Jan Limbeek
Twaalf jaar geleden bevond Rusland zich in soortgelijke omstandigheden als Griekenland vandaag de dag. Uit de ervaringen van Rusland kan Griekenland profijt trekken, maar het ziet ernaar uit dat de Grieken dit niet zullen doen.
In 1998 torste Rusland een ondraaglijke schuldenlast, de overheidsinkomsten daalden en banken waren steeds minder bereid nieuwe leningen te verstrekken. Dit kon zo niet doorgaan. De ultraliberale econoom Andrej Illarionov pleitte voor een flinke devaluatie van de roebel. De Russische regering wilde echter de waarde van de munt overeind houden, ondanks de grote kapitaalvlucht, de teruggelopen inkomsten als gevolg van lagere grondstoffenprijzen en een voortdurend groot begrotingstekort.
Het IMF steunde de Russische regering en wilde bovendien voorkomen dat een ineenstorting van Rusland andere landen zou meeslepen. Daarom werd besloten Rusland een lening van 22,5 miljard dollar te verstrekken. Tegen de huidige prijzen is dat bijna 30 miljard dollar.
Het hielp niet. Een maand later had Rusland de eerste tranche van 5,1 miljard dollar er al doorheen gejaagd en op 17 augustus 1998 moest het wegens geldgebrek de vaste waarde van de roebel loslaten en een moratorium op de terugbetaling van een groot deel van de schuldenlast afkondigen. De roebel devalueerde met 70 procent. Allerwegen werd een langdurige economische neergang verwacht.
In 1999 herstelde de economie zich echter spectaculair. Het achtste en laatste jaar van Jeltsins bewind liet eindelijk het begin zien van een gezonde economische groei van 6,4 procent, terwijl het IMF in april 1999 nog een krimp van 7 procent had verwacht. Aldus zat het Fonds er met zijn prognose 13,4 procentpunt (!) naast. Een jaar later verwachtte het IMF een economische groei van 1,5 procent voor 2000. Het werd 10 procent, waarmee het IMF er 8,5 procentpunt naast zat.
Naast de groei van de Russische economie was er ook een stijging van de belastinginkomsten, werd de geplande begroting voor het eerst in acht jaar meer dan gehaald en was het primaire overschot op de begroting (exclusief rente en aflossing) ruim 2 procent. Het handelsoverschot steeg naar een recordhoogte van 33 miljard dollar, ondanks een lage olieprijs. De kapitaalinvesteringen namen voor het eerst in tien jaar toe en de werkloosheid daalde, terwijl de omvang van de beroepsbevolking toenam. Rusland betaalde bijna tien miljard dollar aan rente en aflossing op de buitenlandse schuld, waarvan ruim vijf miljard aan het IMF en de Wereldbank.
Dit alles geschiedde terwijl Rusland geen toegang meer had tot particuliere kredieten en grotendeels afgesneden was van leningen van financiële instellingen. Van het IMF ontving Rusland eind juli 1999 nog één keer 641 miljoen dollar. In 1999 betaalde Rusland aan het IMF 3,6 miljard dollar, dat wil zeggen zes keer meer dan het ontving.
Achteraf gezien is het Russische herstel goed te verklaren. De devaluatie van de roebel maakte import zo duur dat binnenlandse producenten weer concurrerend werden op de Russische markt. Bovendien was de regering gedwongen op eigen kracht het huishoudboekje op orde te krijgen aangezien ze was afgesloten van externe financiering. Monetaire financiering was evenmin een optie; niemand zat te wachten op hernieuwde torenhoge inflatie. Gebrek aan buitenlandse hulp versterkte dus de begrotingsdiscipline.
De lessen voor Griekenland zijn duidelijk. Het land kan weliswaar alle schulden herfinancieren via garanties van de eurolanden, maar de sociaal-economische gevolgen zullen de komende jaren voelbaar zijn. Iedereen weet dat het internationale vertrouwen in Griekenland voorlopig niet zal terugkeren, dat de Griekse economie voorlopig niet zal aantrekken en het land zijn schulden niet volledig zal afbetalen. Wat zijn dan nog de voordelen van de euro voor de Grieken?
Als het land echter de euro verlaat en de drachme weer invoert, kan het eindelijk zijn munt devalueren om concurrerend te worden en te blijven. Via een herstructurering van de schuldenlast, die de markt toch al noodzakelijk acht, kan de schuldenlast betaalbaar blijven. Een deel van het Griekse schuldenpapier is de laatste maanden door private partijen van de hand gedaan, waardoor de kans op een internationale bankencrisis als Griekenland in gebreke blijft, een stuk kleiner is geworden. De grootste verliezers zijn de publieke partijen, zoals de Nederlandse regering. Naarmate de huidige situatie voortduurt, worden die verliezen alleen maar groter.
Overigens ontslaat het verlaten van de eurozone de Griekse regering er niet van een streng financieel-economisch beleid te voeren. Als de devaluatie gepaard gaat met grote inflatie, is er nog steeds geen concurrentieverbetering. Dan heeft men de nadelen van inflatie én de nadelen van een zwakke eigen munt, en is stabiele economisch groei ver weg. Ook voor die situatie kunnen we een Russisch voorbeeld aanhalen. In de herfst van 1994 was er een grote devaluatie en hoge inflatie en in alle opzichten sprake van slechtere economische indicatoren.
De econoom Illarionov constateerde enkele jaren geleden dat het economische beleid in Rusland van 1999 'het meest rechtse beleid vormde van de meest linkse regering'. Als de Griekse regering hiertoe ook in staat is, ligt herstel om de hoek. Het alternatief is doormodderen.