René Does
Veel mensen zouden op een of andere manier onsterfelijk willen wezen. Denken over onsterfelijkheid maakt van bijna alle religies en culturen een onderdeel uit. In Rusland is dit denken sterk ontwikkeld, sterker dan in de meeste andere landen van de wereld. De filosofische stroming wordt in het Russisch immortalizm genoemd. De Moskouse journalist, filosoof en cultuurwetenschapper Konstantin Froemkin, tevens hoofd van de Vereniging van Futurologen, heeft in het beroemde maatschappelijk literaire maandblad Novy mir (Nieuwe wereld) een groot artikel geschreven over de geschiedenis en de thematiek van het Russische onsterfelijkheidsdenken onder de titel 'Onsterfelijkheid: een opmerkelijk thema in de Russische cultuur' (Novy mir, 2012, nr. 4).
De wens tot onsterfelijkheid komt in beschavingen grofweg in vier vormen tot uiting: door letterlijk eeuwig te blijven leven, via wederopstanding, via het voortleven van de ziel en door nalatenschap in de vorm van kinderen en bijzondere prestaties. Dat het denken over onsterfelijkheid zich in Rusland sterker dan elders ontwikkeld heeft, verklaart Froemkin uit 'het bekende vermogen van de Russische intelligentsia om denkkracht te besteden aan volstrekt abstracte thema's, aangevuld met enthousiasme over ontwikkelingen in de wetenschap'.
Door de ontwikkelingen in de biotechnologie heeft het hedendaagse onsterfelijkheidsdenken een sterk wetenschappelijk karakter gekregen, waarbij dan drie vragen worden onderzocht: hoe is onsterfelijkheid praktisch voor elkaar te krijgen, hoe moet een maatschappij die bestaat uit onsterfelijke mensen eruit zien en wat is de levensvisie van mensen die onsterfelijk willen zijn. Zo verwacht bijvoorbeeld de directeur van het Russische Wetenschappelijk Onderzoeksinstituut voor Kunstmatige Intelligentie, Aleksandr Narinjani, dat de mens in de komende decennia zal transformeren tot 'de elektronische mens', die, levend in een elektronische cocon, eeuwig jong en gezond zal blijven.
Uiteraard heeft ook in Rusland het denken over onsterfelijkheid een religieus begin in de vorm van het concept van de onsterfelijkheid van de ziel in de Russisch-orthodoxe kerk. Froemkin schrijft dat het eerste wetenschappelijke niet-religieuze traktaat over het thema gepubliceerd werd in de jaren 1809-1811, namelijk het artikel 'Over de mens, zijn sterfelijkheid en onsterfelijkheid' van de schrijver-filosoof Aleksandr Radisjtsjev, die beroemd is geworden door een ander werk van zijn hand: Reis van Petersburg naar Moskou. In deze verhandeling over de argumenten van Duitse filosofen tegen het idee van onsterfelijkheid, positioneerde Radisjtsjev zich ondanks deze tegenargumenten toch als een voorstander van het idee.
Nikolaj Fjodorov (1827-1903), vereeuwigd door Leonid Pasternak
Het niet-religieuze denken over onsterfelijkheid kreeg op het einde van de negentiende eeuw een sterke impuls via de werken van de filosoof Nikolaj Fjodorov. Hij koppelde onsterfelijkheid aan het christelijke concept van wederopstanding, maar stelde daarbij dat voor wederopstanding niet op de hulp van God moest worden gewacht, maar dat wetenschap en techniek de wederopstanding van dode mensen zouden kunnen bevorderen.
Zijn leerling Vladimir Solovjov ontwikkelde zijn denken verder in een artikel met de titel 'Het idee van de Übermensch', over menselijke wezens die niet onsterfelijk werden door wederopstanding, maar door het overwinnen van de dood.
In het begin van de jaren twintig bestond onder leiding van Aleksandr Svjatogor de beweging Biokosmizm, die 'onsterfelijkheid en interplanetair leven' predikte. Onsterfelijkheid was in dat decennium een belangrijk thema in de werken van literaire schrijvers als Vladimir Majakovski en Andrej Platonov. De bioloog Sergej Metalnikov publiceerde over celdeling en stelde dat dit biologische verschijnsel een basis zou kunnen vormen voor het bereiken van onsterfelijkheid.
In de Stalintijd was in het openbaar denken en publiceren over onsterfelijkheid onmogelijk, omdat dit thema voor het officieel atheïstische communistische regime te veel raakvlakken had met het religieuze denken over onsterfelijkheid. Maar na de dood van Stalin, tijdens de 'Dooi' onder zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov, onderging het een wedergeboorte.
In wetenschappelijk opzicht bleek dit uit de herstart van gerontologisch onderzoek en de oprichting van het Instituut voor Gerontologie in Kiev in 1958. In deze periode werd in de literatuur wetenschappelijke science fiction een populair genre onder de Russische lezers. Onsterfelijkheid was een belangrijk thema in deze vorm van fantastika: hoe zijn onsterfelijkheid en eeuwig leven te bereiken en wat zullen de maatschappelijke consequenties hiervan zijn?
Onder druk van het officiële atheïsme stelden denkers over het thema dat er een 'slecht' en een 'goed' onsterfelijkheidsdenken zou bestaan: religieus onsterfelijkheidsdenken was slecht en seculier wetenschappelijk onsterfelijkheidsdenken was goed. Tijdens de glasnost onder Michail Gorbatsjov verdween de ideologische druk. De literatuurwetenschapper Svetlana Semjonova bracht de werken van Nikolaj Fjodorov terug in de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie via het organiseren van 'Fjodorov-lezingen', de oprichting van het Nikolaj Fjodorov Museum (1993) en de oprichting van de N. Fjodorov Vereniging.
Het hedendaagse onsterfelijkheidsdenken in Rusland wordt sterk beïnvloed en aangemoedigd door vier ontwikkelingen: de vergrijzing van de samenleving en de noodzaak van langer doorwerken, de kennisvermeerdering over het leven in de ruimte, de (mogelijkheden tot) stijgende levensverwachting en de vooruitgang in het medische en biologische onderzoek. Het onsterfelijkheidsdenken in Rusland heeft hiermee nog steeds een zeer sterke wetenschappelijke en seculiere oriëntatie.
Nu een technisch antwoord op de wens van onsterfelijkheid in de ogen van de aanhangers van het concept steeds realistischer wordt, komt voor hen ook steeds sterker de vraag op wat de maatschappelijke en morele consequenties zullen zijn. Betekent eeuwig leven ook eeuwige jeugd? Heeft het nog zin en is het nog mogelijk om kinderen (nieuwe mensen) te blijven maken? Hoe zal de overgangsfase van eindig leven naar eeuwig leven verlopen? Wat voor zin zullen mensen aan hun leven geven als dit oneindig is geworden?
Natuurlijk mengden en mengen zich ook in Rusland veel geleerden in de discussie die het concept van de onsterfelijkheid als onrealistisch van de hand wijzen. Froemkin besteedt ook aan hen aandacht, omdat zij in hun afwijzing ook een bijdrage leveren aan het onsterfelijkheidsdenken. Deze tegenstanders stellen vooral dat de onsterfelijkheidsdenkers niet kunnen accepteren dat alles op aarde eindig is, dus ook een menselijk leven. Zelfs hét menselijk leven is eindig, want over vele miljoenen jaren, als de zon zal zijn uitgedoofd, zal het menselijk leven al lang van de aarde verdwenen zijn.
De discussie tussen voor- en tegenstanders van menselijke onsterfelijkheid gaat impliciet of expliciet voor een belangrijk deel over de zin van het leven, zo laat Froemkin zien. De voorstanders van onsterfelijkheid stellen dat het leven geen zin heeft als het eindig is. De tegenstanders menen dat het leven juist zinloos wordt als het oneindig zal zijn. Beide visies blijven hiermee op zoek naar de zin van het leven.