Een vakantie die met de dag goedkoper werd

Edwin Bakker

Met de recente oorlog op de Balkan, het uiteenvallen van Joegoslavië en de val van de communistische regimes kwam er een eind aan de bijzondere vakantie-idylle in Joegoslavië. Nooit meer zouden westerlingen en Oostblokkers zij aan zij op het strand liggen. Dé communistische vakantiebestemming voor zowel West als Oost hield op te bestaan.

De burgeroorlog van 1991 tot 1995 had rampzalige gevolgen voor het toerisme aan de Adriatische kust. Als een van de eerste zakte de toeristensector in Kroatië in elkaar. De buitenlanders bleven weg en ook het binnenlandse toerisme stortte in als gevolg van de strijd, de geblokkeerde wegen en het ontstaan van nieuwe internationale grenzen.

Overal langs de kust verloren duizenden burgers hun (vakantie)baan. Campings stonden er verlaten bij, met uitzondering van de regio rond Split, waar de campings na 1991 in gebruik werden genomen door VN-militairen. Hotels werden niet meer bevolkt door blije toeristen maar door getraumatiseerde vluchtelingen. Hoewel de strijd zich voor het overgrote deel in het achterland afspeelde, bereikte het hier en daar de kust: onder andere in toeristische trekpleisters als Dubrovnik en Zadar, die zwaar werden beschoten.

Het toerisme aan de Adriatische kust dateert van ver vóór het naoorlogse massatoerisme. Steden als Pula, Opatja en Dubrovnik kennen een lange traditie als plek waar kon worden genoten van het mooie landschap en het aangename klimaat. Het toerisme van voor de Tweede Wereldoorlog beperkte zich echter tot een kleine Habsburgse en Joegoslavische elite.

Het massatoerisme kwam pas in de jaren vijftig op gang. Eerst onder de eigen bevolking, mede dankzij investeringen door het communistische regime dat zijn arbeiders van een welverdiende vakantie wilde laten genieten. Later volgde een stroom van gasten uit het buitenland.

Dankzij het klimaat, de prachtige omgeving en een actief wervingsbeleid wist het communistische regime, ondanks ideologische obstakels, ook westerse toeristen aan te trekken. Voor de meesten vormde de politieke aard van dit regime geen belemmering. Voor anderen, de fellow travellers, gaf het zelfs extra franje aan de vakantie. Dit gold vooral voor de eerste buitenlandse toeristen die begin jaren vijftig Joegoslavië als vakantiebestemming kozen.

In de jaren zestig begon een breder publiek dat geïnteresseerd was in zon, strand en lage prijzen, het land te ontdekken. In 1961 lag het aantal buitenlandse toeristen voor het eerst boven één miljoen.

Bewust van het feit dat de toeristenmarkt een groeimarkt was, investeerde de overheid in hotels, vliegvelden, bruggen en wegen. Mede dankzij deze overheidssteun en een actieve promotiecampagne groeide het aantal buitenlandse gasten met ongeveer tien procent per jaar. Deze spectaculaire stijging zette door tot ongeveer negen miljoen bezoekers aan de vooravond van de Joegoslavische burgeroorlog.

De groei vond vooral plaats aan de noordelijke kusten van de Joegoslavische deelrepubliek Kroatië: in Istrië, op het eiland Krk en aan de Dalmatische stranden. Vooral de toestroom van Duitsers was groot. Zij namen in de jaren zestig en zeventig ongeveer een derde van het aantal overnachtingen voor hun rekening, gevolgd door Oostenrijkers en Italianen.

Behalve deviezen leverde het bezoek van westerse gasten veel banen op in hotels, restaurants en andere dienstverlenende sectoren. Tevens stimuleerde de groei van het aantal toeristen de uitbreiding van de infrastructuur, de voedingsmiddelenindustrie en de detailhandel.

Niet alleen de staat en staatsbedrijven wisten van het toerisme te profiteren, ook individuele burgers pikten een graantje mee. Menig bewoner van de Adriatische kust verbleef in de zomer in de garage of op zolder om maar zo veel mogelijk kamers ter beschikking te kunnen stellen aan de goed betalende toeristen.

Met meer dan negen miljoen buitenlandse gasten in 1988 was Tito's Joegoslavië dé communistische toeristenbestemming, ver voor Hongarije (Balatonmeer) en Roemenië en Bulgarije (Zwarte Zeekust).

Ook in een ander opzicht was het een communistische toeristenbestemming bij uitstek. Voor veel burgers van Oostbloklanden - voor zover ze door de eigen autoriteiten niet gezien werden als bijzonder vluchtgevaarlijk - was de Adriatische kust de enige mogelijkheid om binnen de communistische wereld een 'westerse' vakantie te vieren. Voor de meeste van hen was de Adriatische kust een plek waar ze zich konden vergapen aan ongekende taferelen als muziek op straat, winkels vol luxe producten, de modernste auto's en het vakantiegedrag van westerse toeristen.

Voor de jongere generatie betekende een vakantie in Joegoslavië een fascinerende kennismaking met 'echte' disco's en de nieuwste hits. Uiteraard betaalden de communistische toeristen zich blauw om een beetje met hun westerse vakantiegenoten mee te kunnen doen.

Voor velen bleef dit meedoen beperkt tot wat gratis of relatief goedkoop was. Maar wie een beetje handig was, wist te profiteren van het aanbod van spullen die in eigen land niet voorradig waren of het op de zwarte markt erg goed deden. De tas voor de terugreis puilde dan uit van de spijkerbroeken en ander 'westers' textiel.

Voor de vakantiegangers die niet uit de DDR, Polen, Hongarije en andere landen achter het IJzeren Gordijn afkomstig waren, was het prijspeil juist een van de aantrekkelijke kanten van een vakantie aan de Joegoslavische kust. Hoewel het wel een gehannes was met veel bankbiljetten met nog veel meer nullen, lag het prijspeil een stuk lager dan in de landen van herkomst.

Leuk was ook dat de vakantie gaandeweg steeds goedkoper werd dankzij de hyperinflatie. Je kreeg steeds meer voor je mark, lire of gulden. En als je gebruik maakte van girocheques profiteerde je ook nog eens van het tijdsverschil tussen de datum van opname en de datum van afschrijving. Een beetje gênant was dit wel tegenover de vakantiegangers uit het Oostblok en de lokale bevolking, voor wie de inflatie geen pretje was.

De inkomensverschillen droegen mogelijk bij aan de soms ietwat grove wijze waarop de westerse gast werd bediend, vooral op terrasjes en in restaurants. Het plaatsen van een bestelling viel niet altijd mee en het negeren van gasten behoorde ongetwijfeld tot een van de lokale vermaken. Als je dan eindelijk een heer of dame aan je tafeltje had, volgde op het noemen van de door jou gewenste gerechten nogal eens 'Heute nicht' en eindigde het verhaal veelal met een 'Nur mixed grill'.

Maar met een biertje erbij (BIP met zijn typische ietwat chemische smaak) nam je de beperkte keuzevrijheid al snel voor lief, evenals de niet-kloppende of uit een onleesbaar bedrag bestaande rekening - nema problema. De hemel bleef strakblauw, de zee lekker warm, het landschap fantastisch en over het algemeen waren de contacten tussen de gemiddelde Joegoslaaf en de gemiddelde vakantieganger bijzonder goed.

Omhoog
Terug naar archief