János Kornai
By Force of Thought. Irregular Memoirs of an Intellectual Journey
The MIT Press
Cambridge en Londen 2007
461 blz.
ISBN-10: 0-262-11302-3, ISBN-13: 978-0-262-11302-1
€40,35
Jan Limbeek
Zonder twijfel heeft Hongarije de bekendste naoorlogse Oost-Europese econoom voortgebracht: János Kornai. In zijn autobiografie By Force of Thought, Irregular Memoirs of an Intellectual Journey beschrijft hij de ontwikkeling van zijn gedachtegoed gedurende een halve eeuw.
Al in de eerste zin waarschuwt Kornai dat hij persoonlijke ontboezemingen zal vermijden, omdat hij daarvoor het literaire talent mist. Zijn echtscheiding wordt in een voetnoot vermeld. Het lijkt op valse bescheidenheid, maar voor de politiek en economisch geïnteresseerde lezer is het de juiste keuze. In 2007 won hij de Amerikaanse Ed A. Hewett Book Prize van de National Council for Eurasian and East European Research voor het beste boek over Oost-Europa.
Kornai werd geboren op 21 januari 1921 in een seculier joods gezin uit de hogere middenklasse. De opkomst van Hitler en de Tweede Wereldoorlog maakte de positie van de joden in Hongarije lastiger. Na de bezetting van Hongarije door de nazi's in maart 1944, werd de jodenvervolging meedogenloos. Na tien maanden bevrijdden de sovjetlegers Hongarije. Sommige Oost-Europeanen betwijfelen of er wel van een 'bevrijding' gesproken kan worden, maar logischerwijze gold dit niet voor Kornai en andere slachtoffers van de nazi's.
Een direct gevolg van de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog was dat Kornai negen jaar lang als orthodox communist door het leven ging en geen Duits-joodse naam meer wilde dragen (hij heette oorspronkelijk Kornhauser). Hij werkte bij de partijkrant Szabad Nép (Het Vrije Volk). In zijn memoires erkent hij beschaamd de ogen gesloten te hebben voor de vele misstanden van de Hongaarse variant van het stalinisme.
Pas in 1954 werd hij wakker. Hij begon zijn geloof in het communisme zoals dat toen bestond te verliezen, al bleef hij nog enkele jaren van mening dat het systeem verbeterd kon worden. Dit noemt hij zijn periode als 'naïeve hervormer'.
In 1955 ging hij werken bij het Instituut voor Economie van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. Van zijn verandering van opvatting maakte hij geen geheim, hetgeen niet al te veel problemen opleverde voor zijn wetenschappelijke carrière. Weliswaar werd Kornai tijdens de zuivering van 1958 ontslagen bij het Instituut voor Economie, maar hij kon gewoon voortgaan met economisch onderzoek. In 1967 keerde hij er fulltime terug. Sinds 1992 is hij verbonden aan het in dat jaar opgerichte Collegium Boedapest.
Het is boeiend om te lezen hoe een kapitalistische econoom zijn werk met weinig zelfcensuur in zowel Hongarije als het Westen kon publiceren, hoe hij zo vaak naar het buitenland kon reizen en economisch onderzoek in Hongarije kon verrichten. Zelf beklaagt Kornai zich nogal over de beperkingen die de autoriteiten hem oplegden en dat hij voortdurend moest laveren tussen wat hij werkelijk dacht en wat acceptabel was.
Maar hij genoot eigenlijk veel vrijheid, gezien zijn gedachtegoed, dat sterk conflicteerde met de Hongaarse communistische ideologie. Dit komt natuurlijk doordat Hongarije het meest verlichte land van het Oostblok was, wellicht het enige land dat een Kornai had kunnen voortbrengen.
Voor mij was het boek met name interessant omdat hij zijn boeken en artikelen (en af en toe die van anderen) opnieuw beoordeelt. Hij plaatst ze in de tijd en zegt waar hij niet meer achter staat en waar juist wel. Een heel hoofdstuk is bijvoorbeeld gewijd aan Economics of Shortage (1980), Kornai's meesterwerk over de onvermijdelijke tekorten die optreden in alle socialistische planeconomieën. Dat komt niet door fouten van planners of door 'verkeerde' prijzen, maar is inherent aan het socialistische systeem. Natuurlijk bestaan er gradaties. Hervormingen kunnen de tekorten verminderen, maar nooit wegnemen. Hongarije zelf was bijvoorbeeld een land van overvloed vergeleken met de Sovjet-Unie.
Hoe kon een boek met zulke fundamentele kritiek op het systeem legaal gepubliceerd worden? Ten eerste zag Kornai af van expliciete kritiek op de communistische partij en het bestaan van staatseigendom. De tweede reden blijkt uit de volgende anekdote. Een positieve beoordeling van een hoge overheidsfunctionaris was essentieel voordat het boek officieel verspreid kon worden. De toenmalige Minister van Financiën nam dit voor zijn rekening. Zoals zo vaak gebeurde, liet hij dat over aan een medewerker van zijn staf. Die medewerker kende Kornai en stelde hem in staat zelf een rapport te schrijven. Kornai beoordeelde zijn eigen boek uiteraard positief en verzweeg de verreikende implicaties.
Met wat zelfcensuur en connecties viel in Hongarije veel te bereiken. In de Sovjet-Unie kon het boek pas in de nadagen van Gorbatsjov verschijnen (Defitsit, 1990). Wel circuleerde het boek er in de samizdat.
In Economics of Shortage wordt het bekende concept van het soft budget constraint, waaraan Kornai eveneens een hoofdstuk wijdt, uitgewerkt. Van een soft budget constraint is sprake als een bedrijf voor zijn overleven niet afhankelijk is van inkomsten die het uit normale bedrijfsvoering genereert. Ook al verdient zo'n bedrijf te weinig, het gaat niet failliet omdat het door een hogere instantie gered wordt. De bedrijfsleiding zal vooral politieke connecties cultiveren. Als een bedrijf daarentegen afhankelijk is van inkomsten uit de bedrijfsvoering, dan zal het zich vooral op efficiëntie en winstgevendheid van de productie concentreren.
Als alle bedrijven in een economie een soft budget constraint hebben, zoals onder het socialisme, treden er dus tekorten op, zo concludeerde Kornai dertig jaar geleden. Sindsdien is zijn gedachtegoed geëvolueerd. Kornai vindt niet meer dat tekorten in de economie het grootste nadeel zijn van het soft budget constraint. Lage productiviteit, gebrekkige concurrentiekracht en verkeerde prikkels beschouwt hij nu als de grootste nadelige effecten.
Erg vreemd is het niet dat Kornai nu andere accenten legt, want de klassiek socialistische economieën zijn verdwenen. En daarmee de chronische tekorten. Het concept van het soft budget constraint is echter nog steeds relevant. Ook in Nederland. Denk aan de gezondheidszorg, het onderwijs en talloze non-profitorganisaties, die bepaald niet uitblinken in efficiëntie.
Sinds 1968 experimenteerde Hongarije met het Nieuw Economisch Mechanisme (NEM), de introductie van marktelementen in een socialistische planeconomie (het 'goulashsocialisme'). De commando-economie werd afgeschaft, evenals de centrale distributie van materialen, energie, arbeid en lonen. Het management kreeg beslissingsbevoegdheid, maar werd aangesteld of ontslagen door 'hogere' organen. Managers werden in het NEM aangezet om winst te maken. Maar als ze verlies leden, dan werden ze gered. De bureaucratie bleef de prijzen vaststellen. Soms simuleerde ze marktprijzen, soms stelden ze de hoogte van prijzen zodanig vast om bedrijven of producten winstgevend te maken.
Kornai speelde een belangrijke rol in de uitwerking van het NEM. Maar erg enthousiast was hij er niet over omdat hij gebonden was aan de randvoorwaarden van het systeem. Privatisering van staatseigendom was bijvoorbeeld niet aan de orde. Kornai vindt dat een markt niet kan functioneren zonder de overheersende aanwezigheid van particuliere eigenaren en particulier kapitaal.
Het NEM functioneerde slecht in de staatssector omdat de bureaucratie alles bleef bepalen en er geen plandiscipline meer was. Maar het leidde ook tot een groei van de niet-staatssector: echte coöperaties, particuliere bedrijfjes en de opkomst van de tweede economie (waar werknemers voor zichzelf werkten maar officieel werkzaam waren in de eerste economie). Van hun activiteiten profiteerden met name consumenten.
Onder andere door zijn ervaringen met het NEM ergert Kornai zich aan mensen die in theorie het goede van het socialisme willen combineren met het goede van het kapitalisme. Dat bestaat niet. Een combinatie van de voordelen van het socialisme (zoals geen werkloosheid en weinig ongelijkheid) met de voordelen van het kapitalisme (onder meer de machtige positie van de consument en meer groei) is een utopie. Veel mensen in Oost-Europa zijn teleurgesteld in het kapitalisme omdat ze geen nadelen verwacht hadden. Hun verwachtingen waren te hoog gespannen, aldus Kornai.
Na de val van de Muur hield Kornai zich vooral bezig met praktische economische aanbevelingen hoe de transitie het best zou kunnen verlopen. Hij ambieerde of accepteerde echter nooit een overheidspositie. In 1992 noemde Kornai Hongarije en andere transitie-economieën 'voortijdige welvaartsstaten' omdat de overheid te veel sociale verplichtingen op zich genomen had, terwijl ze daarvoor niet rijk genoeg was. Het klinkt onbehouwen rechts, maar Kornai kon door studie en reizen heel goed beoordelen wat realistisch was en wat niet.
Ondanks veelvuldige en langdurige uitstapjes naar westerse landen, bleef Kornai zijn hele leven in Hongarije wonen. Zelfs in de jaren dat hij verbonden was aan Harvard, van 1984 tot 2002, verbleef hij een deel van het jaar in Hongarije. Vandaar dat zijn boek ook aantrekkelijk kan zijn voor de lezer die slechts geïnteresseerd is in de politieke omstandigheden van Hongarije. Maar het lijkt mij dat enige economische belangstelling onontbeerlijk is om het boek echt te kunnen waarderen.