Russisch Frankrijk

Pauline Michgelsen

Als Rusland deze vakantie net iets te ver weg is, dan is Frankrijk wellicht een alternatief. Er zijn heel wat Russische plekjes te vinden, en je hebt er geen visum voor nodig.

Tussen de wijngaarden van het departement Lot-et-Garonne ligt het dorpje Thézac. Grote borden verwijzen naar het plaatselijke wijnhuis: hier maakt men Vin du Tsar. Op de borden prijkt, net als op de etiketten van deze wijn, het gelaat van tsaar Nicolaas de Tweede.

Dit alles omdat tsaar Nicolaas de Tweede volgens de plaatselijke overlevering tijdens een officieel bezoek aan Frankrijk in 1908 zo genoten zou hebben van de wijnen van Thézac dat hij er onmiddellijk duizend flessen van bestelde. Deze wijn had inderdaad een heel aardige reputatie in die jaren, maar dat de tsaar werkelijk flessen besteld heeft is volgens velen een fabeltje.

Toch besloten de boeren uit de streek in 1980 hun wijnen naar de tsaar te vernoemen. In 1988 maakte het wijnhuis zelfs een speciale 'millenniumwijn' ter ere van het duizendjarig bestaan van de Russisch-orthodoxe kerk.

Geen slecht idee, want de cave wordt goed bezocht en de wijn wordt niet alleen ter plaatse verkocht, maar ook geëxporteerd naar Rusland. Hij wordt onder andere geserveerd in grote Moskouse hotels als Metropool.

Voor de revolutie van 1917 werden ook talloze andere Franse wijnen naar Rusland geëxporteerd. Wijnen uit het departement Lot met wijnstad Cahors als middelpunt - werden al vanaf de zestiende eeuw op grote schaal aangekocht. Ze werden niet alleen geschonken aan het hof, maar de Kagorskoje vino werd ook gebruikt in de Russisch-orthodoxe kerk.

In 1913 exporteerde Frankrijk ruim 80.000 hectoliter wijn naar Rusland, een getal dat na de revolutie drastisch verminderde tot een treurige 200 hectoliter in 1923. De Russisch-Franse contacten zijn traditioneel echter niet zozeer van economische of gastronomische aard, maar liggen vooral op het culturele vlak.

Emigratie
De Russen begonnen vanaf de tijd van Peter de Grote, eind zeventiende eeuw, naar Frankrijk te reizen. In 1790, na de Franse Revolutie, gebood Catherina de Grote de in Frankrijk verblijvende Russen echter terug te keren naar het vaderland, omdat ze bang was dat die er te veel inspiratie zouden halen. En dat terwijl Catherina de Grote juist zeer populair was bij de westerse intelligentsia.

Franse filosofen beschouwden haar als een verlicht vorstin die probeerde de 'achterlijke' Russische maatschappij te moderniseren. Dat deze modernisering soms met veel geweld gepaard ging zagen ze liever niet. Net zoals de Franse communisten 150 jaar later liever een oogje dichtknepen om de excessen van Stalin niet te hoeven zien.

In de loop van de negentiende eeuw kwamen steeds meer Russen naar Frankrijk om er enkele jaren te studeren aan de grote universiteiten of kunstacademies. Ook veel leden van de Russische adel reisden naar Frankrijk, waar ze vaak een appartement in Parijs en liefst ook een villa aan de Côte d'Azur (bij voorkeur in Nice) bezaten. Hier verbaasden ze de plaatselijke bevolking met hun rijkdom en dure feesten die de hele nacht konden duren en waar de champagne rijkelijk vloeide.

Nice heeft aan deze tijd twee Russisch-orthodoxe kerken overgehouden. Bij een daarvan, de Nicolaas Kathedraal aan de Boulevard Tsarevich, is in de crypte een Museé de la colonie Russe de Nice ingericht. De boulevard dankt zijn naam aan tsarevitsj Nikolaj Aleksandrovitsj die in 1864 in Nice overleed en nabij de kathedraal begraven is.

De stad wordt jaarlijks door duizenden Russische toeristen bezocht die een bedevaartstocht maken langs de kerken, de begraafplaats en de villa's. 'Nieuwe Russen' mogen hier graag een villa betrekken en laten de plaatselijke bevolking - die toch aan rijkdom gewend is - wederom versteld staan door hun uitermate luxueuze levensstijl.

Niet alleen Nice en de Franse Rivièra, ook Biarritz aan de Atlantische oceaan kende honderd jaar geleden een Russische kolonie. Zo bracht schrijver Vladimir Nabokov (1899-1977) er tussen 1905 en 1909 zijn zomervakanties door en woonde componist Igor Stravinski (1882-1971) er tussen 1921 en 1924. De derde 'Russische' badplaats is Trouville, in Normandië, waar schilder Ilja Repin (1844-1930) zich toelegde op het schilderen in de open lucht.

In 1911 lag het aantal in Frankrijk geregistreerde Russen rond de 35.000; in de jaren '20 was dit aantal ten gevolge van de 'witte emigratie' meer dan verdriedubbeld. Frankrijk was het enige land dat het regime van de witte generaal Wrangel erkend had en ving mede daardoor van alle westerse landen verreweg het hoogste aantal Russische emigranten op. Meer dan de helft van hen vestigde zich in Parijs.

Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren deze emigranten zeer actief. De meeste Russisch-orthodoxe kerken zijn in de eerste helft van de twintigste eeuw door hun toedoen gebouwd. Ook richtten ze talloze organisaties op.

De belangrijkste filantropische emigrantenorganisatie was Zemgor, die stukken land verdeelde onder armere Russische vluchtelingen, met name in het zuidwesten van Frankrijk. In 1926 kreeg de organisatie steun van de Franse regering, die graag zag dat dit agrarische gebied met een sterk dalende bevolking weer gevuld werd. In totaal zou Zemgor zo'n 4000 Russen op deze manier ondergebracht hebben. Door hun gebrek aan landbouwervaring - de meeste vluchtelingen waren oorspronkelijk geen boer - en de algemene crises in de jaren '30 hadden de meesten de grootste moeite het hoofd boven water te houden.

Behalve als boer gingen veel vluchtelingen ook werken als taxichauffeur, fabrieksarbeider of mijnwerker. De architect Andrej Svetsjin (Svetchine op zijn Frans) kwam beter terecht: hij ontwierp in Nice de villa's van onder andere Marc Chagall, Christian Dior en Freddie Heineken.

Na de Tweede Wereldoorlog was het aantal Russen in Frankrijk drastisch gedaald en hielden veel oude emigrantenorganisaties op te bestaan. Latere emigranten, zoals de dissidenten die met name in de jaren '70 naar Frankrijk uitweken, waren veel minder talrijk en de door hen opgerichte organisaties leden een marginaal bestaan.

Wel waren er sinds 1945 talrijke vriendschapsverenigingen Frankrijk-USSR. Elke departementale hoofdstad kende er wel een. Deze verenigingen hadden weinig gemeen met de oude emigrantenclubs: de meeste leden hadden geen Russische wortels, maar waren Franse leden van de communistische partij. De vriendschapsverenigingen bestaan nog steeds, zij het dat ze inmiddels meestal hun naam gewijzigd hebben tot Vereniging Frankrijk-GOS of liever nog Poesjkin-vereniging en vergelijkbare neutrale benamingen.

Schrijvers
De Russische schrijver Ivan Toergenev (1818-1883) bezocht Parijs voor het eerst in 1845. In 1870 vestigde hij zich er definitief; eerst aan de Rue de Douai nummer 48 bij het echtpaar Viardot en vanaf 1874 in een eigen huis, Les Frênes, in Bougival in de omgeving van Parijs. Bij dit huis liet hij een Russische datsja bouwen, waar hij in de zomermaanden werkte.

Toergenev sprak vloeiend Frans en was bevriend met de grote Franse schrijvers uit zijn tijd zoals Emile Zola en Gustave Flaubert. Van laatstgenoemde vertaalde hij verschillende werken in het Russisch. De datsja, waar de schrijver in 1883 stierf, is inmiddels een museum.

Ook schrijver en Nobelprijswinnaar Ivan Boenin (1870-1953) bracht een groot deel van zijn leven in Frankrijk door. Van 1922 tot zijn dood bewoonde hij een appartement aan de Rue J. Offenbach 1 (16e arrondissement). Het appartement is geen museum geworden; alleen een bescheiden bordje dat in 1993 op het pand werd geschroefd herinnert aan de beroemde bewoner. Tegelijkertijd verbleef Boenin regelmatig (in de oorlogsjaren zelfs permanent) in villa Belvédère in Grasse in de Provence. In 2000 werd in Le jardin de la princesse-Pauline een buste van de schrijver geplaatst.

Aan het langdurig verblijf in Parijs van dichteres Marina Tsvetajeva, die er van 1917 tot 1940 woonde, zijn geen tastbare herinneringen bewaard gebleven. Ze stierf in 1941 in Rusland en werd daar in het plaatsje Jelaboega in de Oeral begraven.

Boenin werd, net als veel andere Russische emigranten, begraven op de begraafplaats van Sainte-Geneviève-des-Bois aan de Rue Leo Lagrange aan de buitenrand van Parijs (Essone). Behalve Boenin liggen hier prominente Witte emigranten begraven als prins Feliks Joesoepov en de groothertogen Andrej Vladimirovitsj en Gavriil Konstantinovitsj, en onder veel anderen ook de dissident Andrej Amalrik (1938-1980), regisseur Andrej Tarkovski (1932-1986) en danser Rudolf Noerejev (1938-1993).

Ooit kon een bezoek aan deze begraafplaats voor sovjetburgers uiterst nadelig zijn voor het vervolg van hun carrière. Inmiddels heeft zelfs president Poetin er een bezoek gebracht.

Kunstenaars
Hoewel er vele beroemde en minder beroemde Russische schrijvers in Parijs hebben gewoond of nog wonen (de hedendaagse Frans-Russische schrijver Andreï Makine bijvoorbeeld), is Parijs in de eerste plaats verbonden met de kunstenaars van de Russische avantgarde. Velen hebben minstens enkele jaren in Parijs gewoond, een groot deel van hen bleef er na de Oktoberrevolutie, of keerde er in de jaren '20 terug.

De roem van de avantgarde werd nog vergroot door het succes van de Ballets Russes in de periode 1910-1930. In veel Franse musea zijn werken van de Russische avantgardisten te vinden. Sommige, zoals Marc Chagall of Ossip Zadkine, hebben zelfs een eigen museum.

De wijk Montparnasse (15e arrondissement) heeft de meeste plaatsen die herinneren aan de Russische kunstenaars in Parijs. In het pand in art nouveau stijl op de Rue Champagne-Première 31 en 31bis werkten onder andere Zinaïda Serebrjakova en Joeri Annenkov. (In het ernaast gelegen Hotel Istria had Lenin zijn Parijse pied-à-terre.) Ook dichter Vladimir Majakovski logeerde hier enige tijd in de jaren '20.

Aan de Passage de Dantzig 48 werkten in de ruim 140 ateliers van La Ruche kunstenaars als Zadkine, Chagall, Soutine en Archipenko. Veel van de oude huizen en ateliers uit Montparnasse zijn verdwenen toen de wijk in de jaren '60 drastisch vernieuwd werd.

De Russische sfeer is enigszins in ere hersteld in het Musée de Montparnasse aan een binnenplaats van de Avenue du Marne nummer 21. Dit museum is ingericht in het voormalig atelier van Maria Vasiljeva (Marie Vassilieff, 1884-1957). In 1912 richtte deze kunstenares in haar atelier een Russische kunstacademie op, waar niet alleen Russische kunstenaars bijeen kwamen, maar ook latere grootheden als Picasso, Braque en Léger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog opende Vasiljeva er een Cantine des Artistes, waar de vaak arme kunstenaars voor 65 centimes (75 centimes inclusief wijn) een maaltijd konden gebruiken. Lenin en ook Trotski hebben hier wel eens gegeten, maar dat bezorgde Vasiljeva problemen met de Parijse politie.

Dergelijke Russische 'bolwerken' zijn tegenwoordig niet meer in Parijs te vinden. Het aantal immigranten heeft nooit meer de hoogte van de jaren '20 gehaald. Maar hun sporen en de kerken zijn er nog. De nieuwkomers zorgen voor Russische restaurants, al kun je daar niet meer eten voor 65 centimes.


Kerken
Verspreid over heel Frankrijk zijn er ongeveer zestig Russisch-orthodoxe kerken, sommige met een duidelijk Russisch uiterlijk, andere vrij onopvallend. De helft ervan staat in Parijs en omgeving (Ile-de-France). Ook alle grote steden en de traditionele Russische vakantieoorden als Nice en Biarritz kennen minstens één orthodoxe kerk.
De bekendste zijn de Aleksandr Nevski Kathedraal uit 1861 aan de Rue Daru in het 8e arrondissement van Parijs (in deze buurt zijn ook een Russisch theehuis en een Russische boekhandel te vinden) en de in de tekst reeds genoemde Nikolaas Kathedraal uit 1912 in Nice.


Enkele adressen
Het Museé Ivan Tourguéniev (16 Rue Yvan Tourguénieff, 78380 Bougival, Yvelines) is alleen op zondag geopend.
Van beeldhouwer Ossip Zadkine (Smolensk 1890 – Neuilly-sur-Seine 1967), de maker van het Monument van de Verwoeste Stad in Rotterdam, is zowel een museum in Parijs, aan de Rue d'Assas 100 bis (6e arr.), als in het dorpje Les Arques in het departement Lot.
In Nice is het Musée National Message Biblique (3, av. Du docteur-Ménard) gewijd aan het oeuvre van Marc Chagall (Vitebsk 1887 – Saint-Paul-de-Vence 1985).
De oprichter van Kunsthandel Popoff et Cie. (sinds 1920 aan 86, Rue du Faubourg St. Honoré, 75008 Paris) was bevriend met geëmigreerde kunstenaars als Zinaïda Serebrjakova, Albert Benois, Konstantin Korovin, Joeri Annenkov en vele anderen. Nu verkoopt men Russische kunst uit de achttiende tot en met de twintigste eeuw, porselein en revolutionaire posters.
La Maison de la Russie, het Russisch Cultureel Centrum van Parijs ligt aan de Rue Boissière 61 (16e arr.).

Op de websites www.russianparis.com (Engels- en Russischtalig) en www.russie.net (Frans- en Russischtalig) zijn adressen te vinden van onder andere Russische boekhandels, restaurants, kerken en clubs. Ook bieden ze actuele informatie over tentoonstellingen, concerten, films en theatervoorstellingen.

Omhoog
Terug naar archief