Scharrelen tussen Hongarije en Oekraďne

Péter Csikós

De beperkende maatregelen voor de Oekraďense staatsburgers om de Europese Unie binnen te kunnen komen, staan in schril contrast met de Hongaars-Oekraďense afspraken om het handelsverkeer juist te stimuleren. In het kader hiervan is de infrastructuur bij de grensovergang Záhony-Csop aanzienlijk verbeterd. Naast de reguliere handel vanuit de EU is ook vanuit Hongarije zelf een toenemende behoefte ontstaan om Oekraďne te bezoeken. Het gaat voornamelijk om kleine handelaren die het land voor korte tijd wil- len bezoeken.

De kleinschalige en vaak clandestiene handel zorgt voor lange rijen stilstaande auto’s aan weerszijden van de grens. Officiële cijfers van deze handel zijn er niet, maar zichtbaar is dat door de grote prijsverschillen een flinke stroom van Oekraďense consumptiegoederen zijn weg vindt op de Hongaarse markt.

Met de toetreding van Hongarije tot de EU in mei 2004 is verder naar het oosten een nieuwe buitengrens van de Europese Unie ontstaan. De verwachting is dat Hongarije in 2007 het Schengen-verdrag zal ondertekenen. Er zal dan geen binnengrenscontrole meer plaatsvinden tussen Hongarije en de andere EU-landen die zich bij dit verdrag hebben aangesloten.

Voorafgaand aan het Schengen-verdrag heeft Hongarije zich er inmiddels als volwaardig lid van de Europese Unie toe verplicht de grens extra te bewaken. Voor inwoners van landen buiten de Europese Unie werd een visumplicht ingesteld om Hongarije te bezoeken. Dit geldt ook voor de Hongaarse bevolking in de naburige Oekraďense Trans-Karpaten.

Als gevolg van het Verdrag van Trianon (1920) verloor Hongarije na de Eerste Wereldoorlog tweederde van zijn grondgebied aan de buurlanden. Tussen 3,5 en 5 miljoen Hongaren kwamen als gevolg hiervan buiten de landsgrenzen te wonen.

Volgens de volksstelling uit 1910 woonden 183.000 van hen in de Trans-Karpaten, een gebied in het noordoosten dat in eerste instantie aan Tsjechoslowakije werd afgestaan. Uit de officiële cijfers van de laatste volkstelling van 2001 blijken 152.000 van hen zichzelf nog tot de Hongaarse gemeenschap te rekenen.

Sinds de gedwongen afdracht van de Trans-Karpaten is het gebied meerdere keren tussen verschillende landen over en weer gegaan. Vooral de oudere generatie zal zich enigszins ontheemd hebben gevoeld. ‘Mijn opa is zowel in Oostenrijk-Hongarije, Tsjechoslowakije, Hongarije, de Sovjet- Unie en in Oekraďne geweest zonder ook maar één keer het dorp te hebben verlaten’, is een veel gehoorde grap.

Die grap had in de tijd van de Sovjet-Unie een wrange bijsmaak. Bevolkingsgroepen hadden niet de vrijheid om te mogen reizen. Hierdoor was er nauwelijks sprake van enig grensverkeer tussen Hongarije en Oekraďne. Zowel voor sovjetburgers van Hongaarse origine als voor de Hongaren in het ‘moederland’ was het praktisch onmogelijk om bij elkaar op bezoek te komen.

Onder hen ook Tibor Varga, die met zijn vrouw en drie kinderen in het dorp Tiszavári aan de Oekraďense kant van de grens bij de rivier de Tisza woont. Het dorp ligt in het grensgebied waar de rivier een natuurlijke grens vormt met Hongarije. Het Hongaarse karakter van het dorp is zichtbaar. Het dorp oogt welvarend, ondanks de grote gaten in de weg en de vele oude Russische Wolga’s en Moskvitsjen.

Veel grensbewoners aan de Oekraďense kant hebben inmiddels de oude banden met hun moederland Hongarije hersteld. De onderlinge contacten, zoals familiebezoek, zijn intenser geworden.

Daarnaast is de kleinschalige handel in het grensgebied aanzienlijk toegenomen. Voor veel gezinnen is het smokkelen van benzine, sigaretten en de verkoop van voedsel en consumptieartikelen een noodzakelijke bezigheid geworden om te overleven.

Inmiddels zijn zij gewend om zonder visum vrijelijk naar Hongarije te reizen. Ook Tibor slaagt erin om de dreigende tekorten aan het eind van de maand te compenseren met de opbrengst uit de verkoop van Oekraďense stofzuigers.

Het in de jaren negentig toegenomen grensverkeer wordt nu echter bedreigd door de Hongaarse toetreding tot de Schengen-unie. Nu al worden de contacten tussen Hongarije en de Oekraďense Hongaren moeilijker door de flinke extra kosten die moeten worden gemaakt om de Europese Unie te betreden, zoals voor een paspoort en een verplichte autoverzekering.

In de dorpskroeg, waar ik met Tibor zit, schettert Hongaarse zigeunermuziek die vergezeld van een drum- computer in een modern sausje wordt gegoten. Onderwijl toont de televisie een muziekprogramma met videoclips vol bevallige dames.

Tibor probeert boven de muziek uit te komen en vertelt dat hij regelmatig voor zijn werk naar de universiteit in Boedapest moet. Hij werkt daar als gastdocent aan de geologische faculteit. Voorheen kon Tibor zonder visum naar Boedapest.

Nu moet hij voor een visum naar het Hongaarse consulaat in de provinciestad Beregovo (Beregszász), zo’n 10 kilometer van zijn dorp. ‘De visumplicht is lastig maar niet onoverkomelijk,’ vertelt Tibor. ‘De papieren moeten alleen om de drie maanden worden vernieuwd.’

Tibor zit meer in z’n maag met de uitkomst van het referendum dat eind vorig jaar in Hongarije werd gehouden. Hierin werd de vraag voorgelegd of de etnische Hongaren in de omringende landen wel of geen Hongaars staatsburgerschap konden krijgen. Een kleine meerderheid van 52 procent stemde voor. Maar vanwege de te lage opkomst van 38 procent van de kiesgerechtigden was het referendum ongeldig.

Veel Hongaren hebben angst voor een toestroom van gelukzoekers uit de doorgaans armere buurstaten. Volgens Tibor zijn het echter niet de arme drommels die naar Hongarije vertrekken, maar de hoogopgeleiden. ‘In onze streek is geen arts meer te bekennen, ze zitten allemaal in Boedapest hun kost te verdienen.’

De markten in steden als Beregszász en Ungvár hebben zich geheel aangepast aan het consumptiepatroon van de gemiddelde Hongaarse consument. Nagemaakte merkkleding, schoeisel, drank, benzine en sigaretten vormen de belangrijkste handelswaar. Op het eerste gezicht lijkt de handel big business; op straat, op bazaars en in overdekte markthallen worden de goederen in bulk verkocht.

Tamás Abafy en zijn vrouw Ági behoren tot een groeiende groep van ‘kleine zelfstandigen’ die dagelijks Oekraďne bezoeken. Ze bewonen een bescheiden appartement in een buitenwijk van de stad Miskolc in het noordoosten van Hongarije.

Om zichzelf en zijn vrouw van levensonderhoud te kunnen voorzien wagen zij bijna dagelijks de oversteek naar het buurland. ’s Ochtends om vijf uur vertrekken ze met een lege auto en ‘s avonds laat komen ze met een volle bak terug.

‘De transportkosten zijn erg hoog,’ zegt Tamás. Dagelijks moet hij een fikse afstand van 500 kilometer heen en terug afleggen. De kosten weet hij enigszins te beperken door zijn auto met het goedkopere lpg-gas te tanken in plaats van dure benzine.

Zij hebben daarnaast bijkomende kosten aan de grens. Deze ‘grenskosten’ dienen te worden voldaan aan de Oekraďense douanebeambten. ‘Iedereen probeert een graantje van onze handel mee te pikken,’ zegt Ági fel en zij maakt daarbij een wegwerpgebaar.

De betaling is een dagelijks terugkerend ritueel dat op subtiele wijze geschiedt. Het plaatsen van een biljet van 200 forint (80 eurocent) in elk te overhandigen paspoort volstaat. De ‘geleegde’ paspoorten worden door de douaneambtenaar zonder blikken of blozen aan de rechtmatige eigenaar teruggeven. ‘Er worden dan verder geen vragen meer gesteld en ik kan snel verder naar de markt om de spullen op te halen,’ aldus Tamás.

Eenmaal terug in Hongarije moet de weg naar de kopers nog gevonden worden. Het zijn niet alleen de douanebeambten die meeprofiteren van de handel. Om de spullen uiteindelijk op de plaats van bestemming te krijgen, moet gebruik worden gemaakt van een netwerk van vrienden, kennissen en collega’s.

Tante Zsóka, de buurvrouw van Tamás, lijkt minder gecharmeerd van alle handel. Na terugkeer uit Oekraďne brengt Tamás de tassen met drank en koekjes bij haar langs. Voor de distributie moet zij verder zorg dragen.

Met tegenzin sleept ze de volgende dag in de brandende zon de handelswaar mee naar haar werk op het stedelijk gymnasium. De spullen worden voor de dubbele prijs van die in Oekraďne doorverkocht. Omdat de prijzen in Hongarije nog veel hoger liggen, vinden ze desondanks bij haar collega’s gretig aftrek. Het geld dat tante Zsóka daarvoor in ontvangst neemt, draagt ze ’s avonds keurig af aan haar buurman. Als tegenprestatie ontvangt zij geregeld verse worst van Tamás’ oom uit het naburige dorp.

Zo levert tante Zsóka een kleine bijdrage aan het economische verkeer tussen Hongarije en Oekraďne. Evenals vele anderen doet zij dit om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Het is de vraag of dit informele circuit stand kan houden na Hongarije’s toetreding tot de Schengen-unie.

Omhoog
Terug naar archief