Georgië en Abchazië staan huiverig voor een akkoord

Bruno Coppieters

De territoriale integriteit van Georgië wordt bedreigd door hardnekkige etnische conflicten. Met name de status van de deelrepubliek Abchazië blijft een splijtzwam. Na Tsjetsjenië en Nagorno-Karabach komt de kwestie Abchazië op de derde plaats van militaire conflicten in de postcommunistische Kaukasus. Regelmatig - zoals afgelopen herfst - laait de militaire strijd weer op, waarna de hoop op een politieke regeling wegebt.

Georgië en Abchazië werden in de jaren twintig sovjetrepublieken met een verschillend statuut. Georgië was een soevereine unierepubliek en had aldus formeel het recht zich af te scheiden van de Sovjet-Unie. Abchazië daarentegen was slechts een autonome republiek binnen Georgië. Het was niet soeverein en had aldus niet het formele recht zich af te scheiden. Het was afhankelijk van Tbilisi en Moskou.

Het sovjetbewind slaagde er niet in om het permanente conflict tussen de Georgische en Abchazische gemeenschappen op te lossen. Na de dood van Stalin in 1953 hebben Abchazische intellectuelen en partijleden het Kremlin herhaaldelijk verzocht om afscheiding van Georgië toe te staan.

De democratiseringspolitiek in de Sovjet-Unie vanaf het midden van de jaren '80 leidde in Georgië en Abchazië tot grote nationalistische mobilisaties. De Georgiërs trachtten hun politieke greep op het Abchazische territorium te versterken, terwijl de Abchaziërs zich van Georgië wilden afscheiden.

In 1989 vertegenwoordigden de Georgiërs in de unierepubliek Georgië 70 procent van de bevolking. In Abchazië maakten Georgiërs toen 45 procent van de bevolking uit. Ondanks het feit dat de Abchaziërs slechts 18 procent van de bevolking van hun autonome republiek uitmaakten, maakte het Abchazische establishment aanspraak op politieke hegemonie in deze deelstaat en eiste het recht op zelfbeschikking op.

Terwijl het conflict op het einde van de jaren '80 eerst op politiek vlak escaleerde, kreeg het met het binnenvallen van de Georgische troepen in Abchazië in augustus 1992 ook een militair karakter. De Abchaziërs kregen steun van de Russische militairen die in die regio gestationeerd waren, alsmede van verschillende andere etnische groepen uit de noordelijke Kaukasus, voornamelijk Tsjetsjenen.

De Georgische troepen moesten zich in september 1993 uit het gebied terugtrekken. De Georgische burgerbevolking vluchtte in paniek. Hoewel er een staakt-het-vuren kwam, en ondanks de bemiddeling van de VN en Rusland, werd er geen vooruitgang geboekt in de kwestie van de politieke status van Abchazië. Slechts een minderheid van de vluchtelingen kon terugkeren.

Federalisme
Edoeard Sjevardnadze kondigde tijdens de politieke debatten over de Georgische grondwet in 1995 aan dat hij in het federalisme een mogelijkheid zag om de hereniging te bereiken met het 'verloren gebied' Abchazië. De Abchazische leiders weigerden echter elke discussie over een federatie.

Ze beoogden een confederale eenheid. Hierdoor zou de internationale soevereiniteit en het unilaterale recht op afscheiding van Abchazië internationaal erkend worden. Na jarenlang vruchteloos onderhandelen kondigde Abchazië in 1999 eenzijdig zijn onafhankelijkheid af.

In Tbilisi besliste men de constitutionele hervormingen die het federaliseren en regionaliseren van Georgië zelf beoogden, uit te stellen totdat de hereniging een feit was. Het uitblijven van een oplossing voor Abchazië sloot een regeling voor andere etnische conflicten in het land dus eveneens uit.

Dit had gevolgen voor Zuid-Ossetië. Vóór de oorlog over Abchazië van 1992-1993 was er al een gewelddadig conflict geweest tussen de Georgische en de Ossetische nationalisten omtrent de status van de Autonome Regio van Zuid-Ossetië, die gelegen is aan de Russische grens in het noorden van Georgië.

In 1992 werd daar een staakt-het-vuren bereikt, maar de OVSE slaagde er niet in een politieke oplossing te bereiken. Nochtans boekten beide partijen een betekenisvolle vooruitgang in de normalisering van de handel en de terugkeer van vluchtelingen.

Het feit dat er nog geen definitieve regeling is voor de Abchazische kwestie is één van de belangrijkste redenen voor het uitblijven van een oplossing voor Zuid-Ossetië. De Zuidossetische leiders zullen immers niet met minder tevreden zijn dan met de vredesregeling die voor Abchazië werd bedongen.

Van Georgische zijde is dit standpunt onaanvaardbaar. Volgens hen heeft Zuid-Ossetië niet zoveel rechten als Abchazië. Ze beschouwen de Abchaziërs net als de Georgiërs wél als een autochtone bevolkingsgroep, terwijl de Osseten zich pas enkele eeuwen terug zouden hebben gevestigd in Zuid-Ossetië.

In tegenstelling tot de Abchazen zouden de Osseten daarenboven een 'moederland' hebben in Noord-Ossetië, dat over de grens in de Russische Federatie ligt. Deze interpretatie van de geschiedenis komt erop neer dat Zuid-Ossetië zich tevreden zou moeten stellen met minder autonomie dan Abchazië.

Patstelling
Zowel de speculaties van historici omtrent de afkomst van de verschillende bevolkingsgroepen in de regio als een sterk hiërarchische visie van een federatie, waarbij bepaalde volkeren over anderen kunnen heersen, spelen bij de discussies over de toekomst van de Georgische federatie een belangrijke rol. Overwegingen over de meest effectieve en stabiele federale constructie komen daarentegen nauwelijks voor.

De patstelling in de politieke status van Georgië en Abchazië heeft ook invloed op het samenleven van verschillende etnische gemeenschappen in Abchazië zelf. Volgens de Abchaziërs was de oorlog van 1992-1993 een louter defensieve oorlog tegen een koloniserende staat. In hun ogen werd er gevochten voor de zelfbeschikking van het Abchazische volk, waarvoor het steun kreeg van de niet-Georgische bevolkingsgroepen van Abchazië.

Nochtans is er sinds die oorlog weinig gebeurd om deze groepen in de Abchazische politieke structuren te integreren. Hoewel er een klein aantal niet-Abchazische politici vertegenwoordigd is in het parlement en de regering, is de harde kern van de politieke macht exclusief in handen van etnische Abchaziërs.

Voeg hierbij het feit dat de etnische Abchaziërs slechts een minderheid in hun eigen republiek zijn, dan kunnen we voorspellen dat de verdere toekomst van Abchazië niet probleemloos zal verlopen. Er werd in Abchazië bovendien niet nagedacht over de integratie van de grote Georgische minderheid in de lokale politieke structuren, ongeacht of Abchazië een onafhankelijke staat wordt of deel zal uitmaken van een federale constructie.

De Abchazische leiders hebben echter door de grote sociaal-economische problemen veel aan legitimiteit ingeboet. Hoewel afgelopen jaren een zekere economische groei werd gerealiseerd dankzij het toegenomen toerisme en de groeiende export van agrarische produkten, blijkt de toekomst voor de jongere generaties weinig beloftevol, waardoor velen naar Rusland wegtrekken.

Tot eind 2001 kon men aannemen dat de Georgische en de Abchazische regeringen de status-quo verkozen boven het uitwerken van reële compromissen. Nu blijken de Russische autoriteiten bereid te zijn om politieke druk uit te oefenen op de Abchazische overheid om die te bewegen een tekst te onderschrijven waarbij Abchazië als een 'soevereine entiteit binnen de soevereine staat Georgië' wordt aangeduid. Indien beide conflictpartijen deze formule aanvaarden, kunnen onderhandelingen over de verdeling van bevoegdheden tussen het centrum en Abchazië beginnen.

Het is echter verre van zeker dat de Abchazische en Georgische regeringen deze formule accepteren en bij de onderhandelingen creatief te werk zullen gaan. Dit zou ernstige gevolgen met zich meebrengen voor beide partijen. Een verdere ontvolking van Abchazië en politieke instabiliteit in Georgië is dan te verwachten.

Bruno Coppieters is hoofddocent aan de Vrije Universiteit Brussel (Vakgroep Politieke Wetenschappen)

Achtergrondinformatie over het Georgisch-Abchazisch conflict kan men vinden op de elektronische publicaties beschikbaar op http://poli.vub.ac.be en http://www.c-r.org/accord/accord7/index.htm.

Omhoog
Terug naar archief