Moslimdorp aan de Drina

Erik Nijsten

Sinds het einde van de oorlog in Bosnië-Herzegovina in 1995 bestaat het land uit de Federatie van moslims en Kroaten en de Republika Srpska, het kleinere Servische deel. Het merendeel van de bevolking in deze Republika Srpska bestaat uit Bosnische Serviërs. De meeste niet-Bosnisch-Servische inwoners hebben tijdens de oorlog het gebied noodgedwongen verlaten. Langzaam maar zeker keren deze vluchtelingen, voornamelijk moslims, terug naar hun geboortegrond om er een nieuw bestaan op te bouwen. Een reportage uit het moslimdorpje Strgacina in Republika Srpska.

November 2004 bracht ik voor het eerst een bezoek aan het kleine dorpje Strgacina. Samen met een Kroatische vriend, Jasmin, bezocht ik een van zijn Bosnische ooms, die sinds enkele jaren is teruggekeerd naar Strgacina. Van een dorp was in 2004 nog helemaal geen sprake. Het merendeel van de huizen was totaal verwoest of zwaar beschadigd.

Slechts een paar huizen waren bewoond. Als een van de eerste moslims keerde oom Ramo terug naar Strgacina. Daar trof hij zijn huis volledig verwoest aan. Ook van de andere huizen van de familie, die helemaal bij elkaar woonde, was niets meer over. Enkele honderden meters van zijn oorspronkelijke huis bouwde Ramo in korte tijd een eenvoudig nieuw huis en samen met zijn vrouw wist hij een grotendeels zelfvoorzienend bestaan op te bouwen. De koe zorgt voor de melk, de moestuin voorziet in groenten en fruit en af en toe wordt er een schaap geslacht voor het vlees.

Volgens goed gebruik worden wij verwelkomd met een kan sterke Bosnische koffie. Terwijl de vrouwen het door ons meegebrachte vlees naar de keuken meenemen om daar overheerlijke burek van te maken, nemen wij buiten plaats en genieten van het schitterende uitzicht. Overal om ons heen zien we dichte bossen en hoge bergen. Honderd meter voor het huis bevindt zich een kraakhelder meer. In feite is het een stuwmeer, ontstaan door een dam in de rivier de Drina.

Een paar uur later varen we op een bootje op het meer. Op het water is de schoonheid van de vallei echt indrukwekkend. Kilometerslang wordt het water begrensd door steile hellingen waar de natuur haar gang kan gaan. Omgeven door dit natuurschoon is het bijna niet voor te stellen dat hier tussen 1991 en 1995 tijdens de oorlog in Bosnië-Herzegovina hier zwaar gevochten werd. De vernietigde huizen die we hier en daar ontwaren en een verwoeste legertruck aan de oever herinneren ons echter aan de zware strijd.

Een van de beroemdste oorlogsverhalen uit dit gebied gaat over een gevecht in een van de vele autotunnels. Een groep Bosnisch-Servische soldaten vluchtte tijdens een gevecht met een groep Bosnische moslims in een van deze tunnels. Omsingeld door de moslims probeerden de Bosnisch-Servische soldaten dagenlang tevergeefs uit de tunnel te ontsnappen. Bij de ingang van de tunnel zijn nog veel kogelgaten te zien. Uiteindelijk wisten de Bosnisch-Servische soldaten toch te ontsnappen.

De twee gesneuvelde Bosnisch-Servische vrouwen die de Bosnisch-Servische soldaten probeerden te helpen, worden bij de ingang van de tunnel herdacht door een gedenkteken. Dit verhaal werd beroemd doordat het in de Servische film Lepa Sela Lepo Gore (Mooie dorpen, mooie vlammen) werd verfilmd.

De dagen die wij in Strgacina doorbrengen lijken af en toe ook net een scène uit een film of een bladzijde uit een boek van Aart den Doolaard. Zo gaan we de eerste avond bier halen in het dichtstbijzijnde café. Eerst moet er echter nog getankt worden. Na het tanken en het laten passeren een SFOR-vrachtwagen, rijden we terug in de richting van het café. 'Je weet toch dat we net in Servië waren,' vragen Jasmin en Ramo aan mij. Mijn stomverbaasde blik doet hen schaterlachen. De grens slingert hier zo heen en weer tussen Bosnië-Herzegovina en buurland Servië dat strakke grenscontrole een vrij zinloze missie is. De zwarte handel bloeit dan ook volop in dit gebied.

Een kwartiertje later komen we aan in wat een volledig kapotgeschoten dorpje lijkt. Het enige gebouw dat nog intact is, is een houten keet naast een garage. Als we hier binnen lopen, staart een man of twintig ons aan. Al snel worden handen geschud, sigaretten uitgedeeld en stoelen bijgezet. De houten keet blijkt het bewuste café te zijn. Als Ramo ons voorstelt als 'de jonkies', glimlacht iedereen ons vriendelijk toe.

Al snel vloeit het bier rijkelijk en worden de sterke verhalen steeds sterker, maar dat heeft alleen maar een positieve invloed op de vrolijke sfeer. Steeds meer mensen uit de omgeving blijken hun weg naar het café te vinden en al snel is het binnen een drukte van jewelste.

Ze komen echter niet alleen om bier of sljivovica te drinken. Er wordt ondertussen ook handel gedreven. Potten ingemaakte paprika's verwisselen voor enkele Bosnische marken van eigenaar en zelfs schapen worden er verhandeld. Als iemand om een kilo vlees vraagt, blijkt de eigenaar van de bar tevens de slager te zijn. Hij loopt naar de tafels die aan de rand van de keet zijn opgesteld, trekt een tafellaken omhoog en onthult wat onder het laken verscholen gaat: kilo's schapenvlees en schapenhoofden.

De vrolijke bedoening in het café staat in schril contrast met het harde bestaan van de meeste bezoekers. Bijna iedereen in het café zit zonder werk of moet rond zien te komen van een klein pensioen. De meeste mensen koesteren weinig hoop dat het in de nabije toekomst beter zal worden.

Onlangs bracht ik wederom een bezoek aan Strgacina. Inmiddels is er veel veranderd. Veel huizen zijn opgebouwd en men is bezig om elektriciteit aan te leggen. Jasmin heeft in de tussentijd een houten huisje op een van de hellingen gebouwd. Een andere oom heeft er ook al een huisje gebouwd. Net als Ramo is ook hij met zijn vrouw naar het dorpje teruggekeerd. Een derde oom is bezig met de bouw van zijn weekendhuisje.

Langzaam maar zeker lijkt de gehele familie weer terug te keren naar haar geboortegrond. Om een nieuw bestaan op te bouwen heeft de familie besloten om zich te gaan richten op kleinschalig toerisme. Hiervoor heeft ze familie financiële steun gekregen van de Organization of the Islamic Conference. Deze steun lijkt langzaam maar zeker vruchten af te werpen. Langs het stuwmeer staan volledig opgeknapte huizen.

Op het water vaart een door de Europese Unie gesponsorde boot, de Ciro. Deze boot is de eerste boot die geheel in Bosnië-Herzegovina is vervaardigd. De boot is vernoemd naar de stoomtrein uit de Habsburgse periode die dit deel van Bosnië-Herzegovina met de rest van het land verbond. Deze trein kreeg van de lokale bevolking de naam Ciro. Door de aanleg van het stuwmeer verdween een groot gedeelte van deze spoorlijn echter onder water.

De boot Ciro vervoert nu groepen toeristen over een gedeelte waar ooit de oude spoorlijn liep. Gezien het hoge werkloosheidscijfer in geheel Bosnië-Herzegovina is het te hopen dat toerisme een goede bron van inkomsten wordt voor de lokale bevolking. Aan de schitterende natuur en gastvrijheid zal het zeker niet liggen.

Omhoog
Terug naar archief