Ivan T. Berend
From the Soviet Bloc to the European Union. The Economic and Social Transformation of Central and Eastern Europe since 1973
Cambridge University Press
Cambridge 2009
299 blz.
ISBN 978-0-521-72950-5
€27,50
Jan Limbeek
In 2009 was het twintig jaar geleden dat de Oost-Europese planeconomieën omvielen. Een mooi moment om de sociaal-economische geschiedenis van die regio samen te vatten, zoals in From the Soviet Bloc to the European Union te lezen is.
De auteur, de Hongaar Ivan Berend, hoogleraar economie aan de Universiteit van California, vindt evenwel dat voor een goed begrip de geschiedenis moet beginnen in 1973. De oliecrisis van dat jaar was de aanleiding voor een langdurige periode van economische stagnatie in het Westen.
Maar uiteindelijk heeft zo'n periode van neergang ook voordelen. De beste bedrijven blijven over, verouderde economische sectoren verdwijnen, andere komen op. De structurele veranderingen en een nieuwe liberale ideologie (de 'Washington Consensus') vormden de basis voor een hernieuwde periode van groei.
In Oost-Europa vond na 1973 ook een neergang plaats. Het sovjetblok was, in tegenstelling tot de Sovjet-Unie in de jaren '30, sterk geïntegreerd in de wereldeconomie. Er was zwaar geïnvesteerd in traditionele industrieën (kolen, ijzer, staal, bulkchemie). De planeconomieën werden harder getroffen dan de economieën in het Westen, waar deze sectoren eveneens in verval raakten. Maar structurele veranderingen ontbraken, waardoor de economie zich niet kon herstellen. De ineenstorting die in 1989 kwam, was daarom onafwendbaar.
De vorm die de transitie kreeg had best anders kunnen zijn. Volgens Berend heeft de snelheid van de schoktherapie de economische neergang verdiept. Japan en China lieten zien dat ook zonder een verregaande liberalisering grote successen geboekt konden worden. Het gematigde beleid van Slovenië vormde eveneens een positieve uitzondering. Zo'n beleid van geleide modernisering zou volgens hem ten minste een deel van de neergang voorkomen hebben.
Een ander deel van de neergang had niet voorkomen kunnen worden. De wereldwijde recessie, die in 1973 begon, leidde niet tot structurele veranderingen. Na 1989 kwamen die pijnlijke aanpassingen alsnog.
De handelspolitiek van de EU hielp Oost-Europa aanvankelijk evenmin. De economische akkoorden die gesloten werden voorzagen in vrije handel binnen een decennium en een flinke verlaging van importbarrières binnen zes jaar. Uitzonderingen golden voor de terreinen waar het Oosten vrij sterk in was: textiel, staal, kolen, landbouw. De handelsbalans met de EU vertoonde overal oplopende tekorten.
Gunstige invloed heeft de EU natuurlijk ook gehad. De EU heeft tussen 1989 en 2004 204 miljard dollar overgemaakt. Vooral Tsjechië, Hongarije en Polen profiteerden hiervan. Na toetreding tot de EU ontvingen de nieuwkomers nog veel meer. Van nog grotere invloed waren de buitenlandse investeringen in de regio. Berend benadrukt dat de transitie ook voor West-Europa erg gunstig was. Dankzij de val van de Muur verkreeg het een nabij afzetgebied en een reservoir van goedkope arbeid.
Het gemiddelde inkomen in de acht meest ontwikkelde landen van Oost- en Midden-Europa was in 2004, het jaar van hun toetreding, 45 procent van dat van de EU-15. Over een à twee generaties zou de regio de EU kunnen inhalen. Onmogelijk is dat niet. Ierland, Spanje en Portugal hebben hun achterstand vanuit een vergelijkbare positie snel ingelopen.
Erg optimistisch dat Midden-Europa snel de achterstand zal inlopen, is Berend niet. De hervormingen in de regio gaan te langzaam. Langdurige grote economische groei is niet waarschijnlijk. Het zou best kunnen dat westerse investeringen leiden tot welvarende maar geïsoleerde enclaves in een omgeving van economieën met een permanente achterstand.
Natuurlijk kan de sociaal-economische geschiedenis van een grote regio gedurende 35 jaar niet uitgebreid besproken worden in nog geen 300 bladzijden. Toch heeft Berend een uitstekend overzicht geschreven. Voor ingewijden in de materie zijn de penseelstreken mogelijk te grof, maar geïnteresseerden kunnen in betrekkelijk korte tijd hun kennis aanvullen.