Blijvende polarisatie

Max Bader

De parlementsverkiezingen in Georgië van 21 mei hebben geen einde gebracht aan de politieke onrust die het land sinds september 2007 in zijn greep houdt. De Verenigde Oppositie, de belangrijkste oppositiebeweging, bestaande uit acht partijen en een handvol bekende individuen, gelooft niet dat de partij van president Michaïl Saakasjvili op eerlijke wijze zo'n 120 van de 150 zetels in het nieuwe parlement heeft veroverd. Uit protest heeft de oppositie aangekondigd geen plaats te nemen in het nieuwe parlement en eist ze nieuwe, ditmaal eerlijke verkiezingen.

De aanhoudende politieke crisis begon met de arrestatie in september vorig jaar van voormalig minister van Defensie Irakli Okroeasjvili, breed gezien als een meer politieke dan strikt strafrechtelijke affaire. De crisis bereikte een dieptepunt nadat begin november ordetroepen een grootschalige en dagenlange demonstratie uiteensloegen, waarna Saakasjvili de noodtoestand afkondigde en het belangrijkste televisiestation dat met de oppositie sympathiseerde, Imedi, liet sluiten.

De oppositie ging opnieuw de straat op nadat Saakasjvili bij vervroegde presidentsverkiezingen in januari van dit jaar met een verdacht kleine marge de barrière van vijftig procent haalde, en daarmee een tweede ronde van de verkiezingen comfortabel vermeed. Sindsdien beschouwt de oppositie het presidentschap van Saakasjvili als onrechtmatig.

Toen de nieuwe golf van protesten na enige weken eindigde ging de oppositie ertoe over zich vast te klampen aan het vooruitzicht om via het in mei nieuw te kiezen parlement verandering te kunnen brengen in de Georgische politiek.

In de aanloop naar deze verkiezingen was al veel aan te merken op het verloop van de campagne. De 'partij van de macht' beschikte overduidelijk over veel ruimere mogelijkheden en middelen om reclame voor zichzelf te maken. Kiezers en oppositiepolitici werden geïntimideerd. En het door de partij van Saakasjvili gedomineerde parlement wijzigde twee maanden voor de verkiezingen de kieswet zodanig dat de partij haar kansen vergrootte om ook in het nieuwe parlement een meerderheid te vergaren.

Op verkiezingsdag zelf ging er veel mis, zoals de internationale waarnemersmissie van onder andere de OVSE in haar rapportage daags na de verkiezingen vaststelde. De oordelen van de leiders van de waarnemersmissie waren echter tamelijk mild, waardoor de oppositie veel wind uit de zeilen werd genomen.

Opvallend is dat veel buitenlandse politici en diplomaten lijken te blijven geloven in de belofte van de Rozenrevolutie als democratiseringsbeweging, terwijl in Georgië zelf haast niemand Saakasjvili als een democraat beschouwt.

De oppositie koestert veel grieven jegens het regime en in het bijzonder jegens de overmachtige president Saakasjvili. De belangrijkste ervan zijn waarschijnlijk de autoritaire, populistische en arrogante bestuursstijl van de machthebbers, en het gebrek aan aandacht voor de sociaal-economische noden van een groot deel van de bevolking.

Er bestaan daarbij geen diepgravende ideologische verschillen tussen regime en oppositie. Beide zijn bijvoorbeeld hartstochtelijk voorstander van euro-atlantische integratie en het herstellen van de controle over de separatistische regio's Abchazië en Zuid-Ossetië, en kijken met argwaan naar de grote noorderbuur Rusland.

De grootste tegenstand ervaart het regime in de hoofdstad Tbilisi, en dan met name in de relatief welvarende centraal gelegen wijken van de stad. Meer afgelegen regio's, vooral daar waar etnische minderheden wonen, blijven Saakasjvili steunen.

Bij de presidentsverkiezingen in januari verloor Saakasjvili in Tbilisi ruimschoots van de belangrijkste oppositiekandidaat Levan Gatsjetsjiladze, terwijl hij in sommige afgelegen regio's meer dan negentig procent binnenhaalde. Demonstraties in Tbilisi kennen vaak een massale opkomst, wat waarschijnlijk verklaart waarom Saakasjvili in november naar extreme middelen greep.

Naast de Verenigde Oppositie en de partij Verenigde Nationale Beweging-Voor een Triomfantelijk Georgië van Saakasjvili deden nog acht partijen en twee verkiezingsblokken, bestaande uit meerdere partijen, mee aan de parlementsverkiezingen.

Er bestaat een grote oppositie, maar deze is versplinterd, zoals sinds 1991 doorlopend het geval is geweest. Partijen zijn klein, gebrekkig georganiseerd, worden gedomineerd door één of enkele zelfzuchtige leiders, hebben zelden een herkenbaar beleidsprogramma en verkeren altijd in een nadelige concurrentiepositie ten opzichte van de 'partij van de macht'.

De oppositie maakt weinig kans een vervroegd aftreden van Saakasjvili of nieuwe parlementsverkiezingen af te dwingen. Ze heeft hiervoor te weinig diplomatieke steun vanuit het buitenland en te weinig vertrouwen van de bevolking.

Ook in de komende jaren zal de Georgische politiek worden gekenmerkt door een ongezonde mate van polarisatie. Het ronduit verziekte politieke klimaat belooft weinig goeds voor de volgende verkiezingscyclus die - mits de president de grondwet eerbiedigt en hij aftreedt - een nieuwe president aan de macht zal brengen.

Omhoog
Terug naar archief