Nieuwe mythes in geschiedenisonderwijs

Germ Janmaat

Jonge naties hebben vaak de behoefte om de eigen culturele identiteit te onderbouwen met een rijk verleden. De voormalige sovjetrepubliek Oekraïne vormt hierop geen uitzondering. De eerste generatie schoolboekjes voor het vak geschiedenis van de Oekraïne draagt bijvoorbeeld de boodschap uit dat het onafhankelijkheidsstreven van de Oekraïners al een eeuwenoud verschijnsel is en dat buitenlandse mogendheden telkenmale dit streven de kop in hebben gedrukt.

Deze nieuwe mythevorming stuit echter op heftige weerstand van mensen die terugverlangen naar de Sovjet-Unie. Ook staat zij op gespannen voet met pogingen van de Raad van Europa om kritisch en creatief denken en begrip voor andere culturen centraal te stellen in het geschiedenisonderwijs.

Het is begrijpelijk dat jonge staten die ontstaan zijn uit een groter ondemocratisch staatsverband zich tegen de voormalige overheerser keren en een sterke behoefte hebben om misstanden uit de tijd dat ze onderdeel vormden van het grote verband aan te kaarten en te veroordelen, met name om de nieuw verkregen onafhankelijkheid te rechtvaardigen.

Voor Oekraïne betekent dit dat een aantal onderwerpen waar in de sovjettijd niet over geschreven mocht worden nu volop in de belangstelling staat. We hebben het hier dan bijvoorbeeld over de onderdrukking van de Oekraïense taal en cultuur door tsaristisch Rusland in de negentiende eeuw, de russificering van na de Tweede Wereldoorlog en de hongersnood van 1933 en 1934.

Met name het laatste thema heeft voor de huidige Oekraïense geschiedschrijving de proporties bereikt van wat de holocaust voor het jodendom betekent. De hongersnood wordt weergegeven als een cynisch instrument van het stalinistische terreurbewind om de Oekraïense boerenstand te knechten.

Nu is deze versie nog in overeenstemming met de versie van westerse historici: inderdaad zien de laatsten de graanconfiscaties van het regime, die de directe oorzaak van de hongersnood waren, niet alleen als een manier van Stalin om zijn industrialisatiepolitiek mee van de grond te krijgen maar ook als middel om de weerstand van de boeren tegen de collectivisatie, die in Oekraïne groter was dan in Rusland, definitief te breken.

Er zijn echter ook Oekraïense historici die een stap verder gaan door de hongersnood als een instrument van genocide te bestempelen. Stalin zou met andere woorden van plan geweest zijn om de hele Oekraïense natie uit te roeien. Het populaire schoolboek voor klas 10, geschreven door Fjodor Toertsjenko, komt gevaarlijk dicht bij deze versie van Oekraïne’s nationale trauma.

Ook op andere punten is de Oekraïense versie van de geschiedenis op zijn zachtst gezegd controversieel. Zo is er het gevecht met Russische historici over de nalatenschap van het Kievse rijk. Dit omvangrijke vroegmiddeleeuwse vorstendom, dat zich ruwweg uitstrekte van Moskou in het noorden, Lviv in het westen en de Krim in het zuiden en dat Kiev als hoofdstad had, wordt door zowel Oekraïners als Russen opgeëist als voorloper van hun eigen staat (Oekraïne respectievelijk Rusland).

De ruzie rond het Kievse rijk als achterhoedegevecht van historici is onschuldig te noemen, maar dat ligt anders met de weergave van de Tweede Wereldoorlog.

Volgens de nieuwe Oekraïense lezing, die haar weerslag heeft gekregen in de geschiedenisboekjes, moet het Rode Leger niet als bevrijder worden gezien, maar als instrument van een totalitaire staat die Oekraïne wederom zijn wil oplegde. De rol van ware bevrijders en echte Oekraïense patriotten wordt toebedeeld aan de nationalistische guerrilla’s in het westen van Oekraïne, die onder leiding van Stepan Bandera zowel tegen de Duitsers als de Sovjets vochten.

Volgens het nieuwe geschiedenisboek hadden deze guerrilla’s juist ‘vrijheid, democratie en mensenrechten’ hoog in het vaandel staan. Het vermeldt wel dat een andere tak van deze guerrilla’s (onder leiding van een zekere Melnik) collaboreerde met de Duitsers, maar is daar kort over. Ook noteert het slechts in de kantlijn en in zeer omfloerste termen dat deze laatste groep betrokken was bij een bloedbad onder de Poolse bevolking in 1943 in de westelijke provincie Volyn.

Overigens valt het nog te bezien of leerkrachten de inhoud van dit schoolboek klakkeloos overnemen. In de lessen die ik heb bijgewoond viel me op dat ze een geheel eigen kijk op de geschiedenis hebben en kritiek op gezaghebbende schoolboeken niet schuwen.

Vooral de weergave van het Rode Leger als onderdrukkers stuit veel oudere en meer Russisch georiënteerde Oekraïners tegen de borst. In overeenstemming met de sovjetpropaganda kennen zij het Rode Leger de rol van heroïsche bevrijder toe en zien zij de nationalistische guerrilla’s als fascisten die heulden met de vijand.

De veteranen van het Rode Leger voelen zich ronduit beledigd door de nieuwe geschiedsschrijving. Tijdens de jaarlijkse 9 mei-parade komt het regelmatig tot gewelddadige botsingen tussen hen en aanhangers van de nieuwe lijn, vooral in het westen van het land waar de Oekraïense cultuur en het nationale gevoel het sterkst verankerd zijn.

De radicaal verschillende interpretaties van de Tweede Wereldoorlog zijn – naast de taalkwestie – de belangrijkste splijtzwam in de Oekraïense samenleving, waarbij de Oekraïners in het westen de nieuwe lijn aanhangen en het overige deel van de bevolking, zeker de Russischtaligen in het oosten en zuiden, in de Sovjetversie blijven geloven. De nieuwe lijn mag dan de culturele eigenheid van het Oekraïense volk flink benadrukken, zij lijkt eerder verdeeldheid te zaaien dan dat zij de Oekraïners verenigt.

Toch is de keuze voor een nationalistische geschiedschrijving in het geval van Oekraïne verrassend omdat de eerste generatie schoolboekjes het licht zag tijdens het bewind van de als pro-Russisch bekend staande president Leonid Koetsjma. Veel waarnemers hebben zich erover verbaasd dat Koetsjma de nationalistische koers van zijn voorganger Leonid Kravtsjoek, bijvoorbeeld op het gebied het taalbeleid (oekraïnisering), gewoon heeft voortgezet.

De enige verklaring die de Noorse Oekraïne-kenner Pal Kolstoe hiervoor kan bedenken is dat Koetsjma ervan uit moet zijn gegaan dat een onafhankelijke Oekraïense staat niet levensvatbaar is als hij niet gedragen wordt door een eigen culturele identiteit.

De nieuwe interpretatie van de geschiedenis kan overigens ook in meer fundamentele zin bekritiseerd worden. Net als de sovjethistoriografie legt zij één enkele kijk op de geschiedenis op en presenteert zij deze als de absolute waarheid. Wie het waagt de gesanctioneerde versie in twijfel te trekken, kan worden vervolgd of buitengesloten.

In dit verband is de nationalistische geschiedschrijving in het huidige Oekraïne verwant aan haar communistische voorganger en het is met name op dit punt dat het huidige Oekraïense geschiedenisonderwijs botst met de hervormingen die de Raad van Europa nastreeft. Volgens de laatste moet geschiedenisonderwijs in plaats van volgzame onderdanen die gedwee de nationalistische retoriek internaliseren juist actieve kritische burgers kweken die tot een zelfstandig oordeel kunnen komen op basis van aan hen gepresenteerde feiten.

Niettemin is de situatie sterk verbeterd ten opzichte van de sovjettijd. Het huidige ministerie van Onderwijs probeert meer pluriformiteit aan te brengen in het geschiedenisonderwijs door het aanbod van boeken te verbreden.

Inderdaad heb ik geconstateerd dat de nieuwste generatie boeken onderling aanzienlijk verschilt in toonzetting en selectie van gebeurtenissen. Bovendien heeft het ministerie inmiddels de door de Raad van Europa zo vurig bepleite waarden vastgelegd als kerndoelen voor het blok maatschappijwetenschappen, waar geschiedenis deel van uitmaakt.

Daarnaast is er een levendig debat onder leraren, historici en politici over hoe het nu verder moet met het geschiedenisonderwijs en zijn er voortdurend uitwisselingen met buitenlandse vakgenoten.


De auteur doet postdoc-onderzoek aan het Institute of Education in Londen

Omhoog
Terug naar archief