John E. Bowlt
Moscow and St. Petersburg in Russia's Silver Age 1900-1920
Thames & Hudson
Londen 2007
396 blz.
ISBN 978-0-500-51433-7
€36,95

Expositie in boekvorm

Nicole de Boer

Met Moscow and St. Petersburg in Russia's Silver Age in je tas is het net of je met een baksteen rondsjouwt. Maar het is het waard: het boek van John Bowlt is een feest van illustraties en informatie. Zonder verklarende woordenlijst, notenapparaat en bibliografie telt het boek 375 pagina's. Het aantal illustraties bedraagt 650. Meer dan één per pagina dus. De kwaliteit is goed, de kleuren zijn heel helder.

Na de Gouden Eeuw, de negentiende eeuw met Aleksandr Poesjkin (1799-1837) als begin- en hoogtepunt, was de Zilveren Eeuw (1900-1920) de tweede bloeiperiode van de Russische poëzie. Deze bracht grote namen voort als de symbolisten Blok en Bely, de acmeïsten Achmatova en Mandelstam, futuristen als Majakovski en Chlebnikov en dichters die zich niet specifiek tot een stroming rekenden, onder wie Pasternak en Tsvetajeva.

De term dient echter ook als aanduiding van alle kunstuitingen die ondanks of juist dankzij de maatschappelijke reuring in diezelfde periode bloeiden en die ook in het Westen bekend zijn geworden: muziek (Rachmaninov en Stravinski), ballet (Djagilev als impresario van Nijinksi) en schilderkunst (Malevitsj, Chagall en Kandinski).

Het mooie van Bowlts boek is dat hij de maatschappelijke ontwikkelingen uit het begin van de twintigste eeuw verbindt met alle kunstuitingen. De foto's omvatten stadsgezichten van Moskou en Sint Petersburg uit die tijd, het leven van de gewone man en veel kunst. Ook poëzie komt aan bod.

Ik stel me zo voor dat Bowlt met veel plezier aan dit boek heeft gewerkt. Het is een tentoonstelling die je in werkelijkheid nooit bij elkaar zou krijgen. Bowlt is docent Russische taal, literatuur en cultuur aan de Universiteit van Zuid-Californië en hier ook directeur van het Institute of Modern Russian Culture. Hij publiceerde boeken over symbolisme, avant-garde en socialistisch realisme en wordt daarom regelmatig geraadpleegd als gastcurator voor exposities van Russische kunst.

Een aantal afbeeldingen is nooit eerder gepubliceerd, zoals het schilderij van Nathan Altman van Achmatova. Ook zonder tekst vertellen de illustraties een verhaal. Zo is er een pagina met foto's van zes ramen van zes mooie gebouwen om de Style Moderne toe te lichten. Op een andere pagina staat een foto van het Metropole Hotel in Moskou toen het net gebouwd was. Erboven is een kleurenfoto geplaatst met een detail van het gebouw, namelijk een mozaïek van Michail Vroebel. In het hoofdstuk Body Art staat bijvoorbeeld een kostuumontwerp voor een ballet met daarnaast een foto van Fokine of Nijinski, die het kostuum draagt.

Dit betekent niet dat de tekst weinig voorstelt of alleen ter verklaring van de illustraties dient. Bowlts taalgebruik is niet eenvoudig, maar toch goed te volgen. In tien hoofdstukken komen onder meer architectuur, ballet, schilderkunst, fotografie, literatuur en toneel aan bod. Het verhaal erover is verweven met de maatschappelijke ontwikkelingen in die tijd.

Leuk in dit verband is een foto van Tatlins vliegmachine, de Letatlin, met op de pagina ertegenover een affiche in kleur uit 1909 van een tentoonstelling van de laatste internationale uitvindingen plus een citaat uit Alexander Bloks gedicht Aviator.

Er staan ook foto's in van de Russisch-Japanse vredesconferentie in 1905, de onvermijdelijke Raspoetin, Djagilev, aan wie een heel hoofdstuk is gewijd, een stolovaja (bedrijfskantine) in Sint Petersburg waar werklozen pap konden eten, en van bruggen en radiotorens.

Het laatste hoofdstuk, Apocolypse Now, is gewijd aan de oorlog en revolutie. Sommige artiesten hielden zich afzijdig van de gebeurtenissen, voor anderen vormden ze een afleiding, weer anderen namen dienst in het leger, onder wie Malevitsj. Naast foto's van Russische soldaten en een kiekje van de tsarina en haar dochters als verpleegsters in een veldhospitaal, is er een afbeelding van Chagalls Gewonde Soldaat. Verder een pamflet met een karikatuur door Malevitsj met begeleidende tekst van Majakovski. De laatste paar pagina's gaan over de diaspora van Russische kunstenaars na de Revolutie.