Herman W. Hoen
Denkend aan Oezbekistan zie je eindeloze zandvlaktes van waaruit met enige regelmaat prachtige steden uit de tijd van Zijderoute opdoemen. In deze Centraal-Aziatische republiek waan je je een beetje als Kuifje die, uiteraard samen met zijn trouwe viervoeter Bobbie, het avontuur in de woestijn tegemoet gaat. In de zoektocht naar Oezbekistan richt deze bijdrage zich op de economie van het land. Het artikel gaat in op de ontwikkeling van een markteconomie en de gecreëerde (verdeling van de) welvaart. Het spel en de knikkers zijn uiteraard diep geworteld in het verleden en daarom wordt na een korte introductie ingegaan op de Russische invloed in de negentiende en twintigste eeuw alvorens de economische prestaties na de onafhankelijkheid aan de orde komen.
1. Trivia over Oezbekistan
De in 1991 onafhankelijk geworden republiek van Oezbekistan is qua oppervlakte ongeveer 10 tot 15 procent groter dan Duitsland of Californië en heeft met meer dan 28 miljoen inwoners de grootste bevolkingsomvang van de Centraal-Aziatische opvolgerstaten van de Sovjet-Unie. De bevolking is zeer jong. Bijna de helft is jonger dan 16 jaar en slechts zeven procent heeft de pensioengerechtigde leeftijd (60 voor vrouwen en 65 voor mannen).
Oezbekistan is 'double land-locked', het land heeft dus geen toegang tot de oceaan en alle buurlanden evenmin. Die buren zijn Turkmenistan (iets groter met nog geen 5 miljoen inwoners), Kazachstan (6 keer zo groot en 17 miljoen inwoners, Kirgizstan (half zo groot en krap 6 miljoen inwoners), Tadzjikistan (een kwart van het oppervlak met 8 miljoen inwoners), maar ook Afghanistan (bijna 2 keer zo groot en 30 miljoen inwoners).
Het land ligt goeddeels ingesloten tussen twee belangrijke rivieren, namelijk ten noorden van de Amoedarja en ten zuiden van de Syrdarja. Er heerst een continentaal klimaat en er is een droog woestijnachtig landschap. Het rivierenstelsel is heel belangrijk voor de economie. Het maakt namelijk irrigatie voor de katoenproductie mogelijk.
De "Oezbeken" stammen af van Turks-Mongoolse nomaden. De term 'Oezbeek' duikt na de vestiging in de buurt van Samarkand voor het eerst in de veertiende eeuw op en betekent 'onafhankelijk' De Oezbeken vestigden koninkrijkjes (emiraten) en beëindigden daarmee hun nomadenbestaan, iets wat ze met de nodige trots tegenover de buurlanden, in het bijzonder Kazachstan, uitdragen.
Het grondgebied van het huidige Oezbekistan maakte deel uit van de Zijderoute. Het vormde min of meer het hart in het netwerk van wegen van China naar het Westen dat van de oudheid tot de Middeleeuwen heeft gefunctioneerd. De plaatsen Boechara en Samarkand behoorden ertoe, maar ook de huidige hoofdstad Tasjkent heeft deel uitgemaakt van dit wegenstelsel. Door de opkomst van de zeevaart na de zestiende eeuw raakte de Zijderoute langzaam in verval.
Van origine wordt er in het land een soort Iraans-Turks dialect gesproken. De Sovjets hebben geprobeerd het Russisch door te voeren, maar zagen er uiteindelijk vanaf. In de jaren twintig van de vorige eeuw is besloten tot de invoering van het Iraans-Turkse dialect als officiële taal, het Oezbeeks, maar dan wel met een Cyrillisch schrift. Sinds de onafhankelijkheid in 1991 kent het Oezbeeks weer een Latijns schrift.
Evenals veel van de inwoners in andere Centraal-Aziatische landen zijn de Oezbeken in naam 'soennitische moslims'. Feitelijk zijn ze door de invloed van de communisten echter seculier geworden. Men reist niet naar Mekka en het moskeebezoek is zeer beperkt. Voorts treedt het huidige regime hard op tegen moslimfundamentalisme, iets wat Oezbekistan politieke steun vanuit het Westen heeft opgeleverd.
2. Oezbekistan en het 'Grote Familiespel' in de negentiende eeuw
Politiek-economische invloed in Centraal-Azië werd door de grootmachten in de negentiende eeuw aangegrepen voor wat bekend geworden is als de Great Game. Dit spel was een belangenconflict tussen het Russische Tsarenrijk en Groot-Brittannië.
Russen zijn sinds de inname van Astrachan, in het estuarium van de Wolga bij de Kaspische Zee, in 1556 door Peter de Grote steeds verder oostwaarts getrokken. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd 'Turkestan', ruwweg het gebied van de vijf Centraal-Aziatische opvolgerstaten staten van Sovjet-Unie, de inzet van het spel. Het ging om het creëren van een veiligheidsbuffer tussen het Russische tsarenrijk en het door de Britten beheerste Zuid-Azië.
De onderlinge verdeeldheid door de clanstructuur van kleine koninkrijkjes in wat we nu Oezbekistan noemen maakte het gebied kwetsbaar voor binnendringers. In 1865 lukte het de Russen Tasjkent in te nemen. Boechara volgde drie jaar later en niet veel later ook Chiva. Boechara en Chiva werden, net als Brits Indië, protectoraten en Tasjkent kwam onder direct Russisch bestuur. Daarmee werd het startschot voor het russificeren van Tasjkent gegeven.
In 1886 kwamen de Britten en de Russen tot een overeenstemming. De rivier Amoedarja werd als grens vastgelegd tussen het Russische Tsarenrijk in het noorden en het door de Britten beheerste zuiden. Drijfveren voor de Russen om het gebied in te lijven waren overigens niet alleen politiek en militair, maar ook economisch.
Natuurlijk wilde men een buffer creëren, maar daarnaast was men vooral ook geïnteresseerd in de mogelijkheid katoen te planten voor de net van de grond komende textielindustrie in Rusland. Daartoe werden door de Russen op grote schaal irrigatiekanalen gegraven. De Russen hebben ook gezocht naar kolen, olie en mineralen, maar tot grootschalige exploitatie is het nooit gekomen, ook niet in de sovjettijd.
De Russen bestuurden na 1886 "Turkestan" vanuit Tasjkent en bemoeiden zich niet te veel en te direct met lokale aangelegenheden. Daarom was er ook niet al te veel verzet van de lokale bevolking. Het doel was het land te gebruiken voor de modernisering van Rusland.
Toen in 1917 door de Russen voor de inorodtsy (letterlijk 'vreemden') de dienstplicht werd ingesteld kantelde de zaak. Er volgde gewelddadig verzet, terwijl er "thuis" een revolutie gaande was. De bolsjewieken namen in de periode 1917-19 de macht over. Na de revolutie kwam er meer verzet van met name boeren en drukten de Russen lokale religieuze gebruiken hard de kop in. Er volgde een soort guerrilla-oorlog. Men eiste autonomie.
Satellietfoto van Samarkant, 23 september 2013. Foto: earthobservatory.nasa.gov.
3. Oezbekistan als Sovjetrepubliek: "Het speeltje van Moskou"
Na de Oktoberrevolutie en de burgeroorlog werd in 1924 de Oezbeekse Socialistische Sovjetrepubliek (OezSSR) opgericht. Samarkand werd de hoofdstad, maar na 1930 nam Tasjkent het (weer) over. Daarmee kwam er de jure (niet de facto) een deel van de gevraagde autonomie.
De eerste secretaris-generaal van de partij was doorgaans een Oezbeek, maar als tweede man keek er altijd een Rus of een Oekraïner over de schouders van de belangrijkste politieke leider mee. Defensie, buitenlandse zaken, financiën en industriebeleid waren sowieso een Moskouse aangelegenheid. De Russische invloed ging ver en hield 76 jaar stand. De sovjetcultuur is na de onafhankelijkheid in 1991 onuitwisbaar gebleken. Waaruit blijkt dat?
Tasjkent is wat je een "mooi lelijke" stad zou kunnen noemen. Het is namelijk een echte sovjetstad. Het vormde lange tijd het hart van Centraal-Azië en met meer dan 2 miljoen inwoners was het de vierde stad van de Unie. Alleen Moskou, Leningrad en Kiev waren groter.
Tasjkent kent daarom de karakteristieke woonkazernes en lanen, maar ook een ondergrondse naar het voorbeeld van die in Moskou. Daarmee beschikt het sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw in Centraal-Azië als enige over een metro.
In de sovjettijd was de stad een waterhoofd in een verder rurale republiek met 60 procent van de bevolking woonachtig op het platteland. Van alle 15 sovjetrepublieken was Oezbekistan vlak voor de val van het communisme namelijk het meest ruraal.
Tasjkent trok ook bestuurlijke instanties, zoals planbureaus, ministeries en partijsecretariaten. Die waren allemaal functioneel ondergeschikt gemaakt aan de doelstellingen van Moskou. In de Sovjet-Unie was sprake van een extreme specialisatie. Oezbekistan maakte daarvan deel uit. In ruil voor Russische olie leverde Oezbekistan naast rijst, fruit en groenten, eerst en vooral katoen.
USSR | 100 | |
Letland | 124 | |
Estland | 122 | |
Wit-Rusland | 117 | |
Rusland | 116 | |
Litouwen | 110 | |
Oekraïne | 93 | |
Georgië | 92 | |
Azerbeidzjan | 85 | |
Moldavië | 85 | |
Armenië | 83 | |
Kazachstan | 72 | |
Turkmenistan | 67 | |
Kirgizstan | 57 | |
Oezbekistan | 51 | |
Tadzjikistan | 46 | |
Bron: Van Selm (1995), 53. |
Eind jaren twintig van de vorige eeuw was de landbouw door de bolsjewieken volledig gecollectiviseerd. De landbouw in Oezbekistan was arbeidsintensief en vooral waterintensief. De Russen breidden de infrastructuur voor irrigatie vanuit de twee rivieren steeds verder uit en de Oezbeken produceerden het 'witte goud'.
Aan het einde van de sovjetperiode was Oezbekistan de vierde katoenproducent ter wereld. Na de Verenigde Staten van Amerika was het de grootste exporteur van katoen en het is nog steeds één van de grootste katoenexporteurs. De gevolgen van de grootschalige katoenproductie zijn met name bekend geworden door de ontstane milieuramp rond het gebied van het Aralmeer.
De Sovjets hadden, net als hun tsaristische voorgangers, lange tijd niet zo veel belangstelling voor het gas nabij Boechara. Technisch was de exploiratie ingewikkeld, maar voor de industrie "thuis" wilden ze ook niet te afhankelijk zijn van vreemde en onvoorspelbare republieken ver van het centrum ('Verweggistan). Industrie kwam er daarom ook maar mondjesmaat. In de jaren dertig van de vorige eeuw werden er weliswaar textielfabrieken in Tasjkent en - een absolute must voor het stalinisme - hoogovens gevestigd. Toch was het veel minder dan elders.
Direct na de Tweede Wereldoorlog vonden de sovjetautoriteiten het ook van belang een bescheiden defensie-industrie van de grond te tillen, maar dat was het dan ook zo'n beetje. Tijdens de periode van Chroesjtsjov kwam er tot slot ook nog chemie in de omgeving van Samarkand, maar alles wat er kwam aan industrie was voor sovjetbegrippen zeer bescheiden van omvang.
Kortom, in de sovjettijd ging de modernisering min of meer aan Oezbekistan voorbij. Bij de val van Gorbatsjov was het op Tadzjikistan na de armste republiek. Het inkomen per hoofd van de bevolking lag er nog niet op één derde van dat in Rusland. Tabel 1 geeft een indruk van de onderlinge verhouding het bruto binnenlands product van de 15 sovjetrepublieken in 1989.
4. Oezbekistan na 1991: De 'groeipuzzel'
In het najaar van 1991 werd Oezbekistan een onafhankelijke republiek. Dat ging niet eens zo van harte. Oezbekistan trad vlot toe tot het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). De grote opgave voor alle GOS-landen was, net als in Oost-Europa, het implementeren van een op democratische leest geschoeide markteconomie. Deze overgang is overal gepaard gegaan met een enorm verlies aan economische activiteit. Het bruto binnenlands product kelderde soms met meer dan 15 procent per jaar voor een reeks van jaren voordat herstel optrad.
Oezbekistan kreeg het ook zwaar te verduren. Zo daalde in 1992 de economische activiteit met 11 procent, maar relatief gezien viel het allemaal erg mee. De krimp was gering en er was een rappe reconvalescentie. In 2001 was het als eerste GOS-land al weer op het niveau van 1989 en het was daarmee ook veel Oost-Europese landen voor in het herstel. Alleen Polen, Hongarije en Tsjechië bereikten die mijlpaal iets sneller.
2009 (%) | 2010 (%) | 2011 (%) | 2012 (%) | 2012 (1989=100) | |
---|---|---|---|---|---|
De prestaties van Oezbekistan | |||||
Oezbekistan | 8,1 | 8,5 | 8,3 | 7,5 | 230 |
De prestaties van de 4 'Stan'-buren in Centraal-Azië | |||||
Kazachstan | 1,2 | 7,3 | 7,5 | 5,5 | 170 |
Kirgizstan | 2,9 | -0,5 | 5,7 | -1,1 | 118 |
Tadzjikistan | 3,9 | 6,5 | 7,4 | 5,9 | 115 |
Turkmenistan | 6,1 | 9,2 | 14,7 | 10,1 | 330 |
De prestaties van Rusland en Georgië | |||||
Rusland | -7,8 | 4,3 | 4,3 | 3,2 | 110 |
Georgië | -3,8 | 6,3 | 5,8 | 6,5 | 77 |
Bron: European Bank for Reconstruction and Development, diverse jaren. |
Tabel 2 laat iets van de recente groeicijfers zien. Natuurlijk zijn statistieken vaak de overtreffende trap van de leugen, zeker als het om Centraal-Azië gaat. Verder weten we dat er dikwijls sprake is geweest van een 'nominale' overschatting van de initiële daling in economische activiteit.
In planeconomieën bestond veel van de output namelijk alleen op papier. Er was een 'overregistratie'. Voor een markteconomie geldt vaak het omgekeerde, omdat belastingen gerelateerd zijn aan de economische activiteit en er dus eerder sprake is van 'onderregistratie'. Deze bezwaren laten onverlet dat over de ontwikkelingen in de loop van de tijd wel enige conclusies kunnen worden verbonden.
Als referentielanden voor Oezbekistan en de andere Centraal-Aziatische opvolgerstaten van de Sovjet-Unie zijn de cijfers voor de Russische Federatie en Georgië in de tabel opgenomen. Rusland is niet alleen vanwege de omvang van het land een goed ijkpunt, maar ook omdat het nog maar zeer recentelijk het welvaartsniveau van 1989 heeft weten te evenaren.
Dat geldt zeker niet voor Georgië. Dit land in de Kaukasus, dat in 2008 vanwege het conflict in Zuid-Ossetië uit het GOS gestapte, startte voor sovjetbegrippen met een gemiddeld inkomensniveau (zie Tabel 1), maar haakte sindsdien steeds verder af. Georgië is het slechtst presterende land van alle voormalige sovjetrepublieken.
De transitie heeft in de GOS-landen niet alleen tot een daling in economische activiteit geleid, maar ook tot een toename van de inkomensverschillen en dus ook tot armoede. In Oezbekistan gebeurde dat ook, maar relatief gezien viel het allemaal wel mee. Economen nemen de Gini-coëfficiënt vaak als maat voor inkomensongelijkheid. Bij een waarde van 1 is er een volstrekt gelijke verdeling van de inkomens, terwijl de waarde 0 uitdrukking geeft aan de theoretische situatie waarin één iemand al het inkomen heeft.
Oezbekistan heeft een Gini-coëfficiënt van 0,35 (2010). Dat is een waarde die overeenkomt met die van de meer ontwikkelde markteconomieën in Europa. Zweden kent de meest genivelleerde inkomens (Gini 0,25). Nederland (Gini 0,34) volgt landen als Duitsland (Gini 0,28) en België (Gini 0,33).
Oezbekistan presteert in dit opzicht dus opmerkelijk. Bovendien is er bij de 'buren' van Oezbekistan meer armoede. In Kirgizstan verdient 18 procent van de bevolking minder dan een dollar per dag en de inkomensongelijkheid is er duidelijk groter.
Met andere woorden, Oezbekistan wijkt af van het gebruikelijke patroon. De 'groeipuzzel' heeft economen het meest beziggehouden. De vraag is: heeft het beleid of heeft de erfenis tot het succes geleid? Qua beleid zijn er vier perioden te onderscheiden. Het geheel laat zich het best kenmerken als een 'zigzag-politiek'.
(i) Oezbekistan moet alleen spelen (1991-1993)
In de herfst van 1991 klapte de Sovjet-Unie in elkaar. De 'aanvaarding' van de onafhankelijk ging een beetje met tegenzin. Er kon niet worden teruggevallen op ervaringen van nationale politieke eenheid. Vier van de vijf Centraal-Aziatische landen kozen voor de 'oude hap' als politiek leider en in Oezbekistan werd de nog door Michail Gorbatjov benoemde secretaris-generaal Islam Karimov de eerste president. Hij is het nog steeds. Voor de economie waren er enorme uitdagingen in termen van stabiliseren, liberaliseren, privatiseren en het opbouwen van marktinstituties.
Men had geen idee, maar Karimov predikte een beleid van een geleidelijke overgang naar een markteconomie. Vanwege de nauwe banden met Rusland koos Oezbekistan er bovendien voor in de roebelzone te blijven. Het gevolg was een gierende inflatie.
(ii) Oezbekistan hinkelt vooruit (1993-1996)
Tegen het advies van het Internationale Monetaire Fond (IMF) in verliet Oezbekistan in 1993 de roebelzone en voerde een eigen munt in: de sum ("gouden"). Vervolgens hanteerde het een politiek die wel redelijk overeenstemde met de wensen van het IMF en het werd dan ook met kredieten van het Fonds gesteund.
De munt werd vrij inwisselbaar gemaakt door een liberalisering van de productie en de handel. Verder kwamen er financiële hervormingen door de vrije vestiging van commerciële banken en de aanpak 'slechte leningen'. Tevens werden er privatiseringsprojecten gelanceerd. Deze richtten zich op huizen en kleine bedrijven. Tot slot werd er wetgeving en instituties geïmplementeerd die de markt dienden te ondersteunen, zoals faillissementswetgeving en mededingingsautoriteiten.
(iii) Oezbekistan gaat terug naar Start (1996-2003)
In 1996 zette Oezbekistan weer een paar stappen terug. Veel prijzen werden weer meer centraal vastgesteld in plaats van door de markt. Het ging vooral om katoenprijzen, maar ook om de prijs van de munt (wisselkoers). Dit bracht het land in conflict met het IMF en die smeet de deur dicht.
Karimov ging vervolgens steeds meer een politiek van invoersubstitutie implementeren om de industrie af te schermen van de wereldmarkt. Bovendien wist hij met een redelijk functionerende bureaucratie een bestedingspolitiek te voeren. Oezbekistan kende aanvankelijk succes, maar de voorsprong kalfde rond de millenniumwisseling af. Daarnaast daalden de katoenprijzen op de wereldmarkt.
(iv) Oezbekistan speelt een beetje vals (2003-2012)
De tanende voorsprong moet tot een nieuwe koers gaan leiden. Op papier is dit ook zo. Er wordt inmiddels aan de inwisselbaarheid van de munt gewerkt en de prijscontroles moeten gaan verdwijnen. Dat zijn zaken die een markteconomie ondersteunen.
In de praktijk zijn er vooral allerlei sterker wordende 'politieke' banden. Die maken dat er een soort van duale economie ontstaat met twee sectoren die weinig met elkaar van doen hebben. Er is een door de staat geleid kapitalisme. Dat vormt het hart van de economie. In de periferie zijn er kleine bedrijfjes die wel onder marktbeding opereren.
Naast het beleid speelt natuurlijk ook de erfenis mee in de prestaties. Qua erfenis is de zaak iets positiever dan het op het eerste gezicht zou lijken. Oezbekistan was een arme sovjetrepubliek, maar de verdeling van de boedel was voor Oezbekistan niet ongunstig. Vanwege de regionale functie van Tasjkent was er meer te verdelen dan elders.
Zo kwam de Oezbeken een deel van burgerluchtvaartvloot toe en kreeg het militaire commando's met het bijbehorende materieel. Veruit het belangrijkste was de sovjeterfenis van het ambtenarenapparaat. Oezbekistan kreeg de beschikking over het beste bureaucratische apparaat in Centraal-Azië. Ten slotte noodzaakte de extreme productiespecialisatie als Sovjeterfenis niet tot een grondige herstructurering van staal- en chemiegiganten. Die waren er namelijk niet op zeer grote schaal. Oezbekistan werd gebruikt voor de productie van katoen, een product dat snel op de wereldmarkt aangeboden kon worden.
De groeipuzzel laat zich dus het best verklaren door het legaat. Het beleid is weinig consistent en lijkt de ontwikkeling van een bestendige markteconomie eerder in de weg te staan.
5. Oezbekistan aan de internationale speeltafel
Hoe gedraagt Oezbekistan zich in de regio en daarbuiten? Na de val van de Sovjet-Unie stortten de handelsrelaties van Rusland volledig in. Meer dan 80 procent van de in- en uitvoer van 1991 was met de Russische Sovjetrepubliek. Voor Oezbekistan viel de handel met Rusland binnen tien jaar terug naar ongeveer 20 procent. Dat was veel meer dan voor andere Centraal-Aziatische landen.
Oezbekistan is op het oog een open economie geworden. Het hanteert lage invoertarieven. Het gemiddelde Oezbeekse invoertarief is 15 procent, maar is wel beduidend hoger dan in Kazachstan (8 procent) en Kirgizstan (5 procent).
Dit heeft voor Oezbekistan twee achtergronden. Enerzijds zijn invoertarieven vanwege de geldende valutacontroles niet erg effectief en daarom worden ze voor de buitenwereld doorgaans laag gehouden. Anderzijds komt het in specifieke gevallen tegemoet aan de wens tot het heffen van invoertarieven. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de grote buitenlandse investeerder Daewoo. De Zuid-Koreaanse autoproducent maakte de investering in autoassemblage afhankelijk van nieuwe invoertarieven.
Het veel kleinere noordelijke deel van de Aralzee wil men redden, de rest wordt opgegeven. De satellietfoto toont de stand op 25 augustus 2013. De lijn laat de kust zien rond 1960. Foto: earthobservatory.nasa.gov. (Via deze link kunt u ook een slideshow van de krimp vanaf 2000 bekijken).
Deze houding heeft Oezbekistan onder meer in conflict gebracht met de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Kirgizstan voerde een liberaal beleid en werd in 1998 als eerste van de GOS-landen lid. Oezbekistan heeft het WTO-lidmaatschap in 1994 aangevraagd, maar voortgang hierover stokt. Het krijgt niet de status van een goed functionerende markteconomie. Rusland werd na tien jaar onderhandelen vorig jaar lid en naar verwachting zal Kazachstan spoedig volgen. Oezbekistan mag niet meespelen en is dus boos.
Dat geldt ook voor de relaties met het IMF. Het conflict spitst zich eigenlijk toe op hetzelfde: valutacontroles. Er is sprake van een permanente ruzie, waarbij moet worden opgemerkt dat de boze houding van president Karimov soms ook wel eens een sterk retorisch karakter heeft. Feitelijk doet hij af en toe toch wat er van hem wordt verlangd, maar Karimov zal dat nooit openlijk toegeven.
Hoe staat het dan met de regionale integratie? Eufemistisch kan worden gesteld dat die niet goed op gang komt. Waar het gaat om de handel is dat enerzijds logisch, want vanwege de sovjeterfenis hebben ze geen complementaire handelsstructuren.
Anderzijds zou je wel mogen verwachten dat de totaal weggevallen handel met Rusland enigszins wordt opgevuld door toenemende onderlinge handel. Dat gebeurt nauwelijks vanwege desinteresse of domweg onwil. Er is een regionale douane-unie waarin de Centraal-Aziatische landen samen met Rusland en Wit-Rusland participeren, maar die leidt een slapend bestaan.
Er is een heel klein beetje voortgang op het terrein van het 'watermanagement' in Centraal-Azië, maar Oezbekistan laat weinig mogelijkheden onbenut de afspraken te negeren. Een voorbeeld is het gebruik van verhandelbare waterrechten voor het behoud en het herstel van het Aralmeer.
Stroomopwaarts in Kirgizstan en Tadzjikistan en stroomafwaarts in Oezbekistan en Kazachstan hebben ze uiteenlopende belangen. Waar Kazachstan af en toe, zij het moeizaam, wel tot zaken komt met de twee hoger gelegen landen, lijkt het voor Oezbekistan telkens een brug te ver.
De conclusie is helder. Oezbekistan heeft succes, maar als het de knikkers niet krijgt lapt het met het gedrag van een klein kind soms de regels van het spel aan zijn laars.
European Bank for Reconstruction and Development, Transition Report (diverse jaren), Londen.
Richard Pomfret, The Central Asian Economies Since Independence (2006), Princeton.
Bert van Selm, The Economics of Soviet Break-up (1995), Capelle a/d IJssel.
Martin Spechler, The Political Economy of Reform in Central Asia. Uzbekistan under Authoritarianism (2008), Londen.