Multi-etnische regio

Jan Willem Bos

In het uiterste westen van Roemenië ligt de regio Banat, met als hoofdstad Timisoara. Hoewel de Banat vaak gezien wordt als een deel van Transsylvanië, heeft deze regio een andere ontwikkeling doorgemaakt. De streek kenmerkt zich vooral door haar multi-etnische karakter en het vreedzaam samenleven van de verschillende bevolkingsgroepen.

Samen met Boekarest is de Banat het meest welvarende deel van Roemenië. Vanwege haar gunstige ligging ten opzichte van de landen van de Europese Unie hebben verschillende westerse bedrijven, waaronder Siemens en Alcatel, er belangrijke investeringen gedaan. Bovendien zorgen Italiaanse ondernemingen er voor veel werkgelegenheid: materialen als textiel en leer worden ingevoerd en eindproducten als kleding en schoeisel uitgevoerd.

Oorspronkelijk was een banat een gebied onder het bestuur van een ban, hetgeen 'heer' of 'meester' betekent. Later kreeg banat meer de betekenis van 'grensprovincie' of 'district onder militair gezag'. De bekendste banat is de Banat van Timisoara, die - in een leuke ironie van de geschiedenis - nooit door een ban is bestuurd.

De historische Banat is gelegen tussen de rivieren Tisa, Mures en Donau, en (in het oosten) de Transsylvaanse Alpen. Nadat Romeinen, Goten, Gepiden, Hunnen, Avaren en Slaven het gebied korte tijd hadden beheerst, vestigden in de negende eeuw de Magyaren zich in deze streek en werd de Banat deel van het koninkrijk Hongarije. Dat bleef het tot de verovering in 1552 door de Osmaanse Turken.

De Banat was een moerassig gebied dat vaak door overstromingen werd getroffen, maar dat daardoor ook over rijke landbouwgronden beschikte. In de veertiende en vijftiende eeuw, maar ook na de Turkse verovering, vestigden veel Serviërs en Roemenen zich in dit gebied.

De bevolkingsaantallen in de late Middeleeuwen zijn moeilijk in te schatten. Op grond van naamlijsten van dorpen die schatplichtig waren aan de Turken, concluderen de meeste historici dat de Roemenen toen de meerderheid van de bevolking vormden, gevolgd door de Serviërs. Het grote aantal Roemenen was in de zestiende eeuw voor de humanist Giovanandrea Gromo reden om de Banat te beschrijven als 'Valachia Cisalpina'.

In 1716 werd de Banat veroverd door de Habsburgers, die het als keizerlijk kroongebied rechtstreeks vanuit Wenen bestuurden, deels als militair grensgebied. Vanuit Wenen werd de Banat in die tijd dan ook gezien als 'poort tot de Balkan'.

Nu de Banat in Oostenrijkse handen was, kon een programma van kolonisatie opgezet worden. Dit had een drieledig doel: het land versterken tegen invasies, het vruchtbare akkerland tot ontwikkeling brengen en het rooms-katholieke geloof verbreiden in oostelijke richting.

De kolonisten kwamen uit verschillende streken, maar de boten en huifkarren die hen naar de Banat brachten, vertrokken meestal vanuit de Donauhaven Ulm, in Duits Schwabenland. Daarom duidden de Hongaren hen gewoonlijk aan als Zwaben (Schwaben). In de loop der tijd werd die benaming algemeen gebruikt voor alle Duitsers die zich in de Donauvlakte vestigden, in wat de 'Große Schwabenzug' zou gaan heten. Tijdens de kolonisatieperiode vestigden zich ook andere volken, met name Serviërs en Kroaten, Bulgaren en Roemenen in de Banat; de Hongaren waren nadrukkelijk van kolonisatie uitgesloten.

De 15.000 kolonisten van de eerste migratiegolf kwamen bijna allen om door Turkse invallen en builenpest, zodat de 75.000 kolonisten van de tweede migratiegolf de meeste nederzettingen moesten herbouwen. Ook zij kwamen niet in een gespreid bedje, want ze werden gedecimeerd door moeraskoorts, cholera en dysenterie. Soms wordt nu nog in de Banat diarree 'de Duitse buikloop' genoemd. In de annalen van de gemeente Billed (nu Biled) werd melding gemaakt van het overlijden van 734 van de 908 inwoners in de loop van slechts zes jaar.

Bij de derde migratiegolf, die uit ongeveer 60.000 personen bestond, kwamen voor het eerst ook protestanten naar de Banat. Dit was mogelijk geworden nadat keizer Joseph II de godsdienstvrijheid had ingevoerd. Pas deze derde golf maakte vorderingen. De Banat werd een graanschuur voor Europa. De ontberingen van de kolonisatie worden opgesomd in het rijmpje: Die ersten fanden den Tod, die zweiten die Not und erst die dritten das Brot.

In 1778 droeg de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia de Bánság van Temes (Timis) opnieuw over aan Hongarije. Na deze overdracht bleef de Banat tot 1920 Hongaars gebied. In de negentiende eeuw bloeide de regio op en werd de taak van het droogleggen van de moerassen eindelijk voltooid.

Timisoara (Hongaars: Temesvár) ontwikkelde zich tot een typisch Habsburgs stadje dat de koosnaam 'Klein Wenen' kreeg. In 1884 kreeg Timisoara als eerste Europese stad elektrische straatverlichting. Ook het culturele leven floreerde, dankzij onder anderen de Duitse dichter Nikolaus Lenau, de Hongaarse componist Béla Bartók en de Roemeense luchtvaartpionier Traian Vuia.

Door de gunstige sociaal-economische omstandigheden namen de bevolkingsaantallen sterk toe. Als gevolg hiervan ontstond een tekort aan landbouwgrond. Daarop emigreerden veel inwoners van de Banat naar Amerika, zoals de familie Weißmüller, van wie het zoontje Hans (later Johnny) als Tarzan faam zou maken.

In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog werd de Banat begeerd door Roemenië, Servië en Hongarije, dat echter nauwelijks in een positie was om aan het machtsspel mee te doen. In de Banat zelf werd een vergeefse poging ondernomen om een multi-etnische staat te vormen. Op 1 november 1918 riep de Duitse sociaal-democraat Otto Roth vanaf het balkon van het raadhuis in Timisoara de 'Banater Republik' uit!

Deze hield stand totdat op 17 november van dat jaar Servische troepen Timisoara binnentrokken. Om een uitbraak van vijandelijkheden tussen Roemenië en Servië te voorkomen, stuurde Frankrijk een vredesmacht van 15.000 man, voornamelijk Marokkaanse en Algerijnse troepen, naar de regio.

Op 1 december 1918 riepen de Roemeense Transsylvaniërs de vereniging van Transsylvanië en de Banat met het koninkrijk Roemenië uit. De uiteindelijke deling van de provincie werd geregeld in 1920 bij het Verdrag van Trianon. Roemenië, dat tot zijn ongenoegen niet de hele Banat mocht inlijven, kreeg twee derde van het grondgebied van de provincie. Het koninkrijk Joegoslavië kreeg eenderde deel (Vojvodina), waarna er nog een flintertje bij de stad Szeged voor Hongarije overbleef.

Ten tijde van de deling bestond de bevolking van de Banat uit 600.000 Roemenen, 450.000 Duitsers, 280.000 Serviërs, 200.000 Hongaren en 150.000 leden van andere bevolkingsgroepen, waaronder Slowaken, Kroaten, joden, Bulgaren, Roethenen en Roma.

In de periode na de Tweede Wereldoorlog werden veel 'Dounauzwaben' door de sovjetbestuurders van Roemenië uit de Banat verbannen als 'onbetrouwbare elementen', louter omdat ze etnische Duitsers waren. Ze moesten naar de onherbergzame Baragan-vlakte in het zuidoosten van Roemenië en ongeveer 75.000 van hen werden gedeporteerd naar de Sovjet-Unie. Van hen keerde de helft niet meer terug naar Roemenië, maar vestigde zich in de DDR, de BRD of Oostenrijk.

De beroerde levensomstandigheden onder het communistische regime en de moeizame transitieperiode in Roemenië hebben veel Zwaben, net als de protestantse Saksen van Transsylvanië, doen besluiten om naar Duitsland te emigreren.

Op 15 december 1989 begon in Timisoara de Roemeense revolutie, die zou leiden tot de omverwerping van het regime van Nicolae Ceausescu. De vonk die de opstand deed ontbranden, was de poging van de veiligheidsdienst Securitate om de etnisch Hongaarse dominee László Tökés te dwingen naar een andere gemeente te verhuizen. Op het gereformeerde parochiehuis hangen nu nog plakkaten waarop dit historische gebeuren wordt herdacht in het Roemeens, Hongaars, Duits en Servisch - als de stille getuigen van het multi-etnische karakter van de volksopstand, maar ook van de hele stad en regio.

Omhoog
Terug naar archief