Tim Judah
Kosovo. What Everyone Needs to Know
Oxford University Press
New York 2008
184 blz.
ISBN 978-0-19-537345-5
€14,90
Jorie Horsthuis
Direct na de onafhankelijkheid van Kosovo in februari 2008 heeft Tim Judah, correspondent voor The Economist, opnieuw een boek geschreven over zijn geliefde regio. Kosovo. What Everyone Needs to Know is speciaal gericht op lezers die nauwelijks bekend zijn met dit gebied en in korte tijd willen begrijpen wat er speelt.
In zijn voorwoord verdedigt Judah zich direct tegen de kritiek die Kosovospecialisten mogelijk kunnen hebben op zijn boek. 'Als je je verwondert waarom dit of dat er niet in staat, komt dat omdat dit boek niet is gericht op specialisten,' schrijft hij.
De correspondent heeft de afgelopen decennia zoveel kennis opgedaan over het gebied dat het mooi zou zijn als hij dat met een zo groot mogelijk publiek kan delen. Opvallend is echter dat hij op cruciale punten informatie weglaat die hij in zijn krantenartikelen juist uitgebreid heeft belicht. Het betreft informatie die niet als te academisch of te ingewikkeld hoeft te worden beschouwd, en die voor de lezer essentieel is om de ontwikkelingen in het nieuwste land van Europa beter te begrijpen. Maar daarover later meer.
Judah begint zijn boek met een uiteenzetting over het gebruik van namen, altijd weer een gevoelig onderwerp als het om Kosovo gaat. Serviërs noemen de hoofdstad Priština, terwijl de Albanezen het liever hebben over Prishtina of Prishtinë, afhankelijk van de situatie. Om nog maar te zwijgen over de steden in beide talen die compleet anders worden genoemd, zoals Uroševac (Servisch) versus Ferizaj (Albanees).
Hoe ga je als journalist met deze namen om, als je je neutraliteit niet in gevaar wilt brengen? Volgens Judah is er geen goed systeem te bedenken, omdat er altijd lezers zullen zijn die de schrijver zullen betichten van partijdigheid. Hij kiest ervoor soms de ene vorm te hanteren, soms de andere, en soms allebei. Dat is op zich al een interessante ontwikkeling, want tot in de jaren negentig gebruikten journalisten alleen de Servische namen.
De eerste hoofdstukken in het boek gaan over de geschiedenis van Kosovo en zijn inwoners. Judah zet helder uiteen dat er zoveel mythen bestaan over elementaire gebeurtenissen in het verleden dat haast niets met zekerheid kan worden gezegd.
Over bijvoorbeeld de vraag wie het eerst in Kosovo was - volgens beide bevolkingsgroepen een belangrijk onderwerp omdat dit aan zou kunnen geven wie 'recht' heeft op het grondgebied - lopen de meningen sterk uiteen. Serviërs en Albanezen redetwisten aan de hand van verschillende bewijzen al jaren over de vraag wie de oorspronkelijke bewoners van Kosovo waren, en of de Albanezen daarvan afstammen of niet. Judah beargumenteert dat de antwoorden op dergelijke vragen misschien niet eens zo belangrijk zijn. Volgens hem is het relevanter te onderzoeken welke versie van de waarheid mensen geloven, omdat dat uiteindelijk hun gedrag bepaalt.
Tot zover verschilt het boek van Judah, die in 2000 al Kosovo: War and Revenge schreef, weinig van andere standaardwerken over de regio. Wat het nieuwe boek echter onderscheidt van bijvoorbeeld het veelgeprezen Kosovo. A Short History van Noel Malcolm, zijn de hoofdstukken over de oorlog eind jaren negentig en de nasleep daarvan.
Met veel actuele observaties en levendige voorbeelden laat Judah zien hoe het leven voor de inwoners van Kosovo is veranderd sinds de komst van de internationale gemeenschap. Aan de hand van kleine details, zoals nieuwe telefoonnetwerken en nummerplaten op auto's, geeft hij de lezer inzicht in de manier waarop de Servische heerschappij uit dit gebied verdwijnt.
Waarom zijn de ontwikkelingen in Kosovo eigenlijk zo belangrijk voor het Westen? Volgens Judah zijn er twee belangrijke verklaringen. Ten eerste ligt het gebied 'niet in de achtertuin, maar in de binnentuin' van Europa, zeker nadat Bulgarije en Roemenië in 2007 toetraden tot de Europese Unie. Niemand wil dat dit 'Balkan-getto' (opnieuw) verandert in een zwart gat waarin de georganiseerde misdaad welig tiert en er een grote kans is op een nieuw conflict.
Ten tweede zijn alle ogen op Kosovo gericht omdat de onafhankelijkheid die in 2008 werd uitgeroepen een precedentwerking zou kunnen hebben op andere separatistische gebieden in de wereld. Het recht op zelfbeschikking van een natie (Kosovo-Albanezen) heeft in het geval van Kosovo gezegevierd over het recht op territoriale integriteit van een staat (Servië).
Judah bespreekt zowel het standpunt dat Kosovo als een uniek geval moet worden gezien, als het idee dat het als voorbeeld zal gelden voor afscheidingsgebieden als Transdnestrië, Nagorno-Karabach, Abchazië en Zuid-Ossetië. Welke argumenten wat hem betreft het meest steekhoudend zijn, vertelt hij er helaas niet bij.
Ook ontbreekt veel informatie over de politieke processen die er op hoog niveau hebben plaatsgevonden voordat de Kosovo-Albanezen de onafhankelijkheid uitriepen. Terwijl Judah redelijk uitgebreid ingaat op de rol van Rusland in het blokkeren van het Ahtisaariplan in de VN-Veiligheidsraad, schrijft hij haast niets over de grote invloed van de Amerikanen op het hele proces. Zo blijft de vraag waarom de Albanezen het toch hebben aangedurfd om zonder fiat van de Veiligheidsraad de onafhankelijkheid uit te roepen voor een belangrijk deel onopgehelderd.
Het meest opvallende in het boek is echter de vluchtige passage over de banden van de nieuwe Kosovaarse staat met de georganiseerde misdaad. Terwijl Judah in de Britse pers uitvoerig heeft geschreven over de vermeende criminele activiteiten van nieuwe politieke leiders als Hashim Thaçi en Ramush Haradinaj, rept hij hier met geen woord over in zijn boek. Hij citeert een prominente Bulgaarse sociale wetenschapper die zegt dat de grens tussen staat en de georganiseerde misdaad in de Balkan de minst bewaakte grens is, en vervolgt: 'Hoewel we dit moeten erkennen, evenals het feit dat drugs, prostituees, benzine en andere smokkelwaar de afgelopen jaren in en door Kosovo zijn gesmokkeld, is het ook belangrijk om de relevantie van dit fenomeen niet te overdrijven.' Dit lijkt een understatement, want even daarvoor schrijft hij: 'In Kosovo kunnen journalisten vermoord worden wanneer zij dit soort dingen proberen te onderzoeken.'
Zijn er onvoldoende bewijzen voor de connecties van de nieuwe Kosovaarse leiders met de georganiseerde misdaad, of is Judah zelf ook voor de druk van de maffia gezwicht? Het is jammer dat de rol van de maffia in de Kosovaarse samenleving maar zo kort in dit boek wordt behandeld, want dit onderwerp is essentieel om de recente ontwikkelingen in het land beter te kunnen begrijpen.