Ruslands energierijkdom: wapen en valkuil

Jan Limbeek

Onder president Poetin herwon Rusland het respect van de internationale gemeenschap. Niet alleen vanwege de toegenomen stabiliteit in het land zelf, maar in toenemende mate ook omdat Rusland in het geopolitieke spel het ineffectieve nucleaire arsenaal inruilde voor zijn rol als grote energieleverancier. Over de voor- maar ook de nadelen van Ruslands energierijkdom.

Vroeger respecteerde het Westen sovjet-Rusland omdat de Sovjet-Unie de beschikking had over duizenden kernwapens. Het regime in Moskou kon met één druk op de knop de gehele westerse beschaving vernietigen. Zo'n tegenstrever moest je natuurlijk een beetje omzichtig behandelen. Toen Rusland het communisme vaarwel zei, schatte het Westen het risico om aangevallen te worden laag in, ook al had het land nog evenveel kernwapens en was het een baken van instabiliteit. De omzichtigheid waarmee Rusland behandeld werd, verdween.

De jaren negentig waren de jaren van vriendelijke woorden maar loze gebaren. Jeltsins schoktherapie van de eerste helft van 1992 kreeg vrijwel geen financiële ondersteuning, terwijl Rusland wel werd geacht zijn buitenlandse schuld geheel af te lossen. Intussen werden de NAVO en de Europese Unie uitgebreid. Het Westen heeft Rusland de universele les duidelijk gemaakt: invloed krijg je vanuit een positie van kracht.

Sinds 2005 vrezen commentatoren dat Rusland zijn rol van grote energieleverancier misbruikt om internationaal aan macht en invloed te winnen. Als wapen, zeggen sommigen zelfs. Op zichzelf is dit geen vreemde gedachte, gezien de energieschaarste. We merken er alleen niet zoveel van. Er is veeleer sprake van een automatisch verschijnsel: Rusland is machtiger geworden omdat het zoveel energiereserves heeft.

We zagen dit begin januari 2006 toen Rusland Oekraïne en daarmee Europa kortstondig en gedeeltelijk afsloot van gasleveranties omdat Oekraïne weigerde ineens een veel hogere prijs te betalen. Rusland kwam er snel achter dat Oekraïne slecht onder druk gezet kan worden aangezien het land het leeuwendeel van het gas voor Europa doorvoert.

Er kwam snel een compromis tot stand. Oekraïne betaalt voor het Russische gas de geëiste 230 dollar per m3, maar vanwege een mix met veel en goedkoop Turkmeens gas betaalt het land in totaal slechts 95 dollar. Bovendien betaalt Rusland miljarden dollars extra voor de doorvoer van gas. Netto betaalt Oekraïne slechts 47 procent extra op de oude prijs. Het laatste woord in dit gasconflict is echter nog niet gesproken.

Overigens, als Oekraïne net zo 'zuinig' zou omspringen met energie als de Verenigde Staten, zou het land het Russische gas niet eens nodig hebben. Turkmeens en 'eigen' gas zijn dan toereikend. Sommige deskundigen zijn van mening dat dit nu al het geval is en Oekraïne eigenlijk teveel gas importeert. Het extra gas zou dan een bron van corruptie vormen: een deel van het goedkope Oekraïense gas wordt doorgesluisd naar Europa en het prijsverschil verdwijnt in de zakken van topfunctionarissen.

De verdenking van machtsmisbruik komt omdat Rusland de prijs voor gas aan voormalige sovjetrepublieken als Oekraïne en Georgië sterk wil verhogen. Tabel 1 laat evenwel zien dat de prijs die zij betalen nog steeds aanzienlijk lager is dan wat West-Europese landen betalen.

Tabel 1 Gastarieven van Gazprom voor verschillendelanden, 2005 en 2006 (in $ per 1000 m³)
  2005 2006 (voorlopig)
Duitsland 200  
Slowakije, Slovenië 180
West-Europa1 174 250
Polen 120  
Turkije 75
Baltische landen 85-95 120-125
Moldova 80 1102
Georgië 68 110
Azerbeidzjan 60 110
Armenië 56 110
Oekraïne 50 95
Wit-Rusland 47 47

1. De prijzen voor West-Europa zijn gemiddelden
2. Prijs overeengekomen voor de eerste drie maanden van 2006

De prijsstijging is wel groot, maar dat geldt ook voor West-Europa. De prijsverhouding is jaloersmakend. Sommige landen betalen veel meer voor hun gas dan andere en hebben dan ook moeite de logische verklaring daarvoor te accepteren.

Rusland wil via de wortel (en dus niet via de stok) invloed kopen. Er kunnen enkele technische redenen voor een lagere prijs zijn, zoals de hoogte van transitokosten en de afstand die het gas aflegt, maar in het algemeen geldt: hoe pro-Russischer het beleid van de regering en de houding van de bevolking, hoe lager de prijs. Landen die zich zo niet willen laten beïnvloeden betalen een hoger tarief.

Met betrekking tot olie treden dergelijke conflicten niet op omdat men gewoon de marktprijs betaalt. De positie van Rusland is hier net zo machtig. Rusland is na Saoedi-Arabië de grootste producent van ruwe olie ter wereld. De positie van Saoedi-Arabië is veel belangrijker omdat het land bijna alle olie exporteert die het oppompt, Rusland daarentegen iets meer dan de helft.

Bovendien heeft Saoedi-Arabië verreweg de grootste oliereserves ter wereld (23 procent), waardoor het zijn leidende positie heel lang kan volhouden. Rusland beschikt over slechts zes procent van de wereldoliereserves. Bij het huidige productieniveau zijn de Russische reserves over 21 jaar uitgeput (zie tabel 2).

Tabel 2 Bewezen reserves en productie van Russisch olie en gas in 2004
  Bewezen reserves1 Wereldaandeel Productie Wereldaandeel Verhouding2
Olie (vaten per dag) 72,3 miljard 6,1% 9,3 miljoen 11,9% 21,3 jaar
Gas (miljard m3) 48.000 26,7% 589,1 29,9% 81,5 jaar

1. Dit zijn alleen de reserves waarvan de kans groot is dat ze ontgonnen worden. De ontdekte reserves, waarvan die kans kleiner is, horen hier niet bij. De nog niet ontdekte bronnen horen hier uiteraard evenmin bij. Naarmate er meer ontdekt wordt en men goedkoper en beter kan winnen, stijgt de hoeveelheid bewezen reserves. Voor Rusland kan men optimistischer zijn omdat een groot deel van het geologische onderzoek nog stamt uit de sovjettijd.
2. De bewezen reserves gedeeld door de jaarlijkse productie (in dit geval van 2004) geeft het aantal productiejaren dat de bewezen reserves kunnen leveren.

Bron: BP Statistical review of world energy 2005

De productie van Russische olie groeide sinds 1999 onstuimig. De meeste deskundigen verwachten voor de toekomst blijvende, maar lagere groei. Enkele economen zijn pessimistischer omdat er sprake is van sterk groeiende staatsinvloed op de energiesector. De staat is een veel slechtere ondernemer dan een particulier. Een (relatief) lagere productie is onafwendbaar.

Sinds eind 2004 is er een nationalisatie van de energiesector gaande. In december 2004 kwam het belangrijkste productiebedrijf van oliemaatschappij Joekos, Joeganskneftegaz, in handen van staatsoliemaatschappij Rosneft. Daardoor verdrievoudigde de productie van Rosneft in 2005. Daarna telde de overheid 7,5 miljard dollar neer voor vergroting van het aandelenbelang naar 51 procent in aardgasgigant Gazprom, waarna Gazprom oliemaatschappij Sibneft kocht van Chelsea-eigenaar Roman Abramovitsj voor 13,1 miljard dollar. Gazprom produceert 85 procent van het Russische gas. Daarnaast is een derde van de olieproductie in staatshanden. En de staat controleert de pijpleidingen.

Sommige westerse commentatoren vinden het begrijpelijk dat de staat een groter aandeel wil in de rijke energiesector. Het valt evenwel niet in te zien welke voordelen de staat heeft van een dergelijke nationalisatie. Veel landen met een genationaliseerde energiesector doen het economisch slecht, veel slechter dan landen met een particuliere energiesector. Rusland stelt zich ook aan dat gevaar bloot.

Een ander risico is dat men de enorme toevloed aan energiegeld gaat uitgeven in het land zelf. In 1998 verdiende Rusland 14 miljard dollar aan de olie, in 2005 113 miljard. De laatste jaren steeg de prijs van 29 dollar per vat in 2003 via 38 dollar in 2004 naar 51 dollar in 2005. Al in 2000 sprak de toenmalige economisch adviseur van Poetin, Andrej Illarionov, over de noodzaak van het instellen van een fonds om de toevloed van al dat oliegeld te neutraliseren, ter vermijding van de 'Hollandse ziekte'.

Deze ziekte werd voor het eerst beschreven naar aanleiding van – inderdaad – Nederland. De toestroom in de jaren zeventig van vele aardgasmiljarden naar Nederland en de besteding hiervan leidde tot wisselkoersstijging en het wegconcurreren van de nationale industrie.

Tegenwoordig is de 'Hollandse ziekte' algemeen geaccepteerd als verschijnsel waaraan energie-exporterende landen kunnen lijden. Een land als Noorwegen heeft daarom een enorm stabilisatiefonds, waarin de petrodollars opgepot worden. Rusland heeft sinds 2004 eveneens een streng stabilisatiefonds. Maar al in 2005 konden Poetin en premier Michaïl Fradkov de druk om meer petrodollars te besteden en de voorwaarden van het fonds te verzwakken niet meer weerstaan.

Het probleem is niet gelegen in de omvangrijke inkomsten van de export van olie en gas. Het probleem is de immense politieke en maatschappelijke druk in elke enigszins democratische samenleving om die miljarden uit te geven. Er zijn zoveel goede projecten op het gebied van gezondheidszorg, sociale zorg en dergelijke. En er is geld. Probeer mensen in deze omstandigheden er maar eens van te overtuigen dat de economie slechts een bepaalde hoeveelheid geld aankan. Dat meer geld slechts tot meer inflatie leidt. Dat de toestroom van miljarden dollars 'makkelijk' geld hen lui maakt. Dat de economie op die manier stagneert. Het is niet makkelijk.

Toch is het mogelijk de valkuilen van energierijkdom te vermijden. Een land dat veel energie exporteert is niet automatisch gedoemd. Zo'n land is vatbaar voor de 'Hollandse ziekte', maar een juist beleid wendt de ziekte af.

Het grote voorbeeld van Illarionov is Kazachstan. Dit land is per hoofd van de bevolking nog olierijker dan Rusland, maar het heeft diepgaande hervormingen doorgevoerd. De banken zijn er de sterkste van het GOS, de woningsector is strikt hervormd, de pensioenhervorming is alweer acht jaar oud. Kazachstan kent een spaarfonds, lage inflatie en geen reële wisselkoersstijging. Het gevolg is dat de economie er al zeven jaar met ruim tien procent groeit.

Poetin wil zoveel mogelijk van de oude sovjet-Russische glorie herstellen. In zijn eerste termijn was hij van mening dat een land met een grote schuldenlast en een kleine economie nooit een grote rol kan spelen in de wereld. Vandaar zijn redelijk grote nadruk op hervormingen en het afbetalen van de buitenlandse schuld. De laatste jaren lijken de hoge energieprijzen Poetin ervan te hebben overtuigd dat het herwinnen van de vroegere glorie sneller en makkelijker kan. En dat ze de noodzaak van hervormingen en privatisering wegnemen.

Er is echter niet alleen slecht nieuws uit Rusland. De buitenlandse schuld wordt versneld afgelost, het stabilisatiefonds is niet verdwenen, de begroting is niet zwak en er zitten nog liberalen in de regering. Maar de trend is verkeerd. Het is immers niet zo dat de hoge energie-inkomsten de normale inkomsten aanvullen tot een nog hoger niveau. Nee, ze vervangen die grotendeels.

Daarbij is de Russische bevolking te groot om alleen met behulp van energiegeld welvarend te kunnen zijn. Als de 'Hollandse ziekte' over enkele jaren inderdaad leidt tot economische stagnatie, is Rusland het zoveelste voorbeeld van een land dat de luxe van energierijkdom niet aankan.

Omhoog
Terug naar archief