Roemenië

Energiezekerheid en diversificatie zijn kernbegrippen geworden in het Roemeense energiebeleid. Vooral sinds Traian Basescu vier jaar geleden president werd, is Roemenië consequent geweest in zijn poging een sleutelrol aan de Zwarte Zee te spelen en een belangrijke schakel te worden tussen de Europese Unie en de aan olie en gas rijke Kaspische regio. Op energiegebied houdt dit in dat Europa zonder tussenkomst van Rusland ook via Roemenië - door de geplande gaspijplijn Nabucco - van gas voorzien zou moeten worden.

Terwijl buurlanden als Hongarije en Bulgarije de afgelopen jaren de uitgestoken hand van Gazprom aanpakten en onderhandelden over deelname aan Zuidstroom, de directe Russische concurrent van het Europese project Nabucco, bleef Roemenië bij herhaling het belang van een gezamenlijk energiebeleid en het commitment aan 'Europa's meest belangrijke alternatieve aanvoerroute' onderstrepen.

Omdat volgens verwachting Europa de komende jaren steeds afhankelijker zal worden van Russisch gas moeten alternatieve aanvoerroutes ontwikkeld worden. Bijvoorbeeld de Nabucco-pijpleiding (met een capaciteit van tussen de 20 en de 30 miljard kubieke meter per jaar) en projecten voor vloeibaar gas (LPG) dat per schip wordt aangevoerd. Ook in dit soort projecten heeft Roemenië met Constanta, de diepste haven aan de Zwarte Zee, een troef in handen.

Of de gok op Nabucco goed zal uitpakken moet nog blijken. Voorlopig bestaat de pijplijn, die aan 10 procent van de Europese gasbehoefte zou kunnen voldoen, alleen nog op papier.

De laatste tijd gaan ook in Boekarest steeds meer stemmen op die menen dat Roemenië de banden met de Russen zou moeten aanhalen, aangezien de pro-Amerikaanse koers van de afgelopen jaren zich vertaalde in een zeer hoge gasprijs. Roemenië is voor ongeveer een derde van het benodigde aardgas afhankelijk van import. Dit is niet veel naar Oost-Europese begrippen, maar alles wat geïmporteerd wordt is afkomstig van Gazprom.

Ook op het terrein van kernenergie worden pogingen ondernomen de energieafhankelijkheid te verkleinen. Roemenië beschikt over één kerncentrale, gelegen aan de Donau bij Cernavoda, waarvan de aanleg eind jaren zeventig begon.

Anders dan in andere voormalige Oostbloklanden is deze kerncentrale met vijf reactoren niet gebouwd naar sovjetmodel, maar met Canadese technologie. Dit verklaart waarom Roemenië nooit onder druk gezet is door de EU om de centrale te sluiten. De onafhankelijke koers van Nicolae Ceausescu heeft ook hier zijn voordeeltjes gehad.

De eerste reactor werd in 1996 in gebruik genomen, terwijl in 2007 de tweede geopend werd. De twee reactoren zijn samen goed voor bijna 20 procent van de jaarlijkse landelijke elektriciteitsproductie. De aanleg van de derde en de vierde reactor zal ongeveer 4 miljard euro kosten en in 2015 afgerond zijn. Een maatschappelijk debat over kernenergie schittert door afwezigheid.

Ook in alternatieve energiebronnen zullen de komende jaren investeringen gedaan worden. Op dit moment wordt bijna 30 procent van de elektriciteit uit waterkracht verkregen, maar de productie is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden, in een land dat geregeld kampt met zowel droge periodes als overstromingen.

Het potentieel op het gebied van alternatieve energiebronnen bestaat uit wind-, bio- en zonenergie. In het zuidoosten van het land zijn op dit moment zoveel aanvragen om windenergieparken aan te leggen dat de vraag zes keer zo groot is als het netwerkcapaciteit.

Bezwaren als de gevaren voor vogels spelen amper een rol, terwijl van een discussie over ruimtelijke ordening en landschapvervuiling al helemaal niets te merken is. Gezien het potentieel en de financiële stimulans die de komende jaren van zowel de regering als de Europese structuurfondsen te verwachten valt, zal het Roemenië geen moeite kosten om de doelstelling te bereiken dat in 2020 de elektriciteitsproductie voor 38 procent uit hernieuwbare bronnen afkomstig zal zijn.

Roemenië probeert hierdoor langzaam maar zeker af te komen van het imago van vervuilend Oostblokland met grauwe industriesteden en primitieve mijnbouw. Het instorten van de communistische industrie zorgde tussen 1990 en 2005 voor een afname van 40 procent in de CO2-emissies.

Maar er is nog veel te doen op het gebied van energiebesparing. Nog te vaak staan de ramen open omdat men de gloeiend hete centrale verwarming niet lager zetten kan of staat het fornuis in de keuken aan omdat men in de winter met open raam wenst te roken. Een mentaliteitsverandering zal echter niet zozeer het gevolg zijn van een sterker milieubesef: hoger wordende energierekeningen zullen het werk moeten doen.

Omhoog
Terug naar archief