Groeiende onrust vóór EU-toetreding

Hongarije

László Marácz

Hongarije bevond zich de afgelopen jaren in de voorhoede van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Met de snel naderende toetreding op 1 mei komen echter de structurele economische problemen in het licht van de schijnwerpers te staan.

De Hongaarse socialistische regering had bij haar aantreden in de zomer van 2002 aangekondigd dat ze het begrotingstekort onder de Europese norm van drie procent van het bruto binnenlands product zou brengen. Dat voornemen is niet gelukt.

Voor 2004 wordt verwacht dat het begrotingstekort op ongeveer 4,5 procent van het bbp zal uitkomen. Dat is wel een daling in vergelijking met 2002 (bijna 10 procent), maar dus nog niet genoeg. De Hongaarse overheid geeft nog steeds te veel geld uit, mede door salarisverhogingen aan ambtenaren en extra sociale uitkeringen. Daarnaast zijn de belastinginkomsten lager dan verwacht.

De schuldenlast van Hongarije is sinds de socialistische coalitie van premier Peter Medgyessy twee jaar geleden het roer overnam van de conservatief-liberale coalitie van Viktor Orbán gestegen naar zo'n 36 miljard euro. De staatsschuld bedraagt hierdoor nu bijna 60 procent van het bbp, de bovengrens volgens de normen van het Europese stabiliteitspact.

Financiële deskundigen waarschuwen dat Hongarije niet zal kunnen toetreden tot de eurozone in 2008, zoals gepland, als het begrotingstekort en de schuldenlast deze twee criteria van Maastricht blijven schenden. Immers, om tot de eurozone toe te kunnen treden moet de staatsschuld onder de 60 procent van het bbp blijven en het begrotingstekort onder de 3 procent van het bbp.

De regering-Medgyessy onderkent de ernst van deze opgaven. Het eerste slachtoffer hiervan werd de onervaren minister van Financiën, de jonge socialist László Csaba. Deze werd in januari vervangen door een oudgediende, Tibor Draskovics, die meteen bij zijn benoeming een extra bezuinigingspakket van 600 miljoen euro aankondigde.

Inmiddels heeft het Ministerie van Financiën aangegeven dat verdere bezuinigingen nodig zijn omdat het begrotingstekort, ondanks het Draskovics-pakket, boven de beoogde 4,5 procent van het bbp dreigt uit te komen. De politieke commotie rond de financiële problematiek heeft de polarisatie tussen het centrumlinkse regeringsblok en het centrumrechtse oppositieblok verscherpt. Nu wordt er vanuit beide kampen voor onorthodoxe politieke middelen gepleit.

Persoonlijke vetes en incidentenpolitiek voeren de boventoon in het politieke debat. Premier Medgyessy, die een naderende nederlaag van zijn coalitie van socialisten en links-liberalen in juni bij de verkiezingen voor het Europees Parlement al ziet aankomen, heeft in februari voorgesteld om een gemeenschappelijke kieslijst samen te stellen voor de regeringspartijen én de oppositiepartijen.

Even leek het erop dat de Hongaren weer terugwaren in de 'goede oude tijd' van het communisme: voorgekookte verkiezingen met een afgesproken kandidatenlijst. Dit leidde tot felle reacties uit Europa van ervaren europarlementariërs als de christen-democraten Wim van Velzen en Winfried Martens, de oud-premier van België die de ex-communisten in Boedapest verweten een karikatuur te maken van de Europese verkiezingen en nog steeds niets te begrijpen van democratie.

Ondanks de financiële kopzorgen is de verwachting dat de regering-Medgyessy de rit tot 2006 zal uitzitten. Alle Hongaarse regeringen na 1989 hebben tot nu toe hun mandaat vol gemaakt. Politiek kent Hongarije toch redelijke stabiliteit. De volgende parlementsverkiezingen zijn in het voorjaar van 2006.

De Europese verkiezingen in juni worden als een tussentijdse graadmeter gezien. Hierdoor zou de deelname aan de Europese verkiezingen wel eens hoog kunnen uitvallen, al is de Hongaarse burger vanwege 's lands financiële zorgen steeds minder enthousiast over Europa.

Omhoog
Terug naar archief