Tien jaar na Dayton

Erik Nijsten

In november 1995, een aantal maanden na de val van Srebrenica, werden op de Amerikaanse militaire vliegbasis Dayton de vredesbepalingen voor Bosnië-Herzegovina bekokstoofd. De ondertekening van dit Dayton-akkoord maakte in december 1995 een einde aan de oorlog waarin de Bosnische moslims, Kroaten en Serviërs elkaar bevochten.

In het Dayton-akkoord werd bepaald dat de politieke macht in Bosnië-Herzegovina in handen is van de hoge afgevaardigde voor Bosnië-Herzegovina van de internationale gemeenschap. Onder hem staat een centrale regering die taken heeft met betrekking tot onder andere buitenlands beleid, justitie, immigratie, buitenlandse schuld en communicatie.

Bosnië-Herzegovina werd tevens opgedeeld in twee entiteiten: de moslim-Kroatische Federatie en de Servische deelrepubliek Republika Srpska. Deze entiteiten kregen elk hun eigen president, eigen parlement en eigen leger en politiemacht. Hierdoor ontstond een politiek en bureaucratisch doolhof met verschillende presidenten, drie minister-presidenten, maar liefst 140 ministers, drie parlementen en verschillende politie- en legermachten.

Critici menen dan ook dat de gewapende strijd in 1995 dan wel gestopt is, maar dat er voor de rest niets is veranderd. De onderlinge strijd gaat nu immers op niet-militaire wijze door. De verschillende bevolkingsgroepen leven compleet naast elkaar. Ze hebben hun eigen legers, gaan naar eigen scholen en bezoeken hun eigen cafés.

Bij de uitvoering van Dayton zijn diverse internationale organisaties betrokken. Zo houdt een internationale troepenmacht toezicht op de naleving van het staakt-het-vuren. De Verenigde Naties houdt toezicht op de terugkeer van de meer dan 1,5 miljoen vluchtelingen en de Organisatie voor Vrede en Veiligheid in Europa houdt zich bezig met het organiseren van verkiezingen. Het uiteindelijke doel is het bewerkstelligen van een vreedzame democratie in een multi-etnisch Bosnië-Herzegovina.

De eerste jaren na de oorlog stonden dan ook vooral in het teken van democratisering. Het organiseren van nationale, regionale en lokale verkiezingen kreeg hoge prioriteit. De laatste regionale verkiezingen, in oktober 2004, werden voor het eerst door de Bosnische autoriteiten zelf georganiseerd. Doordat de verkiezingen vrijwel zonder incidenten zijn verlopen en aan de gestelde internationale eisen voldeden, kan er gesproken worden van een voorzichtig succes voor de internationale gemeenschap.

Aan de andere kant was de uitkomst van de laatste nationale verkiezingen, in 2002, een teleurstelling voor de internationale gemeenschap. Mede als gevolg van een lage opkomst wisten de nationalistische partijen wederom aan de macht te komen. Deze partijen komen uitsluitend op voor het belang van hun eigen etnische groepering.

Sommige Bosnische Serviërs en Bosnische Kroaten zien zelfs helemaal geen heil in de staat Bosnië-Herzegovina. Zij willen liever dat de gebieden waar zij de meerderheid hebben zich bij hun 'moederlanden' aansluiten. Veel Bosnische moslims zijn op hun beurt nog altijd woedend over het bestaan van de Republika Srpska. In hun ogen is dit het gevolg van de etnische zuiveringen die tijdens de oorlog hebben plaatsgevonden. Het wantrouwen tussen de politici van de verschillende bevolkingsgroepen blijft dan ook groot.

Hoewel Bosnië-Herzegovina in april 2002 lid werd van Raad van Europa, heeft het lidmaatschap niet veel opgeleverd. Het toetreden tot de Raad van Europa was het werk van de hervormingsgezinde Bosnische autoriteiten die toen nog aan de macht waren en de internationale gemeenschap.

Zo werd op dat moment onder andere de goede samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag geprezen. Na de politieke machtswisseling in datzelfde jaar is de samenwerking echter min of meer tot een halt gekomen. In het bijzonder het uitblijven van de arrestatie van de van oorlogsmisdaden verdachte Radovan Karadžic drukt zwaar op de toekomst van het hele land.

De slechte samenwerking met het Tribunaal is ook de belangrijkste reden waarom Bosnië-Herzegovina in 2004 niet deel mocht nemen aan het Partnerschap voor Vrede-programma van de NAVO. Ook andere hervormingen ondervinden veel tegenwerking van de politieke leiders. Zo is onlangs de noodzakelijke hervorming van de politiemacht pas na grote internationale druk aangenomen.

Zoals al is aangegeven ligt de politieke macht in Bosnië-Herzegovina uiteindelijke bij de hoge afgevaardigde van de internationale gemeenschap. Vooral de Brit Lord Paddy Ashdown die deze post sinds 2002 bekleedt, wint er geen doekjes om wie de baas is. Hij verwijderde onder andere twee gekozen presidenten en ontsloeg meer dan zestig ambtenaren.

Aan zijn harde optreden dankt hij vele bijnamen waaronder 'de koning van Bosnië'. Het optreden van Ashdown heeft er ook toe geleid dat de leiders van de Republika Srpska ervan overtuigd zijn dat zij steeds meer van hun macht zullen verliezen.

Om de noodzakelijke hervormingen toch door te voeren, ligt het voor de hand dat de nieuwe speciale afgezant voor Bosnië-Herzegovina, die binnenkort aan de slag gaat, nog meer macht naar zich toe zal trekken. Hierdoor is immers de kans het grootst dat de macht van de nationalisten gebroken kan worden. Een groot nadeel hiervan is natuurlijk dat het een niet-democratische oplossing is.

Voor de toekomst van het voortbestaan van de multi-etnische staat Bosnië-Herzegovina zijn ook de ontwikkelingen in Kosovo van groot belang. Er gaan immers stemmen op om Kosovo onafhankelijkheid te geven.

Mocht dit gebeuren dan rijst de vraag waarom de Republika Srpska zich dan niet mag afscheiden van Bosnië-Herzegovina om zich vervolgens aan te sluiten bij Servië. En waarom zouden de Bosnische Kroaten, die vorig jaar nog opriepen tot de oprichting van een eigen Kroatische entiteit binnen Bosnië-Herzegovina, zich dan niet mogen aansluiten bij Kroatië?

Uiteraard wenst de internationale gemeenschap een dergelijk scenario niet in Bosnië-Herzegovina: het zou immers betekenen dat de agressors in de oorlog uiteindelijk hun zin krijgen en dat alle inspanningen van de internationale gemeenschap om een democratische multi-etnische staat te creëren, voor niets zijn geweest.

Het is gelukkig niet alleen kommer en kwel. Er zijn in Bosnië-Herzegovina ook positieve ontwikkelingen te zien. Zo zijn meer dan een miljoen vluchtelingen inmiddels teruggekeerd. Een aantal jaren geleden waren nog slechts een tiental moslimfamilies terug in hun huizen in Srebrenica. Inmiddels zijn meer dan 4000 moslims teruggekeerd naar deze stad.

Een andere positieve ontwikkeling is de aanwezigheid van enkele Servische leiders, onder wie de Servische president en de president van de Republika Srpska, bij de herdenkingsbijeenkomst in Srebrenica afgelopen juli. Hoewel het uitblijven van excuses aan de overlevenden bekritiseerd werd, is hun aanwezigheid van grote symbolische waarde geweest. Ten slotte is een belangrijke stap voorwaarts gezet in het omvormen van de verschillende legers tot één gezamenlijk leger.

Er is nog veel werk te verzetten in Bosnië-Herzegovina. De hoogste prioriteit heeft op dit moment de bestrijding van de georganiseerde misdaad en de massaal voorkomende corruptie. In Bosnië-Herzegovina is het niet ongebruikelijk dat lokale politici en politiefunctionarissen zelf hierin verwikkeld zijn.

Ook volledige samenwerking met het Tribunaal in Den Haag moet in de toekomst gewaarborgd zijn. Als Bosnië-Herzegovina ooit lid wil worden van Europese Unie en de NAVO dan zal Radovan Karadžic, van wie men vermoedt dat hij zich in Oost-Bosnië ophoudt, moeten worden uitgeleverd aan Den Haag.

Omhoog
Terug naar archief