Birgit Beumers (red.)
24 frames. The cinema of Russia and the former Soviet Union
Wallflower Press
Londen & New York 2007
28 blz.
ISBN 978-1-904764-98-4
€33,35

Filmgeschiedenissen

Pauline Michgelsen

In de serie 24 frames wordt aan de hand van 24 films de filmgeschiedenis van een land verteld. Deel 14 in die reeks is gewijd aan de filmgeschiedenis van Rusland en de voormalige Sovjet-Unie. Het is behalve de filmgeschiedenis van het land ook de geschiedenis van het land aan de hand van een aantal films. Dit maakt het werk ook interessant voor degenen die 'gewoon' in Rusland geïnteresseerd zijn.

De bijdragen van in totaal achttien filmspecialisten zijn uitermate leesbaar en boeiend, ook als je de besproken film niet hebt gezien. Al krijg je als lezer soms veel zin die film te (her)zien, voor het appreciëren van de tekst is het niet nodig. Het is slechts een positief neveneffect.

In elke bijdrage komt niet alleen het verhaal van de film aan bod, maar ook dat van de maker, zijn of haar overige werk en dat van zijn tijdgenoten. En bovendien: ze plaatsen elke film in zijn tijd, waardoor veel duidelijker wordt waarom bijvoorbeeld een film over de Tweede Wereldoorlog uit 1949 een heel ander verhaal vertelt dan een film met hetzelfde thema uit 1959, toen de Dooi inmiddels was ingetreden. Of waarom Vesjolyje rebjata (Vrolijke knapen, 1934) van Grigori Aleksandrov veel meer is dan een oppervlakkige sovjetmusical uit de donkere jaren dertig.

De films werden niet zozeer gekozen omdat ze het bekendst, beroemdst of meest voor de hand liggend zijn, en zeker niet omdat ze het bekendst in het Westen zijn, maar vooral omdat ze typerend zijn voor de periode waarin ze gemaakt werden.

De Russische en sovjetcinema kent talloze klassiekers. Veel filmliefhebbers zien Rusland zelfs als de wieg van de filmkunst, al werd die daar niet ontdekt. Denk aan Sergej Eisenstein, of Dzjiga Vertov, en hun destijds zeer vernieuwende ideeën over montage en cameravoering.

Vertov is de enige grote naam van wie een eigen 'frame' ontbreekt. Bij Eisenstein is gekozen voor zijn iets minder bekende Statsjka (De staking, 1925), omdat er over zijn overige films nóg meer geschreven is. Hetzelfde geldt voor Andrej Tarkovski (Ivanovo detstvo - Ivans jeugd, 1962) of bijvoorbeeld Nikita Michalkov (Svoj sredi tsjoezjich, tsjoezjoj sredi svoich - Thuis tussen vreemden, een vreemde thuis, 1974). Laatstgenoemde film is tevens een voorbeeld van de sovjetwestern, ofwel de eastern.

Het overzicht begint met Zjizn za zjizn (Een leven voor een leven, Jevgeni Bauer 1916), een melodrama met een tragisch einde. Dergelijke eindes waren zo typerend voor de Russische film dat ze 'Russische eindes' werden genoemd. Lev Koelesjovs Neobytsjajnyje prikljoetsjenija Mistera Vesta v strane Bolsjevikov (De buitengewone avonturen van meneer West in het land van de bolsjewieken, 1924) mag alleen al vanwege de prachtige titel niet in het overzicht ontbreken. De laatste twee films stammen beiden uit 2002: Aleksandr Sokoerovs Roesski Kovtsjeg (Russian Arc) en Andrej Kontsjalovski's Dom doerakov (Huis der dwazen).

De samenstellers slagen er bovendien in aandacht te besteden aan de animatiefilm (Norsjstejns Skazka skazok) en aan de filmindustrie in verschillende voormalige republieken als die van Oekraïne (aan de hand van het werk van Aleksandr Dovzjenko en dat van Kira Moeratova), Georgië (Otar Ioseliani), Armenië (Sergo Paradzjanov) en Kazachstan (Rasjid Noegmanov).

Het mooist zijn misschien wel de beschrijvingen van films die het Westen niet of nauwelijks gehaald hebben. Dat zijn niet zozeer de filmhuisfilms, maar films die in de voormalige Sovjet-Unie enorme (kas)successen waren en ook in het huidige Rusland nog steeds populair zijn. Komische films vooral, zoals Eldar Rjazanovs Karnavalnaja notsj (Carnavalsavond, 1956) en Brilljantovaja Roeka (De diamanten arm, 1969) van Leonid Gajdaj.

Gajdajs films staan meer dan veertig jaar na dato nog altijd hoog op het favorietenlijstje van Russen van alle leeftijden. En Rjazanov brengt het in peilingen regelmatig tot 'favoriete regisseur aller tijden'. In 1991 kreeg hij drie keer zoveel stemmen als de nummer twee, Andrej Tarkovski.