Moeilijk monument

René Does

Afgelopen lente raakten Estland en Rusland op een ramkoers over de verplaatsing van een sovjetoorlogsmonument uit het centrum van de Estse hoofdstad Tallinn. Het leidde tot gewelddadige en onaangename taferelen. Een kleine reconstructie.

De geschiedenis bleek weer eens springlevend te zijn in Oost-Europa. Vooral de twintigste eeuw levert er nog steeds veel oud zeer en wederzijds onbegrip op. De opkomst van het communisme en fascisme, de gebeurtenissen voor, tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog, de opkomst en de ondergang van de Sovjet-Unie en het Warschaupact, de oostwaartse uitbreiding van de Europese Unie en de NAVO: bij elkaar zorgt het voor pittige discussies over wie in welke mate daders, slachtoffers, bezetters en/of bevrijders zijn.

Als dit verleden gebruikt wordt door politici die zich door (onder meer) nationalistische sentimenten laten leiden, zoals bij de huidige leiders van Estland en Rusland het geval is, kan de rede verlaten worden.

De verhouding tussen Estland en Rusland behoort tot de meest problematische bilaterale relaties in Oost-Europa. De nieuwe rechtse en nationalistische regering van minister-president Andrus Ansip stelde zich ten doel om het standbeeld van de Bronzen Soldaat uit het stadscentrum van Tallinn te verwijderen om 'het terugglijden van Estland onder Ruslands controle' te vermijden. De Esten wonden zich de laatste jaren bijvoorbeeld erg op over de Russische intimidatie van Georgië en Moldova.

In januari van dit jaar nam het Estse parlement de Wet op Militaire Begrafenissen aan, die de verplaatsing van het monument plus de herbegrafenis van de stoffelijke overschotten van twaalf sovjetsoldaten mogelijk maakte. De verplaatsing werd gepland op 27 april, net op een moment dat de Russen toeleven naar hun belangrijkste nationale feestdag, de Dag van de Overwinning op 9 mei (te vergelijken met onze 5 mei).

Het is begrijpelijk dat de Russen het Estse besluit als een provocatie opvatten. Het liep dan ook uit de hand. Russischtalige jongeren in Estland wilden het monument beschermen tegen verplaatsing, hetgeen leidde tot hevige rellen waarbij een jonge Rus de dood vond. De ambassade van Estland in Moskou werd belaagd door jongeren van de nationalistische en pro-presidentiële jongerenbeweging Nasji. Het sterk gecomputeriseerde leven van Estland werd ontwricht door mysterieuze cyberaanvallen, waarover de Estse president Toomas Henrik Ilves verklaarde: 'Wij kunnen niet bewijzen wie er achter zit, maar waarschijnlijk niet Uruguay.'

Omdat de Europese Unie de onmiskenbare overreactie van Rusland afkeurde, kreeg de monumentenruzie ook nog internationaal-politieke implicaties vanwege verdere afkoeling van de relaties tussen Rusland en de Europese Unie.

Een van de belangrijkste architecten van de Estse onafhankelijkheid, oud-premier Mart Laar, verdedigde het Estse besluit in de Wall Street Journal van 3 mei. Hij noemde de Russische reactie 'nieuw oud imperialisme'.

'Al deze agitatie gaat over een monument dat de meeste Esten zien als een symbool van vier decennia sovjetbezetting. Op 22 september 1944 "bevrijdde" het Rode Leger Tallinn niet van de Duitse troepen, die toen al bijna allemaal vertrokken waren, maar van een legitieme Estse regering.'

Uiteraard kwam de vraag op: wat kan er gebeuren met Russische oorlogsmonumenten in andere Oost-Europese landen? Immers, de Hongaren zouden een vergelijkbare daad kunnen stellen voor de inval van het Rode Leger in oktober 1956, de Tsjechen voor de 'broederhulp' in 1968 en de Polen voor de moord op Poolse officieren in de bossen van Katyn en de wijze waarop Warschau door het Rode Leger werd bevrijd van de nazi's.

De Hongaarse emigrantenbeweging Wereldcongres van Hongaren pleitte inderdaad voor verwijdering van het sovjetoorlogsmonument van het Vrijheidsplein in het centrum van Boedapest, want zo'n monument op een plein met zo'n naam vond men niet kunnen. Overigens zijn de graven onder het Boedapestse monument vijf jaar geleden vanwege de aanleg van een parkeergarage verplaatst naar de militaire begraafplaats aan de stadsrand.

Het Poolse Katyn-comité vond 'het tijd worden om de sovjetmonumenten uit de straten van Poolse steden te verwijderen die de sovjetleugen dat het Rode Leger een bevrijder van volkeren was, populariseerden en van een theoretische basis voorzagen'.

In totaal liggen ongeveer 4,5 miljoen gesneuvelde Russische en sovjetsoldaten in het buitenland begraven. Zo rusten in de Poolse bodem bijna 1,8 miljoen Russische en sovjetsoldaten en in de Duitse bodem tegen de 800.000. De meeste zijn in de Tweede Wereldoorlog gesneuveld. Er zijn buiten Rusland vele duizenden Russische oorlogsmonumenten en militaire begraafplaatsen.

De omgang met buitenlandse militaire oorlogsslachtoffers is geregeld in de Conventie van Genève van 1947. Deze gebiedt een eerbiedwaardige behandeling, goed beheer van hun graven en toegankelijkheid voor nabestaanden. Als een land deze zorg niet op zich wil nemen, kan het land van herkomst vragen om overplaatsing van de stoffelijke overschotten. Als dat verzoek binnen vijf jaar niet is gedaan, mag men de buitenlandse gevallenen behandelen volgens de eigen wetgeving terzake.

In de eerste helft van de jaren negentig heeft Rusland over het beheer van militaire begraafplaatsen en monumenten bilaterale overeenkomsten gesloten met Duitsland, Italië, Hongarije, Polen, Finland, Slowakije, Roemenië, Mongolië en Japan. Van deze landen zijn daarom geen eenzijdige acties te verwachten tegen Russische monumenten en begraafplaatsen.

Dergelijke verdragen zijn er dus niet met de Baltische landen. Etsland meende zelfstandig over het standbeeld van de Bronzen Soldaat te mogen beslissen, omdat het een monument betreft van een land dat al langer dan vijf jaar niet meer bestaat, namelijk de Sovjet-Unie.

Estland heeft met zijn actie toch ook westerse kritiek uitgelokt, waarop het waarschijnlijk niet zat te wachten. Deze betreft met name de behandeling van de Russische minderheid in het land, ongeveer dertig procent van de bevolking. Zo vindt Nicolai N. Petro, die de vorige president Bush over de Sovjet-Unie adviseerde, het verkeerd dat de Europese Unie Estland als lidstaat accepteerde voordat het zijn Russische minderhedenprobleem goed had opgelost, waardoor er ruimte werd geschapen voor terechte kritiek uit Moskou.

In het hedendaagse Estland krijgen zaken als armoede en werkloosheid steeds sterker een etnisch Russisch karakter. De rellen rond het monument worden om die reden vergeleken met de rellen in de Franse voorsteden, want de Russischtalige jongeren leven toch liever binnen de Europese Unie dan in Rusland.

Overigens zijn de twaalf stoffelijke overschotten en het monument door de verplaatsing naar de militaire begraafplaats aan de rand van Tallinn naar een mooie en geschikte plaats overgebracht. Het waren trouwens de sovjets die in 1945 als eerste de rust van de gevallenen verstoorden door hen uit politieke overwegingen van deze begraafplaats naar het nieuwe monument van de Bronzen Soldaat te verslepen.

Misschien dat de recente verplaatsing en herbegrafenis zowel onder de Russen als onder de Esten tot bezinning leidt en tot een bedachtzamere beoordeling van de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Omhoog
Terug naar archief