Jan Limbeek
Voor het eerst in ruim tien maanden verlaagt de Russische Centrale Bank (CBR) vanaf 14 juni 2016 de rente met een half procentpunt naar 10,5 procent. Heel verrassend is die stap niet omdat er veel ruimte voor is: de inflatie bedroeg de afgelopen maanden 7,3 procent, de roebel is versterkt tot het niveau van midden 2015, de economische achteruitgang is bijna voorbij en de olieprijs doet het redelijk goed.
Er werd al heel lang op aangedrongen, vooral vanuit de linkerzijde van het politieke spectrum, dat de RCB de rente zou verlagen om de economie te stimuleren. Zeker nadat de rente in januari 2016 beneden de tien procent dook. Er waren ook pleidooien te horen voor een veel grotere reductie in de orde van twee procentpunt. De gedachte is dat investeringen toenemen als leningen om ze te bekostigen goedkoper worden.
De CBR hield de boot af en waakte vooral voor een hernieuwde val van de roebel en extra stijging van de inflatie. De bank twijfelde eraan of een renteverlaging wel een stimulerend effect zou hebben als de inflatie zou toenemen. Dan wordt de financiële positie van bedrijven en de koopkracht van consumenten uitgehold. Meer investeringen doen bedrijven in die situatie niet, ook al zijn leningen wat goedkoper geworden.
Bovendien vindt de CBR dat een snelle renteverlaging afbreuk doet aan de financiële betrouwbaarheid van de bank en daardoor allerhande negatieve reacties van de markt kan veroorzaken. De CBR kiest dus voor een voorzichtige aanpak. Vallen de reacties mee, dan ligt een volgende reductie voor de hand. Het IMF pleitte voor zo'n geleidelijke aanpak.
De CBR is nu van mening dat een renteverlaging mogelijk is zonder dat de inflatie extra stijgt. Bankpresident Elvira Nabioellina verklaarde na de beslissing van vrijdag 10 juni dat de beperking van de inflatie sneller is gegaan dan verwacht. Ze verwacht niet dat het inflatiedoel van vier procent eind 2017 in gevaar komt. Eind 2016 verwacht ze nu een inflatie van vijf à zes procent. Een rentedaling vindt ze goed voor de economie als de inflatie niet of nauwelijks extra stijgt.
In de eerste maanden van 2016 viel de economische neergang in Rusland mee. Het dieptepunt van de economische recessie vond plaats midden 2015. Lang geleden dus. Maar het voorbijgaan van het dieptepunt betekent nog niet dat economische groei om de hoek ligt, alleen dat de krimp vermindert. De dramatische val van de olieprijs sinds midden 2015 heeft het herstel vertraagd, maar de crisis geenszins verdiept.
In 2015 kromp de economie met 3,7 procent en in het eerste kwartaal van 2016 1,2 procent, terwijl bijna alle voorspellers met een grotere krimp rekening hadden gehouden. Voor het hele jaar 2016 verwacht het Russische Ministerie van Economie een krimp van 0,2 procent. De CBR is sinds 10 juni nog maar iets pessimistischer met een groeiprognose van minus 0,3 à 0,7 procent. Een grote verbetering ten opzichte van de eerdere krimpverwachting van 1,3 à 1,5 procent. Bovendien denkt de bank dat de kwartaalgroei in de tweede helft van 2016 kan terugkeren, waarna over geheel 2017 de groei 1,3 procent bereikt. Alleen een totale ineenstorting van de olieprijs of een andere ramp, kan nog roet in het eten gooien.
Voor deze situatie heeft de CBR een risico-scenario bedacht: als de olieprijs in 2016 gaat dalen naar 25 dollar (de huidige prijs is twee keer hoger) zal de inflatie oplopen naar meer dan 6,5 procent en de economische krimp stijgen naar een procent. Dit zijn geen wereldschokkende cijfers en sowieso beter dan de vorige prognose van de CBR. En de kans dat dit risico-scenario bewaarheid wordt acht de CBR klein.
Over de beperkte krimp in het eerste kwartaal van 2016 van 1,2 procent vallen twee tegenovergestelde opmerkingen te maken. Ongunstig is dat er in het eerste kwartaal van 2016 een arbeidsdag extra was vanwege het schrikkeljaar effect. Een arbeidsdag extra resulteert in een hogere productie dan het geval geweest zou zijn als er evenveel arbeidsdagen waren als in het eerste kwartaal van 2015. Aan de andere kant viel de economische krimp in januari 2015 mee, waardoor de productieafname in het eerste kwartaal van 2015 ook meeviel. Gunstig is dus dat ten opzichte van het relatief hoge productieniveau van het eerste kwartaal van 2015, de productie een jaar later slechts 1,2 procent minder is. Grofweg kunnen we ervan uitgaan dat het ongunstige en het gunstige effect elkaar opheffen.
In de maanden maart, april en mei 2016 kwam de inflatie uit op 7,3 procent. Het belangrijkste rentetarief van de CBR stond op 11 procent. De reële rente was dus 3,7 procent. Als de inflatie de komende maanden ongeveer op dit niveau blijft, dan zal de reële rente dalen naar 3,2 procent na de renteverlaging van 14 juni. Naar verwachting van de CBR zal de inflatie na juli verder dalen. In deze situatie liggen verdere verlagingen van de rente in het verschiet.