Solomon Volkov
The Magical Chorus. A History of Russian Culture from Tolstoy to Solzhenitsyn
Vertaald uit het Russisch door Antonina W. Bouis
New York
New York, Alfred A. Knopf, 2008
333 blz.
ISBN 978-1-4000-4272-2
€25,95

Cultuur en politiek

Pauline Michgelsen

Politiek en cultuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zeker in Rusland van de 20e eeuw, stelt Solomon Volkov in de inleiding van The Magical Chorus. A History of Russian Culture from Tolstoy to Solzhenitsyn. Het is een thema dat hem al sinds zijn kinderjaren boeit, zo vervolgt hij, toen hij krantenfoto's van Stalin met Gorki en andere belangrijke culturele figuren verzamelde.

Volkov heeft voor zijn Russische cultuurgeschiedenis dan ook de verschillende politieke leiders als leidraad genomen, maar schuwt het niet om - zoals al uit het bovenstaande blijkt - ook uit zijn persoonlijke herinneringen te putten.

Volkov (1944) is van huis uit muziekwetenschapper en was in zijn sovjetjaren lid van de Componistenbond. In 1976 emigreerde hij naar de Verenigde Staten, werd cultureel commentator voor de Voice of America en Radio Free Europe/Radio Liberty en schreef verschillende boeken over de Russische cultuur, waaronder een cultuurgeschiedenis van Sint Petersburg en twee werken over de componist Dmitri Sjostakovitsj.

Een Russische cultuurgeschiedenis roept meteen die andere, ongewoon populaire cultuurgeschiedenis van Orlando Figes in herinnering: het in 2002 verschenen Natasha's Dance. Volkov wijdt er, zonder in de tekst zelf namen te noemen (hij doet dat wel in de voetnoot), een bijtende zin aan: Door mijn opleiding en persoonlijke belangstelling ben ik altijd erg geïnteresserd geweest in muziek, ballet, theater en de kunstmarkt, die allemaal integrale onderdelen zijn van de Russische cultuur, maar soms echter terra incognita lijken te zijn voor andere historici, die steunen op hun teams van onderzoekers en daarom vaakreusachtige vergissingen begaan.

Die mag meneer Figes in zijn zak steken. Laat dit degenen die genoten hebben van Natasha's Dance er niet van weerhouden ook Volkov te lezen. Hij schrijft slechts af en toe als een arrogante Russische intellectueel die meent dat een westerling het complexe Rusland nooit zal begrijpen. In het algemeen heeft hij veel interessants te melden, en aangezien lezers niet verplicht zijn partij te kiezen, kunnen ze ongegeneerd van beide cultuurgeschiedenissen genieten.

Boeken van de Amerikaanse uitgever Alfred A. Knopf zijn ook los van de inhoud al een estetisch genoegen, maar Volkov vertelt bovendien een boeiende en levendige geschiedenis. Veel van de personen die hij opvoert heeft hij persoonlijk gekend of gesproken. Verder maakt hij gebruik van (nieuw) archiefmateriaal, memoires en andere, vaak verrassende bronnen die het lezen van dit boek bijzonder aangenaam maken.

Hoewel Volkov van huis uit muziekwetenschapper is, komt het muziekleven in The Magical Chorus vrij weinig aan bod. De titel heeft ook niks met (koor-)muziek te maken, maar komt van Anna Achmatova, die met deze term verwees naar een nieuwe generatie dichters, waaronder Josef Brodski, die haar begin jaren zestig in Leningrad omringde.

Rusland is logocentric, schrijft Volkov verschillende malen, gericht op het woord dus, en zijn politieke leiders hebben zich dan ook altijd in de eerste plaats op het woord gericht. Vandaar dat Volkov met name ingaat op literatuur, waarbij Gorki en Solzjenitsyn de meeste aandacht krijgen, maar ook Brodski, Pasternak, Achmatova, de dorpsschrijvers, en het regelmatig terugkerend gekonkel rondom de Nobelprijzen voor literatuur.

Uitgangspunt is voor Volkov, zoals gezegd, de relatie tussen cultuur en politiek, waarbij hij slechts terloops ingaat op de politieke terreur jegens culturele figuren. Natuurlijk maakt hij melding van arrestaties, moorden en zelfmoorden, maar hij is veel meer geïnteresseerd in de drijfveren van de politieke leiders, én in hun eruditie.

Wat dat laatste betreft komt Stalin er opeens stukken beter af dan al zijn opvolgers, waarvan Chroesjtjsov en Brezjnjev als de grote domoren uit de bus komen. Jeltsin schommelt ergens tussen deze twee en de wat slimmere Andropov en Gorbatsjov.

Halverwege het boek, als Stalin dood is en de Dooi zijn intrede doet, wordt de toon van het boek lichter dan in het eerste deel. De grappige anecdotes, citaten en ideeën nemen toe naarmate de culturele vrijheid in de Sovjet-Unie toeneemt, en wellicht ook naarmate we dichter bij Volkovs eigen generatie komen.

Volkov eindigt zijn boek waar de 20e eeuw eindigt, en Jeltsin zijn aftreden ten gunste van Poetin bekend maakt. Het culturele leven was toen al ingestort, omdat, aldus Volkov, niet alleen de "totalitaire stok", waarmee politici konden slaan, maar ook de snoepjes (letterlijk carrots) waarmee goed gedrag beloond werd, verdwenen waren.

Veel mensen in Rusland en het Westen hadden na de val van het communisme een onmiddelijke opbloei van de cultuur verwacht. Bijna het volkomen tegenovergestelde gebeurde. Of dit goed is of fout, en hoe dat verder moet - aan dergelijke bespiegelingen of voorspellingen waagt Volkov zich niet.