Oorlog in Oost-Azië

Harm Ramkema

In de nacht van 8 op 9 februari 1904 openden Japanse oorlogsschepen het vuur op de Russische vloot in de havenstad Port Arthur. Hoewel de relatie tussen Rusland en Japan gespannen was, kwam de aanval voor de Russen als een verrassing. Op 10 februari 1904 verklaarden beide landen elkaar de oorlog. Deze zou tot 5 september 1905 zou duren. Wat was de oorzaak van het conflict? Hoe verliep de strijd? En waarom leden de Russen een nederlaag? Een schets van de Russisch-Japanse Oorlog van 1904-1905.

In de laatste decennia van de negentiende eeuw maakte het Japanse keizerrijk op industrieel en commercieel gebied een sterke expansie door. Als gevolg hiervan werd het vasteland van Oost-Azië steeds belangrijker voor Japan, niet alleen als voedselproducent voor de snel groeiende bevolking, maar ook als afzetmarkt voor Japanse producten. Het ging dan vooral om het formeel onafhankelijke Korea en het onder Chinese soevereiniteit staande Mantsjoerije.

Maar ook de Russen koesterden politieke en economische ambities in de regio. Vanaf 1898 werd Port Arthur van China gepacht en op het Russische spoorwegnet aangesloten. De onderhandelingen tussen Rusland en Japan over de afbakening van invloedssferen verliepen uiterst moeizaam en daarom brak Japan ze op 6 februari 1904 af. De keizer en zijn vertrouwelingen concludeerden dat oorlog met Rusland de enige optie was om hun doelstellingen te bereiken.

De aanval op Port Arthur werd gevolgd door Japanse troepenlandingen op de westkust van Korea, maar vooralsnog bleef de oorlog beperkt tot een aantal operaties ter zee. De Russen werkten aan herstel en versterking van de vloot, terwijl de Japanners de haven met mijnen blokkeerden. Nadat op 13 april 1904 het Russische vlaggenschip Petropavlovsk op een mijn was gelopen en gezonken, verschoof de aandacht van beide landen evenwel naar operaties te land, die vrijwel de gehele oorlog zouden domineren.

De Japanners hadden hun troepen in Korea ondertussen sterk uitgebreid en waren opgetrokken naar de Yalu, de grensrivier tussen Korea en Mantsjoerije. Ten noorden van deze rivier lag een Russische troepenmacht. Eind april, begin mei 1904 zetten de Japanners bij Antung de aanval in, en wel op een plek die de Russen totaal niet hadden verwacht. De eerste omvangrijke veldslag eindigde in een gevoelige nederlaag voor de Russische troepen, vooral door een verkeerde tactiek, slechte terreinkennis, tegenstrijdige bevelen en de numerieke overmacht van de Japanners.

De Japanse troepen vervolgden hun opmars naar Port Arthur. De havenstad lag op een schiereiland, dat via een landengte van zo'n 3,5 kilometer breed met het vasteland was verbonden. Precies op die plek lag de heuvelgroep Nanshan. Als de Japanners die konden veroveren, zou het verkeer van en naar Port Arthur worden afgesloten. Dit realiseerden de Russen zich maar al te goed en daarom hadden zij zich stevig ingegraven.

In de laatste week van mei begon de Japanse stormloop. De strijd om Nanshan kende een nieuwe dimensie van oorlogvoering: loopgraven, prikkeldraad, vlammenwerpers en machinegeweren. Er werd zwaar gevochten, maar opnieuw moesten de Russen het onderspit delven. De veldtocht naar Port Arthur kon beginnen, maar die zou tot begin januari 1905 duren. Tegelijkertijd trokken de Japanners vanuit het zuiden via Kaiping op naar de Russische garnizoensstad Liaoyang.

Deze opmars legde op pijnlijke wijze de meningsverschillen bloot tussen admiraal Jevgeni Aleksejev, de door tsaar Nicolaas II benoemde Viceroy (onderkoning) voor het Verre Oosten, en generaal Aleksej Koeropatkin, de commandant van de landstrijdkrachten in Mantsjoerije. Aleksejev wilde een voorwaartse verdediging, terwijl Koeropatkin vond dat zijn troepen eerst voldoende moesten worden uitgerust met extra manschappen en materieel. De zienswijze van Aleksejev werd door de feiten ingehaald. Door de snelheid en de effectiviteit van de Japanse aanvallen op Russische posities moesten de Russen zich steeds verder naar het noorden terugtrekken.

De stad Liaoyang was een belangrijk knooppunt van wegen en spoorlijnen en telde drie verdedigingslinies. De Russische strijdkrachten stonden deze keer onder het directe commando van Koeropatkin, terwijl de troepen van de tegenstander werden aangevoerd door maarschalk Iwao Oyama, de Japanse opperbevelhebber in Mantsjoerije. De Russen hadden een numeriek overwicht: Koeropatkin beschikte over 158.000, Oyama over 125.000 soldaten. De Japanners daarentegen hadden gedetailleerde informatie over de opstelling van de Russische troepen.

De slag bij Liaoyang duurde twee weken, van 23 augustus tot 5 september 1904. De Russen bleken niet bestand tegen de Japanse aanvalsmachine: zij moesten zich wederom terugtrekken. Niet alleen de gevechtshandelingen zelf, ook de hitte, de vochtigheid en de spanning eisten hun tol. De Japanners hadden ongeveer 5500 doden te betreuren, de Russen 3600.

Medio augustus 1904 begon ook de Japanse aanval op Port Arthur. De stad werd omringd door sterke forten en diepe loopgraven. Verschillende Japanse offensieven werden met succes afgeslagen. Begin december 1904 slaagden de Japanners er echter in een belangrijke heuvel te veroveren, waardoor Port Arthur volledig binnen de vuurlinies van de Japanse artillerie kwam te liggen. Stad en haven werden onophoudelijk gebombardeerd. In de loop van december viel het ene fort na het andere. Op 2 januari 1905 capituleerde de stad.

Na de val van Liaoyang hadden de Russische troepen zich teruggetrokken op Mukden. Onderkoning Aleksejev werd in oktober van zijn functie ontheven, waardoor Koeropatkin de vrije hand kreeg. Vijf maanden lang wisten de Russen hun defensieve posities bij Mukden te handhaven. De verliezen waren enorm. Maar in maart 1905 slaagden de Japanners erin Mukden te veroveren. Een verkeerde tactiek en slecht leiderschap speelden de Russen uiteindelijk parten. De slag bij Mukden markeerde het einde van de landoorlog in Mantsjoerije - en leidde tot het ontslag van Koeropatkin.

Ongeveer vier maanden na het begin van de oorlog, in juni 1904, besloot de tsaar de Russische Oostzeevloot naar het Verre Oosten te sturen om de maritieme aanwezigheid in Port Arthur te versterken. De route zou om de Kaap leiden, want het Suezkanaal werd beheerd door de Engelsen, die goede betrekkingen onderhielden met de Japanners. Het was daardoor niet zeker dat de Russische vloot gebruik kon maken van het Suezkanaal.

Op 11 oktober gaf admiraal Zinovej Rozjdestvenski het bevel om uit te varen - een tocht van ruim 32.000 kilometer. Het zou een reis met hindernissen en ontberingen worden. Voorbij de Kaap kreeg de admiraal het bericht dat Port Arthur was gevallen.

Op 10 januari 1905 monsterde de vloot aan in het noorden van Madagaskar. Dat was het begin van een langdurig verblijf. Rozjdestvenski had namelijk opdracht gekregen om te wachten op versterkingen uit de Oostzee. Medio maart was zijn geduld op: hij begon aan de oversteek van de Indische Oceaan. Met nog meer passagiers aan boord, want de Russische matrozen hadden vele inheemse diersoorten ingescheept. De tocht ging door de Straat van Malakka, via Singapore naar de Baai van Cam Ranh in Vietnam. Daar kwamen ook de langverwachte versterkingen aan. Op 14 mei 1905 zette een vloot van zo'n vijftig schepen koers naar het noorden - doel was nu Vladivostok.

Bij het eiland Tsushima, in de zeestraat tussen Korea en Japan, werd de Russische vloot onder vuur genomen door tal van Japanse oorlogsschepen, die onder leiding stonden van admiraal Heihachiro Togo. De Japanners waren veruit superieur aan de Russen: in snelheid, vuurkracht en bevelvoering. In de Slag bij Tsushima eind mei 1905 verdween tweederde van de Russische vloot in de golven. De balans: 4830 doden aan Russische, 117 doden aan Japanse zijde. Het oorlogsdrama was compleet.

Het verloop van de oorlog in Oost-Azië wakkerde de in 1905 uitgebroken revolutionaire troebelen in Rusland verder aan, waardoor de druk op de tsaar om vrede te sluiten toenam. Maar ook in Japan werd de oorlog een loden last; de strijd had meer dan 80.000 slachtoffers geëist en het land was nagenoeg bankroet.

De Amerikaanse president Theodore Roosevelt speelde een belangrijke rol in de onderhandelingen tussen Rusland en Japan, die op 5 september 1905 resulteerden in de Vrede van Portsmouth. Rusland erkende de belangen van Japan in Korea en moest Port Arthur aan Japan overdragen. Daarnaast dienden beide landen hun troepen uit Mantsjoerije terug te trekken. In Japan braken vervolgens ernstige ongeregeldheden uit, omdat de vrede in de ogen van vele Japanners zeer onvoordelig was.

De Russische nederlaag had verschillende oorzaken. Rusland was totaal niet op een oorlog voorbereid. Nicolaas II meende dat Japan het niet zou aandurven de wapens tegen het machtige Rusland op te nemen. Zijn zelfgenoegzame machtsdenken hield verband met het feit dat Rusland het Japanse moderniseringsproces en de opbouw van de Japanse strijdkrachten volledig had genegeerd.

Rusland moest ook oorlogvoeren vanuit een onvoordelige positie: voor de bevoorrading en de aanvoer van troepen was het land afhankelijk van één enkele spoorlijn van 8.000 kilometer lang. De meningsverschillen in de top van de militaire hiërarchie en het gebrek aan professionalisme in het Russische officierskorps leidden tot besluiteloosheid of verkeerde beslissingen.

De Japanners op hun beurt konden bogen op een eensgezinde militaire leiding en beschikten bovendien over goed functionerende inlichtingendiensten. De Japanse soldaten waren zeer loyaal aan de keizer en wisten waarvoor ze vochten.

In de Russische gelederen daarentegen was de onvrede erg groot. Rusland heeft in deze oorlog niet één veldslag gewonnen, maar de Japanners waren niet in staat om munt te slaan uit hun overwinningen - nooit werd de achtervolging ingezet om de Russische troepen te vernietigen. De Russen waren daardoor in staat steeds opnieuw slag te leveren met de Japanners.

Sinds de dertiende eeuw was het niet meer voorgekomen dat een Europese mogendheid door een Aziatisch land was verslagen. De overwinning van Japan gaf nationalistische bewegingen in Azië een enorme impuls. Bovendien veroverde Japan hierdoor een plaats onder de grootmachten. Japan was nu een land waarmee op het internationaal-politieke toneel voortaan rekening moest worden gehouden.



Literatuur

Een zeer gedetailleerde beschrijving van het verloop van de Russisch-Japanse Oorlog levert Richard Connaughton in zijn boek Rising Sun and Tumbling Bear. Russia's war with Japan (Cassell, Londen 2004). Vele pagina's wijdt deze voormalige docent aan de Army Staff College in Camberley aan alle opeenvolgende veldslagen in Mantsjoerije. De lezer dreigt af en toe het spoor bijster te raken in de opsomming van de talrijke legers, divisies en bataljons.

De bundel Der Russisch-Japanische Krieg (1904/05), met acht bijdragen over verschillende aspecten van de oorlog, samengesteld door Josef Kreiner (V&R unipress, Göttingen 2005), heeft veel aandacht voor de historische, economische en politieke ontwikkelingen in Rusland en Japan. De auteurs lijken elkaar te willen overtreffen in abstract taalgebruik en ingewikkelde zinsconstructies. Dat is jammer, want het boek bevat beslist nuttige achtergrondinformatie over de oorlog.

Een juweeltje is de monografie van Constantine Pleshakov, The Tsar's Last Armada. The Epic Journey to the Battle of Tsushima (Basic Books, New York 2002). In dit boek ben je de reisgenoot van duizenden Russische matrozen, die via de west- en de oostkust van Afrika op weg zijn naar hun zeemansgraf in de Straat van Tsushima.

Ten slotte heeft J.N. Westwood prachtige foto's van de oorlog verzameld in zijn The Illustrated History of the Russo-Japanese War (Henry Regnery Company, Chicago 1974). Dit boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar en wordt zo nu en dan te koop aangeboden op de Amerikaanse website van Ebay.



Omhoog
Terug naar archief