Johan de Boose
De poppenspeler en de duivelin. Reis naar de schimmen van Kroatië
Meulenhoff/Manteau
Amsterdam 2009
303 blz.
ISBN 9789085421801
€19,95
Tatjana Meijvogel-Volk
In zijn nieuwste boek De poppenspeler en de duivelin neemt Johan de Boose ons mee op een reis door Kroatië, van de kusten van Istrië en Dalmatië naar de hoofdstad Zagreb en het Slavonische binnenland. De grote vraag die hem bezighoudt is het waarom van de Balkanoorlogen in de jaren negentig. Hoe is het mogelijk 'dat zulke aardige mensen elkaar de schedel insloegen?'
Johan de Boose heeft veel kennis van de duizendjarige geschiedenis van dit stukje Europa en hij wil zijn lezers van zijn ontmoetingen met deze historie deelgenoot maken. De Boose is erin geslaagd om bij al zijn beschouwingen over de huidige tijd ook historische parallellen te vinden, of het nu gaat om Romaanse kathedralen in Zadar of de gotische kloosters in Dubrovnik, overal geeft hij details uit het verre en recente verleden van Kroatië en Joegoslavië.
Als gidsen op deze reis voert hij de poppenspeler en de duivelin ten tonele, wier ware identiteit de lezers onthouden wordt. Tijdens de reis ontmoet hij deze tegenpolen een aantal malen en hij laat hen, in ieder geval deels, de jongste geschiedenis van Kroatië vertellen.
De poppenspeler, een utopist en idealist, door De Boose 'de laatste Joegoslaaf' genoemd, en de duivelin, een Kroatische journaliste uit Bosnië die aan De Boose de opdracht meegeeft de waarheid te vinden. Waarover? Aan het begin van het boek belooft De Boose zichzelf en zijn lezers dat hij niet speciaal op zoek zal gaan naar de sporen van de laatste oorlog, maar… hij vindt ze overal, zoals hij aan het eind van het boek zelf ook zegt.
De Boose reist door een veelheid van landschappen, van het Dalmatische Karstgebergte via de hippe hoofdstad Zagreb naar de Slavonische stadjes en dorpjes, waar sinds de oorlog de tijd stil lijkt te hebben gestaan. Naast zijn beide hoofdfiguren ontmoet hij vele andere mensen uit alle lagen van de bevolking. Allen hebben hun eigen visie op de jongste geschiedenis en De Boose laat talrijke facetten de revue passeren, maar vermijdt het zelf duidelijk stelling te nemen.
Hoewel slavist De Boose beschikt over uitgebreide kennis van de duizendjarige geschiedenis van de Balkan, heeft hij niet veel op met Tito's Joegoslavië, dat hij in zijn boek reduceert tot een dictatuur en goelags. Maar juist hier had hij een aantal mogelijke oorzaken voor de gebeurtenissen van eind jaren tachtig kunnen vinden.
Wellicht heeft hij tijdens zijn reizen niet de juiste gesprekspartners over dit thema ontmoet? In ieder geval lijkt De Boose ervan overtuigd dat het 'experiment Joegoslavië' niet ten onder is gegaan aan concrete politieke en maatschappelijke strijd, maar vanaf het begin gedoemd was te mislukken.
Het boek zal zijn weg vinden onder een publiek van kenners en liefhebbers van Kroatië, al zullen die het af en toe wel met hem oneens zijn. Bijvoorbeeld wanneer hij de visie van de negentiende-eeuwse Kroatische literator Ljudevit Gaj over Joegoslavië afdoet als zijnde bij voorbaat onrealistisch, of wanneer hij de Kroatische boerenleider Stjepan Radić wel een nationalist noemt en de Servische moordenaar van Aartshertog Frans Ferdinand, Gavrilo Princip, niet.
Het taalgebruik van De Boose is bloemrijk en poëtisch. Zijn beschrijvingen roepen bij mensen die Kroatië kennen bijna letterlijk de geur van het land op. Dit boek is vooral een zeer persoonlijke poging om te begrijpen wat er in Kroatië en Joegoslavië vanaf het einde van de jaren tachtig gebeurde. Zelf heeft hij deze oorlog niet meebeleefd, maar met zijn uitbundige kennis van de Kroatische geschiedenis en cultuur probeert hij de dieper liggende oorzaken te doorgronden.