Tsjechië geslaagde voorzitter in tijden van crisis

Hinke Pietersma

In januari nam Tsjechië als tweede nieuwe lidstaat, na Slovenië, het halfjaarlijkse voorzitterschap van de Europese Unie op zich. Na een flamboyant Frans voorzitterschap, met een glansrol voor president Nicolas Sarkozy, was Tsjechië aan de beurt. Met zijn eurosceptische president Vaclav Klaus, die bij voorbaat geen Europese vlag aan zijn kasteel wil laten wapperen, blijkt Tsjechië toch tamelijk vastberaden de Europese Unie door tijden van crisis te loodsen.

Jitka Brodská, derde secretaris op de Tsjechische ambassade in Den Haag, verwoordt hoe het huidige EU-voorzitterschap in Tsjechië wordt ervaren. Volgens haar was de gemiddelde Tsjech zich in 2008 weinig bewust van het naderende EU-voorzitterschap. Het Europese Bureau van vicepremier en minister voor Europese Zaken Alexander Vondra kreeg daarom de opdracht een grote publiekscampagne te starten onder het motto 'We gaan Europa zoeter maken'.

De gelikte mediacampagne, met prachtige advertenties, had echter niet het gewenste effect. De dubbele betekenis van de slogan in het Tsjechisch ? 'Ik zal je eens even wat laten zien' ? werd negatief opgevat en als arrogant ervaren. Het deed denken aan de publiekscampagne 'Europa. Best belangrijk' in 2004 in Nederland. Het belang van Europa werd als gevolg van deze slogan juist niet al te serieus genomen.

De tweede deuk in het imago liep Tsjechië op toen de binnenlandse en buitenlandse media uitgebreid aandacht schonken aan het kunstwerk dat traditiegetrouw door de nieuwe voorzitter aan de EU wordt aangeboden. Het Tsjechische kunstwerk van David Cerný werd internationaal slecht ontvangen. Het verbeeldde alle Europese lidstaten, elk op zijn eigen stereotype wijze. Nederland stond bijvoorbeeld onder water, alleen de minaretten staken er bovenuit. Het slechtst kwam Bulgarije er vanaf, met een Turkse hurktoilet.

Begin mei is het kunstwerk, dat in het gebouw van de Europese Raad hing, door de kunstenaar zelf verwijderd. Het werd door de Tsjechen als beschamend ervaren. Maar, aldus Brodská, ondanks de gevoelens van schaamte overheerste bij de Tsjechen het idee dat aan de vrijheid van meningsuiting en de artistieke vrijheid niet getornd mag worden. Dit was een impliciete steun aan de eigen regering.

Brodská stelt dat, ondanks alle media-aandacht rondom het kunstwerk, het besef dat Tsjechië EU-voorzitter is pas echt tot de Tsjechische burgers doordrong tijdens de crisis in het Midden-Oosten en de gascrisis tussen Rusland en Oekraïne. De televisiebeelden van de Tsjechische premier Mirek Topolánek, samen met belangrijke Europese leiders als Angela Merkel of Sarkozy, zijn gesprek met de Russische premier Vladimir Poetin en zijn rondreis in het Midden-Oosten, spraken een krachtiger taal dan welke informatiecampagne ooit had kunnen bewerkstelligen.

Brodská wijt dit niet zozeer aan eventuele eurosceptische tendensen, als wel aan de geringe interesse in buitenlands beleid die zij bij haar landgenoten bespeurt. De Tsjechen wisten zich door de twee internationale crises heen te slaan en waren achteraf gezien zelfs redelijk succesvol in het oplossen van de gascrisis. Dankzij Europese pendeldiplomatie tussen Moskou, Kiev en Brussel kwam er uiteindelijk een akkoord tot stand.

In het geval van Gaza leek er sprake te zijn van een zekere competitie toen zowel de Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken Karel Schwarzenberg als de Franse president Sarkozy een eigen delegatie leidde. Ondanks deze valse start trad de EU-troika - Frankrijk, Tsjechië en Zweden - nadien gezamenlijk op, met bescheiden resultaten.

Los van deze twee externe crises werd het Tsjechisch voorzitterschap geplaagd door het feit dat Tsjechië als een van de weinige lidstaten het Verdrag van Lissabon nog moest ratificeren. Deze opvolger van het Grondwettelijk Verdrag, dat in 2005 strandde na een referendum in Nederland en Frankrijk, is nodig om de Unie institutioneel te hervormen. Bovendien wordt de inwerkingtreding van dit verdrag algemeen gezien als voorwaarde voor verdere EU-uitbreiding, een belangrijk punt voor de Tsjechen.

Behalve Tsjechië moeten ook Ierland en Duitsland het verdrag nog ratificeren. In Ierland, dat dit najaar onder grote Europese druk een tweede referendum zal houden, groeit onder de bevolking de steun voor het verdrag. En in Duitsland verwacht men binnenkort een uitspraak van het Constitutioneel Hof.

In de Tsjechische politiek is het verdrag al lange tijd een hete aardappel. Begin dit jaar was het spannend of het verdrag door het parlement, waar de regeringspartijen een meerderheid van slechts enkele zetels hebben, zou komen. In februari gaf het parlement zijn goedkeuring aan de ondertekening van het Verdrag van Lissabon. Daarmee was de eerste horde genomen. Op 24 maart echter viel de regering door een motie van wantrouwen en bleek hoe precair het overwicht in het parlement al die tijd was geweest.

De vreugde binnen het demissionaire kabinet was dan ook groot toen de Senaat op 6 mei het Lissabon-verdrag met 54 tegen 20 stemmen aannam. Een aanzienlijke overwinning. Alleen de eurosceptische president Klaus wist nog roet in het eten te gooien door zijn ondertekening afhankelijk te maken van de Ierse ratificatie.

Op de vraag hoe om te gaan met een eurosceptische president, antwoordt de Haagse diplomate Brodská, dat niet de president maar de regering het buitenlands beleid bepaalt. Dat dit voor buitenstaanders verwarrend is, geeft ze onmiddellijk toe. Onder Tsjechische diplomaten was het aannemen van het Lissabon-verdrag in ieder geval een grote opluchting.

Vooralsnog kenmerkt het Tsjechische voorzitterschap zich voor de buitenwereld door kleine en grote blunders en uitglijders, zoals het kunstwerk en de volkomen onverwachte uitspraak van Topolánek dat het Amerikaanse economische stimuleringsplan een 'weg naar de hel' zou zijn. Niettemin is Tsjechië wel degelijk in staat gebleken zijn coördinerende en bemiddelende rol te vervullen. Een geslaagde informele EU-VS top en de komst van de Amerikaanse president Barack Obama naar Praag, zijn hiervan een voorbeeld, evenals het recent gelanceerde Oostelijk Partnerschap met de Oost-Europese buurlanden.

Dat de formele EU-VS top in Washington werd uitgesteld en aan de Tsjechen voorbij zal gaan, is ongetwijfeld te wijten aan de val van de regering. Maar we zien ook dat de Tsjechen adequaat reageerden op de interne politieke crisis door binnen 48 uur Jan Fischer als nieuwe minister-president aan te stellen. Zodoende kon al op 8 mei een zakenkabinet aantreden. Begin oktober zullen vervroegde verkiezingen plaatsvinden.

Dat de partijen elkaar ondanks de politieke strubbelingen weten te vinden, geeft aan dat de Tsjechen hun Europese rol serieus nemen en de klus willen klaren. Hoe groot de impact van de val van de regering op de positie van Tsjechië in Brussel is, valt moeilijk in te schatten, maar waarschijnlijk zullen de diplomaten harder moeten onderhandelen. Van hen zal in juni het eindresultaat van de Europese Raad in belangrijke mate afhangen.

Het Tsjechisch voorzitterschap is niet over rozen gegaan. Zowel de internationale crisis als de val van de regering belette Tsjechië een duidelijk stempel op het voorzitterschap te drukken. Hoewel het naar buiten toe met een slecht imago de geschiedenisboeken in zal gaan, is het Tsjechisch voorzitterschap niettemin bestuurlijk en organisatorisch een sterk voorzitterschap gebleken. Het is bewonderenswaardig en geruststellend hoe de nieuwe EU-lidstaat Tsjechië de continuïteit van zijn voorzitterschap ondanks alle tegenslagen heeft gegarandeerd. Tsjechië blijkt een goede crisismanager en een volwaardige EU-voorzitter.

Omhoog
Terug naar archief