Vilnius: warme stad in het hart van Europa

Malgorzata Bos-Karczewska

Vanuit Nederland bezien ligt Vilnius in een uithoek van Europa. Wie realiseert zich dat de hoofdstad van Litouwen zo ongeveer het geografische middelpunt van Europa vormt? Bovendien verrast Vilnius de bezoeker door zijn zuidelijke, nonchalante en zwierige karakter. De stad heeft verschillende barokke kerken met warme, mediterrane tinten.

Vilnius is lange tijd een provincieplaats gebleven. Het was geen metropool, zoals de twee grote Baltische havensteden, het Letse Riga en het Estse Tallinn. Vilnius, met 580.000 inwoners, ligt 250 kilometer landinwaarts, dichtbij de grens met Wit-Rusland, en heeft een andere, eigen oorsprong.

Kerken, bomen, torens, rode dakpannen, witte muren en mediterrane tinten. Dat is het uitzicht vanaf de slotmuren van het kasteel op de Gediminasheuvel in hartje Vilnius. De stad werd opgebouwd rond het kasteel, strategisch gelegen op een heuvel aan de zuidoever van de rivier de Neris. De geel-groen-rode vlag van Litouwen wappert nu vrolijk boven de ruďnes van het kasteel.

Beneden aan het Kathedraalplein staat het grote monument van de Litouwse hertog Gediminas, de legendarische stichter van de stad aan het begin van de veertiende eeuw. Het monument is van zeer recente datum. Het verrees in 1994 als het nationale symbool van de Republiek Litouwen. Op dit Kathedraalplein betoogden in 1990 Litouwers massaal voor onafhankelijkheid.

Oude stad
Het piekfijn gerestaureerde oude centrum van Vilnius kan inmiddels de concurrentie aan met Praag, Krakow en Boedapest. De oude stad ademt het Poolse en joodse verleden. 'Vilnius is een magische stad en multiculturele stad', zegt Romuald Mieczkowski, schrijver en galeriehouder in Vilnius.

De pittoreske oude stad strekt zich over een lengte van een kilometer uit ten zuiden van het Kathedraalplein. De belangrijkste straten zijn: Pilies gatve, Universiteto gatve en Ausros vartu. Als je daar door de sfeervolle binnenstad met zijn smalle straatjes en vele binnenplaatsjes loopt, kun je je nauwelijks voorstellen dat je in een noordelijk gelegen stad bent. Bijna alle bouwstijlen zijn vertegenwoordigd: gotiek, barok, renaissance en classicisme. Dat is de nalatenschap van Italiaanse, Franse, Spaanse en Duitse architecten.

Op elke straathoek staat wel een kerk, toren of kapel. Men waant zich in de autovrije binnenstad op kerkenpad. De mooiste kerk is de rooms-katholieke Sint Annakerk aan de oostkant van de oude stad. De oudste is de gotische Sint Nicolaaskerk. Russisch-orthodoxe kerken ontbreken niet, evenmin als evangelische kerken, een synagoge en een karaiten gebedshuis (kenessa).

Toeristen komen vooral uit Polen en Duitsland. De Duitsers vooral uit de nabijgelegen gebieden van Oost-Pruisen aan de Oostzee via het schiereiland Nehrung en de havenstad Klaipeda (het vroegere Memel). Maar nu Riga over een moderne zeeterminal beschikt komen er ook bussen met toeristen uit Denemarken en Zweden.

Poolse sporen
Voor de Poolse toeristen is het vooral een reis 'back to the roots', naar Wilno - zoals deze stad op zijn Pools heet. Wilno behoorde vier decennia lang tot de Rzeczypospolita.

De band met Polen is begonnen met het huwelijk in 1386 van de Litouwse hertog Jogaila (Jagiello op zijn Pools) met de Poolse prinses Jadwiga. Deze band bleef bestaan tot de delingen van Polen eind achttiende eeuw. In de negentiende eeuw kwam de stad tot bloei onder de Russische tsaren. Tussen 1920 en 1939 was Wilno weer Pools.

Op het lijstje van de Poolse toeristen staat bovenaan de kapel van de heilige Maria Ostrobramska, gelegen in de Ausros Vartai, de Poort van de zonsopgang. Uit de kapel die zich boven de poort bevindt komt gezang van Poolse scholieren, begeleid door een gitaar. De levensgrote icoon van Maria, waaraan bijzondere krachten worden toegeschreven, vormt voor Polen een befaamde bedevaartplaats, te vergelijken met Czestochowa.

Het Poolse Wilno heeft twee nationale helden: maarschalk Jozef Pilsudski (1876-1935) is er geboren en de Poolse dichter Adam Mickiewicz (1778-1855) woonde er. De Poolse toeristen gaan gegarandeerd naar de necropolis Rasu. Op deze begraafplaats, gesticht in 1801 ten zuidoosten van het centrum tussen de heuvels en bomen, ligt de Poolse elite uit de negentiende eeuw begraven.

Polen komen vooral naar het familiegraf van de Pilsudski's: de moeder van Pilsudski is er begraven en ook het hart van haar zoon. De verering van Pilsudski, 'Oostenrijkse soldaat, Poolse patriot en Russische revolutionair' in de woorden van de Britse historicus Norman Davies, wordt tot heden door de Polen in Wilno en omstreken in stand gehouden, tot grote ergernis van de Litouwers.

De Polen zijn apetrots op hun maarschalk. In 1920 werd Wilno op zijn bevel door het Poolse leger ingenomen. Litouwers kunnen het verlies van de historisch hoofdstad en de bezetting door Polen van gebieden rond Wilno moeilijk vergeten, schrijft Davies. Daardoor verloor de jonge republiek Litouwen toen haar hoofdstad en een flink deel van haar grondgebied.

Poolse toeristen gaan ook in het voetspoor van Adam Mickiewicz naar zijn museum in Bernardinu gatve 11 en naar zijn monument voor de Sint Annakerk. Mickiewicz is voor Polen het symbool van het onafhankelijke Polen. Litouwers wijzen erop dat zijn beroemdste gedicht, Pan Tadeusz (Mijnheer Tadeusz), geschreven in het Pools, begint met 'Litouwen, mijn vaderland,...' Vandaar dat de Litouwse bronnen spreken van 'Adomas Mickevicius' als een dichter van het formaat van Goethe of Poesjkin.

Een must voor alle toeristen is het indrukwekkende complex van de Universiteit van Vilnius. Deze werd in 1579 gesticht door de Poolse koning Stefan Batory en is daarmee de oudste universiteit van Centraal-Europa na die van Krakow.

Multiculturele stad
'Vilnius is tot op heden een multiculturele stad gebleven', stelt Mieczkowski. 'Er wonen nog zo'n honderdduizend Polen in Vilnius. Samen met de Russen vormen ze de twee grote minderheden, goed voor 20 procent van de bevolking. Litouwers domineren nu de stad. Er is ook nog een kleine groep Wit-Russen en joden.'

De Poolse minderheid in Vilnius en omstreken bestaat uit de families die in 1946 besloten te blijven in de Litouwse Sovjet Republiek. Als gevolg van 'Jalta' verschoof Polen naar het westen. De Russische bewoners dateren uit de sovjettijd. Maar deze groep groeit sterk door nieuwe aanwas van Russen die worden aangetrokken door het aanstaande lidmaatschap van de EU, vertelt Mieczkowski.

Uit de sovjettijd dateert een bezienswaardigheid die bijzonder in trek is bij westerse toeristen. Dat is de voormalige KGB-gevangenis aan de belangrijkste winkelstraat, de Gedimino prospektas, gebouwd aan het begin van de negentiende eeuw. Het Museum voor de Slachtoffers van de Genocide was deze zomer gesloten wegens renovatie. Het museum biedt een gruwelijke blik in het recente verleden. Bij een bezoek twee jaar geleden trof ik daar kleine, donkere cellen met schimmel, alsof de deportatie naar Siberië zich net had voltrokken. Gevangenis Nummer 1, zoals het cellencomplex heette, was bij de KGB in gebruik tot 1990.

Joodse sporen
Toen Alfred Döblin, auteur van Berlin Alexanderplatz, in 1924 Wilno bezocht verbaasde hij zich over de Europese uitstraling van de joden daar. 'Geen lange jassen en mutsen zoals bij de joden in Warschau', schrijft hij in zijn boek Reise in Polen. Hij bewonderde ook de jodenbuurt: kleine, kronkelige straatjes met kleine huizen en veel mensen. Hij noteerde welke talen toen in Wilno werden gesproken: Pools, Jiddisch en Duits, maar ook Wit-Russisch, Russisch en Litouws.

Bij mijn eerste bezoek aan Vilnius kwam ik erachter dat het gebouw aan de Vokieciu gatve waarin ik logeerde, in de oorlog op het terrein van het getto stond. Het boek van Grigori Szur, De Joden van Wilno; een kroniek, 1941-1944 (Jan Mets, Amsterdam), beschrijft het tragische lot van zijn inwoners.

Wandelend door dat gebied stond ik ineens voor de deur van het Joods Museum aan Pylimo gatve 4. Spontaan kreeg ik een rondleiding van de directrice (van joodse afkomst). 'Vilnius (Wilna) stond bekend als het Jeruzalem van het Noorden. Hier was de beroemde YiVo, de Jiddische leerstoel gevestigd', vertelde ze. Ze wees op de panelen van Vilnius met de afbeeldingen van gebedshuizen en synagogen, een onderdeel van de tentoonstelling Synagogen van Litouwen. 'Er waren toen liefst 94 synagogen. Nu is er één synagoge overgebleven, aan de Pyliomostraat 39.'

Vóór de oorlog telde Litouwen 240.000 joden. Daarvan woonden er 60.000 in de stad zelf. In de bossen van het nabijgelegen Paneriai zijn 70.000 joodse inwoners van het getto door de nazi's vermoord.

Meer dan tweeduizend joden zijn toen gered door de Nederlandse consul honorair in Vilnius. Maar ook Polen in Wilno hielpen. Romuald Mieczkowski, de Poolse galeriehouder, vertelt hoe zijn vader, de eigenaar van een fotozaak, het leven van een joodse schoonheid redde. Hij ruilde haar voor een Leica-fototoestel met een Litouwse politieagent.

De directrice van het Joods Museum bracht mij ook naar een privé-museum in hetzelfde gebouw. Het museum van Jozef Sapiro bestaat uit een grote kamer vol ex-libris en andere judaica. Sapiro is afstammeling van een belangrijke joodse geleerde. Hij werd geboren in Kaunas in 1921 en overleefde de holocaust als soldaat van het Litouwse bataljon in het sovjetleger.

Gebakken varkensoren
Aan het eind van het bezoek aan Vilnius is het tijd voor souvenirs. De sieraden van barnsteen, het 'Baltische Goud', zijn bij toeristen erg in trek. Er is nog een laatste kans om Litouwse specialiteiten te proeven: bietensoep, balandeliai (koolbladeren gevuld met vlees), koldunai (grote ravioli met schapenvlees) of cepelinai (grote aardappelkoek met vlees of kwark). En wie bij een glaasje Svyturysbier een snack lust, ontkomt niet aan ausys rukytos, oftewel gebakken varkensoren.

Omhoog
Terug naar archief