David King
Red Star over Russia. A visual history of the Soviet Union from 1917 to the death of Stalin
Tate Publishing
Londen 2009
345 blz.
ISBN 978 1 85437 686 2
Ongeveer €25,-

Visuele geschiedenis

Pauline Michgelsen

In 1970 was de Engelsman David King voor het eerst in Rusland. Werkzaam als vormgever en fotograaf voor Sunday Times Magazine was hij op zoek naar foto's van communistische leiders, onder wie Lev Trotski. King begreep al snel dat foto's van Trotski nauwelijks te vinden waren; als ze niet volledig vernietigd waren, dan was de man in ieder geval van alle nog bestaande foto's weggeretoucheerd. King gaf zijn zoektocht niet op en reisde onder andere naar Mexico, waar Trotski in 1940 vermoord werd. In 1971 lag er een mooie special klaar, maar door een staking zou deze nooit in de schappen belanden.

King besloot daarop van zijn vondsten een boek te maken. Inmiddels heeft hij tien boeken gemaakt - 'geschreven' is hier niet op zijn plaats - waarvan The commisar vanishes uit 2005 het succesvolst was. Het gaat over diezelfde fotomanipulaties, waarbij vijanden van het volk weggeveegd werden van afbeeldingen uit de tijd dat ze nog niet in ongenade waren gevallen.

Sinds zijn zoektocht naar foto's van Trotski is King blijven verzamelen. De afgelopen veertig jaar kwamen meer dan 250.000 foto's, affiches, zeldzame boeken en andere documenten uit de voormalige Sovjet-Unie terecht in zijn huis in de Londense wijk Islington. Een conservator van Tate Modern die enkele jaren geleden bij hem thuis langskwam om een schilderij te lenen voor een expositie, was zo verrast door de omvang en rijkdom van Kings collectie, dat besloten werd een deel daarvan in het museum te tonen.

Bij die expositie hoort het recent verschenen boek Red star over Russia. A visual history of the Soviet Union from 1917 to the death of Stalin. Het kostte King twee jaar om een selectie van 550 stukken te maken uit zijn verzameling. Ze staan allemaal in een mooi verzorgd en 345 pagina's dik boek dat nog geen Britse pond per ons kost. Een koopje.

Het boek begint met een grote foto uit 1900 met enkele Wolga-slepers, gevold door een even grote foto van de Romanovs, vreedzaam in een roeibootje. Daarna beginnen de eerste revolutionaire perikelen: dekreten van de communistische partij, posters en ontwerpen, door bekende (Lissitski, Rodtsjenko, Klutsis) of anonieme kunstenaars gemaakt. Mooi is ook de kleine foto van het standbeeld van de kunstenaar Nikolaj Kolli uit 1918: een wit blok (voor de Witten), gebroken door een rode wig (het Rode Leger). Hieronder staat een afbeelding van El Lisitski's bekende poster 'Versla de witten met een rode wig', die Lisitski een jaar later maakte. Kolli's beeld is natuurlijk al decennia geleden uit het straatbeeld verdwenen. Ooit werd het witte blok, dat een deurtje aan de achterzijde had, door straatvegers gebruikt als bezemhok.

De gepassioneerde verzamelaar King vertelt graag hoe hij aan zijn materiaal kwam: in een stoffig winkeltje in een achterafstraatje in Parijs, van een oude verzamelaar in New York, een tweedehands boekhandelaar in Moskou, een armlastige kleinzoon of een oude communistische partijbons in Engeland - King heeft ze als foto-archeoloog annex detective allemaal gevonden. Soms moest hij jaren zeuren om een foto te mogen kopen, soms kreeg hij voor niets een verzameling licht schimmelende schatten aangeboden. Of bijvoorbeeld een verkreukelde foto van Majakovski, 15 minuten na diens zelfmoord (april 1930) door de geheime dienst genomen.

Het werk is van zowel bekende (Moisei Nappelbaum bijvoorbeeld) als onbekende fotografen. Communistische leiders, veel mannen met geweren, Boedjonny, Jakov Joerovski (commandant van het Ipatjevhuis en een van de moordenaars van de tsarenfamilie), de hongerende bevolking, kerken die leeggehaald worden, kinderen in een crèche, koelakken, Babel, Eisenstein, Pasternak, Meijerhold, de laatste foto van Nadezjda Alliloejeva.

Over de fotograaf Nappelbaum schrijft King in het bijschrift dat deze zo graag een eigen fotoboek zag verschijnen. Dat was lastig, aangezien veel van zijn oude modellen vijand van het volk waren geworden. Toen het er in 1958 uiteindelijk van zou komen, overleed Nappelbaum kort voor het verschijnen op 89-jarige leeftijd.

Het duurde lang voor het boek in de boekhandel lag: er stond een foto in van Pasternak, die net uit de Schrijversbond was gezet. Zijn foto werd vervolgens uit alle 20.000 exemplaren gescheurd, en de volgende tekst werd toegevoegd: 'Correctie. Technische problemen bij de uitgave van dit boek hadden een fout in de paginanummering tot gevolg.'

De visuele geschiedenis houdt op bij de dood van Stalin in 1953 omdat, zo schrijft King in zijn inleiding, 'de periode van stagnatie, toen Leonid Brezjnev de leiding had, zo saai en traag was in visueel en politiek opzicht.' In menselijk opzicht had die saaie tijd overigens beslist zijn voordelen. Het best getuigen de anonieme portretten uit de Stalinjaren hiervan. Een pagina vol pasfotootjes van kinderen van 'verraders' die in kindertehuizen terecht gekomen waren. En pagina's met politiefoto's van bekende (Klutsis wederom, Zinovjev, Kamenev, Radek) en onbekende arrestanten. Ze kijken ons treurig en soms vol onbegrip aan. De revolutie eet haar eigen kinderen. Zij wisten het nog niet, wij inmiddels wel, maar het blijft schokkend.