Arthur Japin
Vaslav
Uitgeverij De Arbeiderspers
Amsterdam 2010
360 blz.
ISBN 978-90-2957-297-2
€21,95
Ook te verkrijgen als luisterboek, voorgelezen door de auteur zelf, bij Rubinstein Media (€29,95)

God van de dans, geniaal en gek

Nicole de Boer

Begin september werd Vaslav, de nieuwe roman van Arthur Japin, gepresenteerd op de boekenbeurs Manuscripta in Amsterdam. Het boek is inmiddels al aan zijn vierde druk toe. Vaslav is enorm gepromoot, maar dankt zijn succes toch vooral aan het feit dat het een mooi boek is.

Japin is een gelauwerd auteur, die altijd een historisch gegeven als uitgangspunt neemt en daar een geromantiseerd verhaal van maakt. Hij doet research en kruipt in de huid van de betrokken personen. In een interview met de Boekenkrant vergelijkt hij dit proces met acteren: 'Vreemd genoeg zijn de emoties die ik voel tijdens het schrijven niet de mijne, maar die van mijn personages. Ik mag er ook niet te sterk bij betrokken raken. Alleen dan sta ik open om te begrijpen waaruit bijvoorbeeld iemands woede en slechtheid voortkomt. […] Gevoelsmatig is het ook te begrijpen zonder die emoties te hoeven doorleven. In die zin is het acteren.'

Vaslav gaat over de Russische balletdanser Vaslav Nijinski (1890-1950). Hij was de grote ster van Les Ballets Russes, een balletgezelschap dat in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw furore maakte in Parijs en vandaaruit in heel Europa en de Verenigde Staten optrad. Het stond onder leiding van Sergej Djagilev. Niet alleen bracht het grote dansers en choreografen voort, ook bekende componisten en beeldend kunstenaars werkten eraan mee. De tekening van Nijinski op het omslag werd bijvoorbeeld in 1917 gemaakt door Lev Bakst.

In Vaslav reconstrueert Japin een dag uit het leven van Nijinski, wanneer hij al niet meer danst bij Les Ballets Russes. Het is 19 januari 1919, Nijinski woont in het luxe ski-oord Sankt Moritz in Zwitserland en zal een benefietoptreden verzorgen.

Het verhaal wordt door drie personen verteld. Allereerst door zijn bediende Peter, die de tijd nauwgezet bijhoudt. Hij vertelt alleen over de dag zelf. Dan verschuift het perspectief naar Djagilev, die vooral mijmert over het verleden. Daarna komt Romola, de vrouw van Nijinski, aan het woord. Zij vertelt ook over de jaren die volgen. Het vierde deel opent met een citaat van Friedrich Nietzsche: 'Ik geloof alleen in een god die danst'. Dan gaat Peter weer verder en blijkt ook waarom hij de tijd van minuut tot minuut bijhoudt.

Het is niet voor niets dat Peter degene is, die in het nu is. Hij is heel eenvoudig en oprecht, wat een mooi contrast vormt met de faam en begaafdheid van Nijinski. Als mevrouw Nijinski begint over de sprongkracht van haar man, waarbij het leek of hij in de lucht kon blijven hangen, denkt hij bij zichzelf: 'Ik hou verschrikkelijk veel van Lise, maar die staat stevig op de grond.’

Peter heeft als eerste door dat er iets aan de hand is met Nijinski, dat deze bezig is om gek te worden. Hij heeft dit als kleine jongen eerder gezien bij Nietzsche. Hij probeert mevrouw te waarschuwen: 'Ik heb het zo rustig mogelijk gebracht. Zakelijk bijna, zoals ik meld dat het bad klaarstaat of dat er aanmaakhout moet komen.' Romala Nijinski wil het niet horen. En zo schrijft Japin toe naar het onvermijdelijke einde van de danser Nijinski. Niemand, behalve Peter dus, ziet het aankomen.

Maar het bijzondere aan dit boek is dat door de verschillende perspectieven in het midden blijft of Nijinski nou geniaal was of gek, of beide. Japin vertelde op de Libris inspiratiedag dat hij zich ook afvraagt of het waanzin of wijsheid van Nijinski was om na het optreden in 1919 nooit meer te spreken en nooit meer te dansen. Is iemand die anderen wil bekeren tot de liefde voor alles en iedereen krankzinnig?

Vaslav Nijinski was een geniale danser, maar geen sterke persoonlijkheid. Hij liet zich graag sturen. Eerst door Djagilev, later door zijn vrouw. Prettig aan dit boek is dat er – juist doordat zij zelf aan het woord zijn – geen oordeel wordt geveld over Djagilev en Romola Nijinski.

In korte biografieën over Nijinski wordt Djagilev meestal neergezet als een manipulator, omdat hij zoveel ouder was en niet alleen de carrière van Nijinski stuurde, maar ook zijn minnaar was. Romola zou een soort stalker geweest zijn. Zij zag Nijinski in 1912 dansen en zette daarna alles op alles om hem te krijgen. Met een zekere bewondering vertelt Japin dat zij daarvoor wel op haar eenentwintigste nog leerde dansen, op het niveau om aangenomen te worden bij Les Ballets Russes. Dat was de enige manier om met Nijinski in contact te kunnen komen.

Als zij in 1913 met hem getrouwd is, ontslaat Djagilev hem. 'Ze had de god van de dans gekregen, maar vanaf dat moment danste hij niet meer', aldus Japin. Later, als Nijinski schizofreen is verklaard, sleept zij hem langs allerlei therapeuten en instellingen. Zij verzorgt hem thuis. Zij brengt hun beide dochters groot. En zij maakt zowel de Eerste als Tweede Wereldoorlog met Nijinski mee. Tijdens WO I bevonden zij zich in Hongarije en werd Nijinski als Russisch staatsburger gedetineerd. In WO II was hij zijn leven niet zeker, omdat geesteszieken werden opgepakt door het met de nazi's heulende regime.

Japin was eerst niet van plan om het verhaal ook vanuit Romola te vertellen, zegt hij in een interview op het literaire blog Tzum. Maar Djagilev ging dusdanig over haar te keer, dat hij een soort wederhoor moest toepassen.

Het bijzondere en tegelijkertijd tragische leven van Nijinski spreekt velen aan. Er is een enorme hoeveelheid bronnen over hem beschikbaar. Daaronder is weinig beeldmateriaal, omdat Djagilev niet wilde dat de balletvoorstellingen van Les Ballets Russes op film werden opgenomen. Dat zou volgens hem nooit dezelfde vervoering teweeg kunnen brengen. Wel zijn de brieven en dagboeken van Nijinski voorhanden en ook in het Nederlands vertaald.

Ook al weet je wat er gaat gebeuren, door voorkennis of van de flaptekst, Vaslav blijft boeien. Heel ontroerend is de foto uit 1939 bij het nawoord, waarop Nijinski nog eenmaal zijn beroemde zweefsprong doet.