De Balkanmix van Dobroedzja

Vlad Nicolae

Aan weerszijden van de Roemeens-Bulgaarse grens ligt de regio Dobroedzja. Hier leven zo veel etnische groepen naast en met elkaar dat zich een ware Balkanmix heeft gevormd.

Komend met de trein vanuit Boekarest steekt men de Donau over en rijdt men tot aan de Zwarte Zee bij Constanta over de oudste spoorlijn van de Balkan, door een streek die 'anders' is dan andere delen van Roemenië. Daar, vanaf de Donau-brug bij Cernavoda, begint Dobroedzja, het enige deel van Roemenië dat geografisch tot het Balkan-schiereiland behoort. Deze provincie omvat ongeveer twee derde van de historische regio Dobroedzja, waarvan de rest in het huidige Bulgarije ligt.

Gelegen tussen de benedenloop van de Donau en de Zwarte Zeekust strekt de regio, die in het Roemeens Dobrogea heet en in het Bulgaars Dobrudza, zich uit van de Roemeense stad Tulcea in het noorden tot de Bulgaarse stad Varna in het zuiden. Dobroedzja is in de loop van haar lange en rijke geschiedenis vele malen van 'eigenaar' gewisseld en vormt een etnisch mozaïek waar onder meer Roemenen, Bulgaren, Turken, Tataren, Grieken, Lipovenen en Roma hun stempel op gedrukt hebben.

Al in de zesde eeuw voor Christus stichtten Griekse kolonisten havensteden aan de Zwarte Zeekust: Odessos, Histria, Callatis en Tomis. Op de grondvesten van de eerste werd het Bulgaarse Varna gebouwd, op die van de laatste twee de huidige Roemeense havens Mangalia en Constanta.

Aan het begin van de eerste eeuw na Christus werd de regio door de Romeinen veroverd. In het oude stadshart van Constanta staan de herinneringen aan die tijd: prachtige ruïnes en een standbeeld van de beroemde Romeinse dichter Ovidius, die hier zijn laatste levensjaren in ballingschap doorbracht.

Na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk viel Dobroedzja toe aan het Byzantijnse Rijk. De regio zou voor het eerst een onafhankelijke staat worden aan het begin van de veertiende eeuw onder leiding van Dobrotici, de despoot aan wie de streek haar naam te danken heeft. De onafhankelijkheid was echter van korte duur. In 1388 werd Dobroedzja voor het eerst door het Roemeense vorstendom Wallachije ingelijfd, dat haar in 1417 weer voor een periode van ruim 450 jaar aan het Ottomaanse Rijk moest afstaan.

Gedurende de periode van Turkse overheersing gingen behalve Turken ook Tataren en Russen (Lipovenen) in Dobroedzja wonen. Deze laatste groep bestond uit orthodoxe gelovigen die de hervormingen in de Russisch-orthodoxe kerk niet wilden accepteren en halverwege de zeventiende eeuw hun toevlucht zochten in de Donau-delta.

Vanaf de veertiende eeuw kwamen ook Tataren vanuit Rusland, de Krim en de Kaukasus zich in de regio vestigen, vooral na de annexatie van de Krim door Rusland aan het einde van de achttiende eeuw. Rusland zag de Tataren graag vertrekken, terwijl de Ottomanen immigranten naar Dobroedzja probeerden te lokken, onder andere door middel van belastingvoordelen.

Tussen 1854 en 1864 kwamen er ongeveer 120.000 immigranten, voornamelijk Krimtataren, zodat de Ottomaanse autoriteiten overgingen tot de oprichting van een nieuwe stad in het hart van Dobroedzja, Mecidiye, het huidige Roemeense Medgidia. Dit had tot gevolg dat, volgens de Ottomaanse volkstelling uit 1866, moslims 98 procent van de bevolking van Medgidia en 93 procent van Mangalia uitmaakten. In de steden van het huidige Bulgaarse deel van Dobroedzja vormen zij nog steeds de meerderheid: 53 procent in Russe en 64 procent in Silistre.

In 1878 kwam een einde aan de Turkse overheersing van Dobroedzja. De Roemeense troepen vochten aan de kant van de Russen in een oorlog die in Roemenië bekend staat als de Onafhankelijkheidsoorlog en die de verdeling van Dobroedzja tussen Roemenië en het nieuwgevormde koninkrijk Bulgarije tot gevolg had.

In 1913 veroverde Roemenië tijdens de tweede Balkanoorlog het zuidelijk deel van Dobroedzja op de Bulgaren, dat het, met een onderbreking tijdens de Eerste Wereldoorlog, tot 1940 zou behouden. Pogingen van de Roemeense autoriteiten om het gebied te roemeniseren hadden weinig succes. Slechts 21 procent van de bevolking van zuidelijk Dobroedzja was in 1930 Roemeens, terwijl 38 procent Bulgaars en 34 procent Turks was.

Door toedoen van Hitler kreeg Bulgarije deze traditionele graanschuur en dit achterland van de havenstad Varna terug. Er vond bevolkingsruil plaats, Bulgaren trokken naar het zuiden en Roemenen naar het noorden.

Veel Turken en Tataren vluchtten in 1878 met de verslagen Turkse troepen mee uit Dobroedzja. Door de politieke instabiliteit in de eerste helft van de twintigste eeuw zouden velen volgen.

Een ware exodus naar Turkije kwam eind jaren dertig op gang, toen het politieke klimaat voor minderheden verslechterde. Vormden in 1930 de Turken en Tataren nog 21 procent van de bevolking van Roemeens (noordelijk) Dobroedzja, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was dat nog maar 6 à 7 procent. Hun huidige aandeel in de bevolking van heel Roemenië ligt rond 0,25 procent, van wie de meesten rond Constanta leven, waar zij 6 tot 7 procent van de bevolking uitmaken.

Zowel in het Bulgaarse als in het Roemeense gedeelte van Dobroedzja werden de Turken en Tataren tijdens het communisme onderworpen aan een politiek van assimilatie. In het Bulgarije van de jaren tachtig konden moslims kiezen tussen 'bulgarisering', men moest zelfs de eigen naam in een Bulgaarse veranderen, of vertrekken. Hoewel de Bulgaarse grondwet uit 1991 het bestaan van 'burgers van niet-Bulgaarse origine' erkent, is het land het enige in Oost-Europa dat het bestaan van 'nationale minderheden' of 'collectieve rechten van minderheden' niet erkent.

Het Roemeense beleid was milder. Zo was er na de Tweede Wereldoorlog onderwijs in de moedertaal mogelijk, al kwam daar in 1957 een einde aan. Desondanks mochten boeken in het Turks en Tataars wel geïmporteerd worden, soms werden ze zelfs in Roemenië gepubliceerd. Hoewel het uitoefenen van het islamitische geloof vrij was, werden er steeds meer moskeeën gesloten. Door gebrek aan religieus onderwijs en anti-religieuze propaganda kreeg de jonge generatie steeds minder belangstelling voor het geloof.

Opvallend is dat de Tataren door de Roemeense autoriteiten systematisch voorgetrokken werden ten opzichte van de Turken. Zo waren alle leiders van de moslimsorganisatie Tataars. De verklaring hiervoor is dat het bestaan van een Tataarse identiteit veel minder als een potentieel gevaar voor de veiligheid van Roemenië gezien werd.

In tegenstelling tot de Turken, die zich met Turkije identificeren, zien de Tataren zichzelf nog steeds in eerste instantie als Roemeense burgers, daarna pas als moslims of Tataren. Gemengde huwelijken komen dan ook meer voor tussen Tataren en Roemenen dan tussen Tataren en Turken.

Ondanks de aanwezigheid van zoveel verschillende etnische groepen is er in Dobroedzja geen sprake van interetnische conflicten of spanningen. Ongetwijfeld is de best bewaarde cultuur die van de Lipovenen. Afgezonderd in de Donau-delta vormen zij een hechte gemeenschap die op vis, Donauwater en wodka overleeft.

De verschillende groepen leven in verdraagzaamheid naast elkaar en met elkaar. Door de verschillende culturele invloeden is de 'Dobroedzjaanse cultuur' een echte 'Balkan-mix' geworden, wat goed tot uiting komt in de dans en de muziek. Van een echte Dobroedzjaanse identiteit is nauwelijks sprake. Men identificeert zich met het land waarin men leeft en met de eigen etnische groep.

Onafhankelijkheid van de regio is geen onderwerp van gesprek. Een reden daarvoor is dat Dobroedzja een arme, onderontwikkelde regio is, waar nog steeds veel huizen uit een soort klei zijn gemaakt. Het opbloeiende toerisme brengt daar verandering in, maar de bouw van een villa is tot nu toe slechts voor degenen die het geluk hebben in de buurt van de Zwarte Zeekust te wonen en gedurende de zomer hun huis aan toeristen verhuren, weggelegd.

Omhoog
Terug naar archief