komen.
Mochten zij zich afsplitsen, dan zou de regering nog maar 75 parlementariërs achter zich hebben staan. Dit werd voorkomen door ingrijpen van SaS-voorman Richard Sulík. Hij beloofde de vier parlementariërs in het vervolg meer zeggenschap in het regeringsprogramma. Hierop gaven zij hem de garantie de regering te zullen steunen.
Begin augustus werd het regeringsprogramma in het parlement besproken. In haar rede voor het parlement somde premier Radicová de zes belangrijkste doelstellingen van de coalitie op:
Het eerste punt lijkt op dit moment het meest van belang. De nieuwe minister van Financiën, Ivan Mikloš, die dit ook was van 2002 tot 2006, stelde vast dat Fico's regering weinig overgelaten had van het positieve kasboek dat hij destijds achterliet. Terwijl de crisis om zich heen greep, heeft de voorgaande regering volgens Mikloš nooit oog gehad voor deze realiteit. Ze bleef het geld in hetzelfde tempo uitgeven als toen het financieel nog goed ging met het land.
Om deze reden zal de huidige regering alle zeilen bij moeten zetten om het begrotingstekort de komende jaren terug te dringen. Dit jaar zal het tekort oplopen tot 8 procent van het bruto binnenlands product, terwijl het geraamd was op 5,5 procent. Mikloš voegde hier aan toe dat Slowakije Griekenland achterna zou zijn gegaan als Fico aan de macht was gebleven. De komende periode moet uitwijzen of de centrumrechtse coalitie het tij kan keren.