Roemenië

Na bijna tweeënhalf jaar EU-lidmaatschap zal de Roemeense kiezer op 7 juni bepalen welke 33 politici het land in Brussel zullen vertegenwoordigen. Net als bij de afgelopen parlementsverkiezingen van november 2008 zullen de inmiddels regerende Democraat Liberale Partij (PD-L) van premier Emil Boc en president Traian Basescu, en de Sociaal-Democratische Partij (PSD) uitmaken wie de grootste partij wordt. De PSD maakt in het Europese parlement deel uit van de Europese Socialistische Partij, terwijl de PD-L de rijen van de Europese Volkspartij aanvult.

Op 1 januari 2007 werd Roemenië dan toch eindelijk lid van de Europese Unie. Het enthousiasme was groot. In de ogen van veel Roemenen 'keerde het land terug naar Europa, waar het na de Tweede Wereldoorlog door een fout van de geschiedenis uit verbannen was'. Veel West-Europeanen en sommige Roemenen echter vonden dat het nog te vroeg was, gezien het grote verschil in welvaart met de rest van de EU en de problemen met corruptie.

Vol verwachting keken de meeste Roemenen uit naar de 19 miljard euro die Roemenië tussen 2007 en 2013 vanuit Brussel zou krijgen. Ruim twee jaar later is de absorptiecapaciteit van die fondsen zeer laag gebleken en heeft het land slechts een fractie van het geld gekregen.

Daarnaast bleek ook na toetreding Justitie moeizaam te functioneren, terwijl de kritiek vanuit Brussel op het uitblijven van het vangen van grote vissen in corruptiezaken steeds feller werd. Bovendien is door de wereldwijde economische crisis ook Roemenië, na negen jaar van economische groei, dit voorjaar in een recessie beland.

Ten opzichte van de parlementsverkiezingen van november 2008 is de sfeer rond de komende Europese verkiezingen enorm veranderd. Een half jaar geleden werd nog 4 procent economische groei verwacht in 2009. De huidige regering houdt intussen rekening mee met een krimp van 4 procent.

De verkiezingsleuzen van de verschillende partijen weerspiegelen dan ook de heersende sfeer. Zo is de PD-L leus uit 2004 - 'Leven in welvaart!' - vervangen door 'Door dik en dun!', terwijl de Groot Roemenië Partij (PRM) weer eens met de 'corrupte kliek' wil afrekenen: 'Twee eerlijke Christenen redden het land uit de handen van de bandieten!' De lijst van de PRM wordt traditiegetrouw aangevoerd door de rechts-extremist Vadim Tudor, dit keer bijgestaan door vastgoedmiljardair Gigi Becali.

Voor Tudor is deze monstercombinatie de laatste kans om terug te komen op het politieke toneel nadat zijn partij in november 2008, voor het eerst sinds zestien jaar, de kiesdrempel niet haalde. Ook voor Becali is succes belangrijk omdat hij de laatste maanden veelvuldig in het nieuws was wegens de strafrechtelijke onderzoeken die naar hem lopen.

Indien beide heren Brussel halen kunnen ze de media hartelijk danken voor de onevenredig grote aandacht die zij krijgen. Met spraakmakende uitspraken op de televisie zorgen deze politieke clowns, die eigenlijk heel weinig kiezers vertegenwoordigen, voor een dagelijks portie circus.

Zonder in complottheorieën te vervallen, moet gezegd worden dat het de Roemeense media, gevangen in handen van verschillende magnaten, allang niet meer alleen om de kijkcijfers gaat. De zakelijke en politieke belangen van de verschillende oligarchen zijn vaak bepalend voor de keuzes die gemaakt worden als politici door talkshows uitgenodigd worden of als 'politieke analisten' hun dagelijkse mix van onzin, halve waarheden, leugens en laster op de buis mogen gooien.

Behalve enkele prominenten die bij de afgelopen parlementsverkiezingen de boot misten en nu te vinden zijn op de Europese lijsten van de verschillende partijen, trekken twee vrouwen, wier namen verbonden zijn aan president Traian Basescu, de meeste aandacht. De eerste is zijn jongste dochter Elena, die als onafhankelijke kandidate aan de verkiezingen deelneemt, na een prominente rol vervuld te hebben binnen de jeugdbeweging van de PD-L.

De tweede is zijn vertrouweling, de in Brussel zeer populaire Monica Macovei. Onder haar bewind als minister van Justitie, tussen 2005 en 2007, kreeg corruptiebestrijding een aanzienlijke impuls, hoewel sommigen haar ervan beschuldigden alleen de politieke vijanden van de president aangepakt te hebben.

Hoewel de twee toonaangevende nieuwszenders veel aandacht aan de campagne besteden, loopt de kiezer er niet echt warm voor. De lage opkomst van 30 procent bij de afgelopen Europese verkiezingen in 2007 en de historisch lage 40 procent bij de parlementverkiezingen van november 2008, voorspellen wat dat betreft weinig goeds. Na drie verkiezingen en een referendum in amper twee jaar tijd, met in november 2009 de presidentsverkiezingen voor de deur, kan men gerust stellen dat Roemenië verkiezingsmoe is.

Daarnaast zijn deze Europese verkiezingen slechts in naam gericht op Europa en feitelijk een opwarmer voor de presidentsverkiezingen. De campagne gaat alleen maar over interne kwesties, en met uitzondering van de PD-L zijn alle partijen slechts geïnteresseerd om president Basescu aan te vallen.

Boven alles heeft de kiezer er echter genoeg van zich weer uit te moeten spreken over 'mensen die alleen aan hun eigen belang denken'. Dus moeten de politieke partijen alles uit de kast trekken om stemmen te halen. Helaas bleek op 1 mei weer eens dat het arme deel van de electoraat nog altijd te paaien valt met politieke manifestaties waar gratis bier en worstjes worden uitgedeeld. Zo liep de jaarlijkse PSD-parade ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid uit op genante taferelen, waar men elkaar bijna letterlijk onder de voet liep om zeker te zijn van felbegeerde waardebonnen.

Hoewel het twijfelachtig is of dit soort acties daadwerkelijk stemmen oplevert, wordt hiermee het gevoel bij de kiezer versterkt van 'voor wat hoort wat'. En aangezien politici beseffen dat de kiezers ervan uitgaan dat zij hun verkiezingsbeloften toch niet na zullen komen, kunnen ze maar beter meteen met 'iets concreets' over de brug komen.

Het wordt steeds duidelijker dat Roemenië veel meer last krijgt van de economische crisis dan tot nu toe algemeen verwacht werd. De verkiezingen van dit jaar komen dan ook zeer ongelegen omdat ze, ondanks de matige belangstelling bij de kiezer, verlammend zullen werken op het overheidsapparaat. Op de verschillende ministeries is men immers rondom verkiezingen vooral bezig zijn eigen toekomst veilig te stellen, waardoor het maken van beleid voor maanden stil kan komen te liggen.

Daarnaast zullen de presidentsverkiezingen van november de verhoudingen tussen de twee regerende partijen, die elk hun eigen kandidaat zullen steunen, verder onder druk zetten. Vanzelfsprekend zal dat een eensgezind optreden ter bestrijding van de crisis niet ten goede komen.

Omhoog
Terug naar archief