René Does
Toen ik afgelopen december enkele dagen in Moskou was, tijdens de donkerste en 'kortste' dagen van het jaar, maakte ik lijfelijk het afschaffen van de wintertijd in Rusland mee. In Moskou is het voortaan 's winters drie uur later dan in Nederland, vóó de afschaffing was dit twee uur. Het is 's ochtends langer donker, in december tot een uur of tien, waardoor je als je om negen uur opstaat toch het gevoel hebt vroeg uit bed te moeten. Daar staat tegenover dat het niet alweer halverwege de middag begint te schemeren, maar de duisternis later intreedt, op een met het zuidelijker gelegen Nederland vergelijkbaar tijdstip. Het was niet de eerste keer dat Rusland aan de tijd heeft gesleuteld.
In de nacht van zaterdag 26 maart op zondag 27 maart 2011 hebben de Russen de laatste keer hun klokken en horloges een uur moeten verzetten: een uur vooruit naar de zomertijd. Hierna hebben ze permanent zomertijd gekregen, want de klok een uur terugzetten naar de wintertijd hoeft voortaan niet meer. Dat nogal wat Russen vervolgens in november en december van het afgelopen jaar verklaarden zich vaker te verslapen is begrijpelijk als het 's ochtends opeens langer donker blijft.
De afschaffing van de wintertijd (of: permanente invoering van de zomertijd) was een initiatief van president Dmitri Medvedev. Eind maart 2011 werd hiertoe een wetsontwerp bij de Staatsdoema ingebracht, de 'Wet Tijdberekening', die natuurlijk ook werd aangenomen.
Het initiatief van Medvedev is beoordeeld als een maatregel waarmee hij een persoonlijke erfenis in de geschiedenis van Rusland wilde achterlaten. Immers: invoering van de zomertijd zou op elektriciteitsbesparing, het oorspronkelijke argument, in de moderne wereld nauwelijks effect hebben en ook de gezondheidsvoordelen van het verzetten van de klok zijn niet groot, hoewel eigenlijk niemand de donkere ochtend lichamelijk prettig vindt. De elektriciteitsbesparing in Rusland als resultaat van de permanente invoering van de zomertijd is jaarlijks overigens toch nog drie miljard kilowattuur.
De licht spottende commentaren heeft Medvedev ook gedeeltelijk aan zichzelf te wijten, omdat hij zijn besluit onder meer verdedigde met het verminderen van stress onder koeien: 'Wij zijn eraan gewend geraakt ieder voorjaar en najaar de klokwijzers te verzetten en iedereen scheldt hier uit gewoonte op, omdat ons bioritme wezenlijk wordt aangetast. Het veroorzaakt onrust, omdat iedereen of te vroeg wakker wordt of zich verslaapt en zich de rest van de dag niet goed in zijn vel voelt zitten. En dan heb ik het nog niet over die ongelukkige koeien en andere dieren, die geen weet hebben van het verzetten van de klokwijzers en niet begrijpen waarom de melksters op een andere tijdstip komen.'
De invoering van Medvedevs permanente zomertijd is een goede aanleiding om eens langer stil te staan bij hoe Rusland letterlijk met zijn tijd is omgegaan sinds daar een officiële 'wettelijke tijd' is ingevoerd. Dit onderwerp heeft drie deelthema's: de zomertijd en wintertijd, de tijdzones in het land en de gehanteerde kalender.
Zomertijd/wintertijd
In de serie 'Publiekslezingen' van de politieke website Polit.ru heeft de Russische geograaf en tijddeskundige Andrej Panin van de Moskouse Staatsuniversiteit op 14 juni 2011 onder de titel 'Een tijd voor Rusland' een grote publiekslezing gehouden. Dit natuurlijk naar aanleiding van Medvedevs besluit. 'Het vraagstuk van de tijd is vanzelfsprekend niet een van de belangrijkste, zolang het tenminste niet aan de orde wordt gesteld,' zei Panin als reactie op de commentaren op de maatregel van Medvedev.
De 24 tijdzones volgens de Greenwich afspraken.
De landelijke afspraken over vaste tijden en tijdzones stammen uit het einde van de negentiende eeuw. Toen werden onder invloed van de urbanisering en de ontwikkeling van spoorwegen zulke afspraken noodzakelijk. In 1883 werden in Noord-Amerika vijf tijdzones ingesteld. Een jaar later werd tijdens een Astronomieconferentie in Washington de wereld ingedeeld in 24 tijdzones met een centrale zone op basis van de tijd in het Engelse plaatsje Greenwich.
De mondiale invoering van de tijdzones was vervolgens geen algemene eenmalige gebeurtenis, maar een proces dat tot 1972 heeft geduurd: in dat jaar sloot het Afrikaanse land Liberia zich als laatste bij de mondiale indeling in tijdzones aan. In het algemeen geldt hierbij: hoe noordelijker of zuidelijker een land van de evenaar afligt, hoe voelbaarder de aanpassing aan de wintertijd en zomertijd is.
Tsaristisch Rusland deed niet mee aan het Greenwich-systeem, omdat het zijn nationale identiteit op tijdgebied wilde behouden. Tot 1919 fungeerden er twee tijdsystemen in het land: dat van de spoorwegen en dat van de steden. Maar de meeste Russen leefden toen op het platteland en lieten hun dagindeling bepalen door de astronomische tijd, ofwel de stand van de zon.
In 1919, na de communistische revolutie, sloot de Sovjet-Unie zich volgens een decreet van Lenin aan bij de mondiale indeling in tijdzones, zoals die in Washington in 1884 was afgesproken. Sindsdien bezit Rusland een wettelijke vastgelegde tijd in de vorm van de 'decreettijd' (dekretnoje vremja).
Het idee van de invoering van zomertijd en wintertijd stamt ook uit het einde van de negentiende eeuw. De 24-uursindeling van dagen in de verschillende tijdzones is gebaseerd op de stand van de zon, maar mensen zijn sinds de industrialisatie en verstedelijking niet wakker en actief volgens de stand van de zon maar volgens hun klok. Hun dagelijkse activiteiten concentreren zich grotendeels tussen 6.00 uur in de morgen en 23.00 uur in de avond, ongeacht het licht van de zon.
De Nieuw-Zeelandse postmedewerker George Hudson (1867-1946), in zijn vrije tijd amateurastronoom, was de eerste die in 1895 voorstelde om een zomertijd in te voeren. In zijn boek On seasonal time stelde hij voor de klokwijzers in de zomer twee uur vooruit te zetten ten opzichte van de zonetijd om zo beter te kunnen profiteren van het daglicht. Hij wees hierbij op gunstige gezondheidsaspecten en te bereiken energiebesparing.
Hudson werd in zijn pleidooi gevolgd door de Engelse bouwondernemer William Willett, die in zijn boek The waste of daylight van 1908 geleidelijke invoering van de zomertijd en wintertijd in april en september voorstelde door ieder weekend in deze maanden de wijzers van de klok met 20 minuten te verzetten. Willett was een verwoed golfer en vond het jammer als hij 's avonds zijn golfpartijen door het invallen van de duisternis moest staken. Invoering van de zomertijd betekende voor hem extra golftijd.
De doorbraak kwam in de Eerste Wereldoorlog. Op 30 april 1916 voerden Duitsland en enkele van zijn bondgenoten de zomertijd in. Groot-Brittannië volgde op 21 mei. Rusland voerde op 1 juli 1917 eenmalig een zomertijd in tot 1 december van dat jaar. De Verenigde Staten kregen in 1918 zomertijd.
Panin is een groot voorstander van de zomertijd. Hij stelt dat mensen in het daglicht leven en bij daglicht beter gedijen en dat daarom geldt: hoe langer mensen in daglicht kunnen doorbrengen, hoe beter dit is. Zomertijd geeft niet alleen economisch voordeel vanwege enige energiebesparing, maar ook maatschappelijke opbrengsten in de vorm van een betere gezondheid van mensen (want ze voelen zich beter bij meer daglicht), minder verkeersongevallen en minder criminaliteit.
In de zomer kunnen mensen langer buiten blijven voor gezonde en sociale activiteiten. Toeristen zijn ook blij met langer licht in de avond. Een alternatief voor de zomertijd kan vervroeging van de dagelijkse activiteiten met twee uur zijn, zoals de werkdag gemiddeld om 7.00 uur laten beginnen, maar dit vraagt omvangrijke maatschappelijke aanpassingen.
Panin merkt op dat het nut van de zomertijd ook tot uitdrukking komt in tijden van oorlog en crisis. Dit bleek tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog en de oliecrisis in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Op 16 juni 1930 voerde de Sovjet-Unie weer zomertijd in, waarbij terugkeer naar de wintertijd werd afgeschaft. Sinds deze dag leefde Rusland één uur vooruit op zijn zonetijd volgens het Greenwich-systeem. Op 1 april 1981 sloot Rusland zich aan bij het beleid van de meeste Europese landen om vanaf die dag een systeem van zomertijd en wintertijd in te voeren. Sindsdien liep de Russische wettelijke tijd gedurende de zomertijd twee uur voorlopen op zijn zonetijd.
Panin stelt dat op 1 april 1981 Rusland zijn ideale dagelijkse tijdsindeling kreeg: 'Toen in 1981 de overgang naar de zomertijd werd ingevoerd, werd het sovjettijdsysteem, met medeneming van de historisch gegroeide tradities van de dagindeling, maximaal rationeel vanuit het gezichtspunt van het gebruik van natuurlijk licht. (…) Dus op dat moment liepen wij in de wereld niet alleen voorop op het terrein van ballet, maar ook op het gebied van de rationele organisatie van de tijdsberekening.' Dat twee uur vooruitlopen op de zonetijd sinds dit jaar ook voor de winterperiode geldt, vindt Panin dan ook vooruitgang. Kortom: prima besluit, president Medvedev!
Tijdzones
Echter, gelijktijdig met de optimaal rationele wettelijke tijd per 1 april 1981 vond er een ondermijning van dit principe plaats in de vorm van verschuiving tussen en inperking van het aantal tijdzones in Rusland, aldus Panin. Deze praktijk heeft politieke en economische achtergronden, omdat zo de tijdsverschillen met het landelijke centrum Moskou moesten worden verkleind. Regio's ten oosten van Moskou zagen hierdoor hun 'daglichtwinst' door de invoering van de zomertijd verloren gaan.
In 2010 verdwenen er twee tijdzones in Rusland. De linker kaart is oud, de rechter geldt nu.
In 1981 werden twee deelrepublieken en een deel van een provincie naar een westelijkere tijdzone met een vroegere tijd verschoven. Het betrof regio's die een centrale rol speelden in de olie-, gas- en kolenwinning in Rusland: de republieken Komi en Tatarstan en de noordelijke helft van de zeer omvangrijke West-Siberische provincie Tjoemen.
In de nacht van 27 op 28 maart 2010 werd het aantal tijdzones in Rusland verminderd van elf naar negen. De inwoners van vijf van de ruim tachtig regio's van de Russische Federatie hoefden toen de klok niet een uur vooruit te zetten:
In bovenstaande provincies hebben de inwoners geprotesteerd en flink geklaagd over de nieuwe tijdzones waarin zij terecht kwamen. 'Midden op de middag is het alweer donker!' riepen demonstranten in de provincie Kamtsjatka. Panin heeft volop begrip voor de protesten van de inwoners uit deze vijf regio's, omdat zij op jaarbasis 180 uur daglicht verliezen door de nieuwe indeling in tijdzones.
Aan de andere kant waren er ook regionale bestuurders in het oosten die wel in een tijdzone dichterbij Moskou wilden komen. Zo vroeg de president van Basjkortostan, Roestem Chamitov, aan de inwoners van zijn republiek om de overgang naar de zomertijd niet door te laten gaan, waarbij hij stelde dat dan de bestuurlijke en economische contacten met Moskou soepeler konden verlopen en zij live televisieprogramma's als het nieuws en voetbalwedstrijden op de Moskouse tijd (dus vroeger in de avond) konden volgen. Chamitovs voorstel werd afgewezen.
Panin: 'Tegenwoordig zijn tussen Kaliningrad en Magadan negen tijdzones overgebleven, met een "gat" in de zone Moskou+1.'
Kalender
Een laatste aspect van de Russische tijdsindeling betreft de gevoerde kalender. In de zestiende en zeventiende eeuw gingen de meeste landen in Europa over op de Gregoriaanse kalender. Paus Gregorius III, die paus was van 1572 tot 1585, voerde in 1582 zijn Gregoriaanse kalender in, die door de meeste landen in de wereld werd overgenomen.
Tsaristisch Rusland bleef vasthouden aan de oude Juliaanse kalender, die dertien dagen achterloopt op de Gregoriaanse. Er werden wel voorstellen gedaan de Gregoriaanse kalender ook in tsaristisch Rusland in te voeren, maar telkens schrok men hiervoor terug uit angst voor 'besmetting' met westerse vrijheden.
In Rusland werd de Gregoriaanse kalender in 1918 ingevoerd door het nieuwe, revolutionaire communistische bewind. Op 1 februari 1918 werd de kalender dertien dagen vooruit gezet en was het in een keer 14 februari 1918.
Het communistische bewind is het daarna echter nooit gelukt de viering van de Russisch-orthodoxe feestdagen volgende oude Juliaanse kalender te verbieden en uit te bannen. Voor veel Russen was de Juliaanse kalender een van de weinig tastbare zaken die hen nog met het voorrevolutionaire Rusland verbond en de mogelijkheid gaf iets niet volgens de wensen van de sovjetstaat te doen.
Het sterkst was de verdediging van de Juliaanse kalender onder Russisch-orthodoxe gelovigen en de intelligentsia. De sovjetmachthebbers zagen dit 'dissidente' gedrag oogluikend toe. Het gevolg is wel dat het Russisch-orthodoxe kerstfeest nog steeds een week na het 'communistische' Nieuwjaar, de belangrijkste feestdag voor de meeste Russen, valt en de Russen niet vóór maar na 1 januari één of twee weken vrij hebben, want het orthodoxe Kerstfeest is op 7 januari. En dat na het gewone Nieuwjaar veel Russen op de avond van 13 januari 'Oud Nieuwjaar' vieren.