Servië

Morries Leeraert

De nieuwskoppen van de afgelopen maanden: 'Kredietcrisis sluipt Servië binnen', 'Servië in greep van crisis', 'IMF-delegatie in Belgrado'. Het nieuws van 24 maart: 'Tien jaar geleden begonnen de NAVO-bombardementen op Servië en Montenegro'. En vanaf 25 maart gaat het weer verder over harde munten. Dat is misschien wel de grootste verandering tot nu toe: niet zozeer Europese toenadering, het proces tegen Vojislav Sešelj in Den Haag en de dagelijkse politieke schandalen vullen de voorpagina's, maar de uiterst breekbare economie van het land.

Even leek het erop dat de wereldwijde financiële en economische crisis in Servië geen storm teweeg zou brengen. Hier zijn geen banken omgevallen en bedrijven hoeven niet te worden genationaliseerd, zoals in Amerika en Nederland gebeurt. Ook valt het met de schuldenlast wel mee. Servië kende niet de enorme expansie in kredietverlening bij banken, bedrijven en burgers, zoals in Amerika of West-Europa. Volgens de Nationale Bank van Servië bedroeg de schuldenlast per hoofd van de bevolking (hypotheken uitgesloten) 4.465 dinar, nog geen 50 euro.Ter vergelijking: in Nederland heeft zo'n 26 procent van de huishoudens een schuld van meer dan duizend euro.

De verwachte economische groei is weliswaar flink omlaag bijgesteld van 6,5 naar 3,5 procent, maar, zo zegt vicepremier Bozidar Djelic, dat is nog steeds groei. De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) schat de economische groei voor dit jaar op 2 procent. Analisten gaan uit van een pessimistisch scenario van een minimale groei tussen 0 en 1 procent. Djelic houdt vol: 'Dit jaar spreken we van stagnatie, maar Servië's economie is niet in recessie, laat staan onder dreiging van bankroet.'

Vanuit macro-economisch oogpunt verkeert Servië wel degelijk in een diepe crisis. Sterker nog, de economie van Servië stagneerde al vóórdat de financiële crisis in december merkbaar werd. Sinds oktober vorig jaar verloor de dinar 25 procent van zijn waarde. Was de koers in juli 2008 nog een afgeronde 80 dinar voor een euro, in februari kostte een euro bijna 100 dinar. Nu wordt de dinar redelijk stabiel gehouden op 95 dinar.

Volgens Stojan Stomenkovic, redacteur van het tijdschrift Macro-economische analyse en trends, zou het zonder hulp van buitenaf snel bergafwaarts gaan met Servië. 'De Servische economie draait nog niet uit zichzelf en is erg afhankelijk van buitenlandse investeringen. Die waren al relatief laag en vallen dit jaar grotendeels weg. Er is zelfs sprake van een zekere kapitaalvucht: de afgelopen maanden hebben westerse bedrijven zich teruggetrokken uit de Belgrade Stock Exchange en de Sloveense fondsen Poteza en Proinvest liquideerden hun beursposities.'

Stomenkovic voorspelt zeer zwaar weer: 'De inflatie zal oplopen tot 20 procent en de dinar zal dit jaar 12 procent aan waarde verliezen. Om de munt te stabiliseren moet er veel geld in de economie geïnjecteerd worden. Dit zou de deviezenreserve van de Nationale Bank opslorpen met zo'n acht miljard euro.'

Daarom is er voor de Servische regering nog maar één uitweg om aan geld te komen: lenen bij het Internationale Monetaire Fonds. In januari leende het IMF al een bedrag van 402,5 miljoen euro om Servië's fragiele economie te ondersteunen. Op dit moment onderhandelen het IMF en de Servische regering over een lening van in totaal drie miljard euro voor 2009 en 2010. Het geld is vooral nodig om het financieringstekort van 1,5 miljard euro (16 procent van het bruto binnenlands product) in het overheidsbudget van dit jaar te dichten en de geldontwaarding van de dinar te stabiliseren.

Het gevraagde bedrag staat niet ter discussie, maar de voorwaarden van het IMF zijn hard: het financieringstekort mag niet meer dan 2,5 procent oplopen, en er moeten grootscheepse bezuinigingen plaatsvinden. De politici zitten klem: het geld is absoluut noodzakelijk, maar zij zetten vraagtekens bij de politieke en sociale haalbaarheid.

Hoewel de onderhandelingen nog plaatsvinden, zegt de regering al dat ze de pensioenen en de overheidssalarissen buiten schot wil houden. Het rijk wil vooral geld vrijmaken door in het uitgebreide overheidsapparaat te snoeien. Zo heeft het land 24 ministeries, terwijl in West-Europa een dertiental gebruikelijk is. Ook telt elk ministerie vier tot zes staatssecretarissen. Er staat Servië dus een aanzienlijke vermindering en reorganisatie van de ambtenarij te wachten. Dit is echter onmogelijk zonder politieke hervormingen. Want er bestaat nog steeds een verdeelsleutel waarmee bestuursposten in ministeries en maatschappelijke instituties worden verdeeld onder de partijen. Elke hervorming is een delicate kwestie van conflicterende belangen.

Een tweede maatregel die de overheid overweegt is de invoering van een hoger belastingtarief voor 'rijke' burgers. Het wordt de 'solidariteitstoeslag' genoemd: rijkere burgers betalen een extra premie om de pensioenen en lonen op peil te houden. Dat klinkt erg naar Tito (of Drees), maar Djelic wil deze extra belasting van 5 procent al invoeren vanaf een salaris van 30.000 dinar (315 euro), het gemiddelde maandloon van een werknemer.

Milan Kneževic, voorzitter van het Servische MKB, is furieus. Hij ziet het plan als diefstal. 'Het is ons zuurverdiende inkomen, terwijl het overheidspersoneel in prijzige Audi's en BMW's rijdt, die veelal ook privé worden gebruikt. Een van de grootste posten op het budget zijn de representatiekosten van de overheid: vliegreizen, auto's, kostuums, diners, alles wordt van overheidsgeld betaald.'

Maar de extra belastingheffing is volgens Kneževic vooral onverstandig vanuit economisch oogpunt. 'Het zou juist de gewone burger en het midden- en kleinbedrijf zwaar treffen. Wat de overheid moet doen, is de grijze economie en de zwarte handel aanpakken. Al jaren waarschuwen wij daarvoor. In deze segmenten wordt 50 procent van het bnp omgezet. Daarmee loopt de overheid drie tot vier miljard euro per jaar mis,' zegt hij in de krant Blic.

De maatregelen die voor het oplossen van de crisis noodzakelijk zijn, zullen ook tot politieke hervormingen nopen. De populistische politiek zal plaats moeten maken voor een meer realistische en pragmatische benadering. Anders zal Servië verder wegzakken in een economische recessie. Om bijvoorbeeld meer deviezen en buitenlandse investeringen aan te trekken, moeten handelsbarrières worden opgeheven en zal er vrijere handel en meer concurrentie moeten zijn. Om dit mogelijk te maken zal de greep van de Servische politiek op de economie moeten worden versoepeld.

Omhoog
Terug naar archief