Jonathan Aitken
Nazarbayev and the Making of Kazakhstan
Continuum
Londen en New York 2009
269 blz.
ISBN 1441153810
€26,95
Rakhat Aliyev
The Godfather-in-law. Eine Dokumentation
Ibera
Wenen 2009
532 blz.
ISBN 3850522776
€31,95
Marc Jansen
Ruim twintig jaar is Noersoeltan Nazarbajev nu de baas in Kazachstan. Begonnen als partijchef in de sovjettijd, werd hij in 1991 de eerste president van de nieuwe onafhankelijke staat. De Centraal-Aziatische republiek, in omvang het negende land ter wereld, heeft gigantische olie- en gasvoorraden. Internationale energiebedrijven proberen elkaar de loef af te steken om lucratieve contracten binnen te halen.
Formeel is Kazachstan een democratie met regelmatig verkiezingen. De president mag volgens de grondwet twee termijnen volmaken, maar Nazarbajev heeft voor zichzelf een uitzonderingstoestand gecreëerd en laat zich voorlopig niet wegsturen. Hij vindt daarbij veel steun. Uit Rusland, waar 'soevereine democratie' immers tot de heersende ideologie is verheven, maar ook uit het Westen.
In 2006 veegde de toenmalige Amerikaanse vicepresident Dick Cheney eerst Rusland de mantel uit om zijn gebrekkige persvrijheid, mensenrechtensituatie en democratie. Daarna vertrok hij naar Kazachstan om er Nazarbajev aan zijn hart te drukken.
Toen deze laatste vorig jaar het boek The Kazakhstan Way publiceerde, prees Margaret Thatcher in een inleiding zijn markthervormingen en privatiseringsbeleid. Er waren wat klachten over mensenrechten, vrijheden en behandeling van minderheden, gaf zij toe. Maar hadden wij zulke problemen zelf niet ook? 'Wij in het Westen lopen het gevaar te veel te snel te verwachten,' was haar oordeel.
Amerikaanse conservatieven en Britse thatcherites lopen voorop in de westerse fanclub van Nazarbajev. Eind 2005 kreeg hij 91 procent van de stemmen voor een nieuwe presidentstermijn. Een waarnemersmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa oordeelde dat deze verkiezingen niet aan de internationale standaarden voldeden.
Maar er was een aparte Britse parlementaire missie onder leiding van Lord Parkinson, gewezen parlementslid, minister van Handel en voorzitter van de Conservatieve Partij, plus zes leden uit dezelfde hoek. Hun verblijf was bekostigd door de Kazachstaanse overheid. Zij vonden dat er wél echt iets te kiezen viel en dat er grote voortgang was geboekt vergeleken bij eerdere verkiezingen.
De verdenking bestaat dat de westerse bijval niet altijd gratis is. In 2004 kwam Mark Thatcher mede namens zijn moeder Nazarbajev steun aanbieden. Volgens de Britse pers ondertekende hij een dag later een contract met een Kazachstaanse oliemaatschappij die hem als consultant 600.000 dollar per jaar in het vooruitzicht stelde.
De auteur van Nazarbajevs eerste biografie, Jonathan Aitken, komt ook uit Thatchers stal. Hij was minister van Financiën, maar werd in 1999 wegens meineed veroordeeld tot achttien maanden gevangenis, waarvan hij er zeven uitzat. Behalve over zijn politieke val (Pride and Perjury) schreef hij nog een lovende biografie van Richard Nixon; blijkbaar voelt hij zich aangetrokken tot politici die ook de grenzen van het toelaatbare verkennen.
Aitken kreeg alle medewerking van Nazarbajev, die 23 uur met hem sprak. Het resultaat is een leesbaar boek met soms boeiende details, maar ook een ongegeneerde hagiografie. De hoofdpersoon wordt voorgesteld als een hervormer pur sang, met een 'menselijk hart' en een 'presidentieel hoofd'. De auteur erkent dat Kazachstan nog geen volmaakte ('Jeffersonian') democratie is, maar dat kan volgens hem ook niet en dat mogen we ook niet zo snel verwachten. Maar de koers is goed.
Verrukt schrijft Aitken over Nazarbajevs levenswerk, de supersnelle aanleg van de nieuwe hoofdstad Astana midden in de gure steppe. Of de gigantische kosten van dit prestigeproject opwegen tegen het nut ervan is voor hem geen vraag.
Nationale harmonie noemt hij Nazarbajevs doel. Zonder commentaar vermeldt Aitken daarbij dat ruim twee miljoen Russen en 400.000 Duitsers het land ondertussen hebben verlaten, zodat de ruime meerderheid van de 15,5 miljoen inwoners nu weer uit Kazachen bestaat. Die exodus zou de president hebben geschokt, maar heeft het misschien niet ook te maken met zijn onverhulde kazachiseringsbeleid en de ontoegankelijkheid van het bestuursapparaat voor Russen? Ondertussen heeft hij wel slim goede betrekkingen met Rusland weten te bewaren.
Vraagtekens kunnen worden gezet bij Aitkens behandeling van Nazarbajevs opvolging, al is dat volgens hem helemaal geen kwestie. Onder verwijzing naar Franklin Roosevelt, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog voor een derde en vierde maal tot president van de Verenigde Staten liet kiezen en goed twaalf jaar aanbleef, meldt hij dat Nazarbajev overweegt in 2012 (hij is dan 72) opnieuw aan de presidentsverkiezingen mee te doen. Meedoen is winnen, kan men daaraan toevoegen.
Doodleuk speculeert Aitken dat Nazarbajevs 'interessantste jaren aan de macht' nog kunnen komen. Voor hetzelfde geld kan men concluderen dat de Kazachstaane leider zich aan de macht vastklampt en geen opvolger verdraagt, met als gevolg een gerontocratie en een crisis wanneer het onvermijdelijke einde toch komt.
Eens gold schoonzoon Rachat Aliév, getrouwd met oudste dochter Dariga, als potentiële opvolger. Sinds het precedent in Azerbeidzjan is erfopvolging in de voormalige sovjetstaten niet meer onbespreekbaar. Nazarbajev zou belangstelling hebben getoond voor Rachats idee om van Kazachstan een sultanaat te maken.
Aliév leidde de belastingpolitie, zat bij de staatsveiligheidsdienst en controleerde de media, maar een breuk met zijn schoonvader kon door zijn machtsambities moeilijk uitblijven. Ondergedoken in het Westen werd hij bij verstek tot twintig jaar gevangenis veroordeeld, terwijl zijn vrouw onder druk van haar vader van hem scheidde.
Als tegenzet heeft Aliév nu een boekje over zijn ex-schoonvader opengedaan, The godfather-in-law. 'Don Noersoeltan' regeert Kazachstan op maffiose wijze, is de strekking. Hij is door en door corrupt, een machtswellusteling die rivalen laat ombrengen, verkiezingen vervalst en zaken doet zelfs met schurkenstaten als Noord-Korea. Astana moet uiteindelijk Noersoeltan-Ata gaan heten.
Of Aliév er hiermee in slaagt Nazarbajev het masker af te rukken van democratisch hervormer en staatsman, is zeer de vraag. Het boek is onbeholpen geschreven, met talloze vermoeiende herhalingen en oncontroleerbare beschuldigingen. De lezer zal al gauw concluderen dat Aliév, jarenlang Nazarbajevs trouwe epigoon (al presenteert hij zichzelf nu als heilig boontje), zelf geen haar beter kan zijn. Echte memoires van de auteur over zijn functioneren binnen Nazarbajevs systeem zouden interessanter en overtuigender zijn geweest.
Het wachten is dus nog steeds op een serieuze biografie die Nazarbajev recht doet als de raspoliticus die hij is, maar zonder weglating van de schaduwkanten.