Ljoedmila Oelitskaja
Een Russische geschiedenis
Vertaald uit het Russisch door Arie van der Ent
Uitgeverij De Geus
Breda 2014
544 blz.
ISBN 9789044519341
€29,95
André Roosen
Een Russische geschiedenis is de zesde vertaling van Arie van der Ent van de Russisch-joodse schrijfster Ljoedmila Oelitskaja in het Nederlands. In deze roman gaat het om de levens van drie vrienden in de Sovjettijd, die al op school als klasgenoten buitenbeentjes waren.
Daar is de vrolijke en avontuurlijke Ilja, die onder armoedige omstandigheden met zijn alleenstaande moeder opgroeit. Als hij een fototoestel krijgt, blijkt zijn kunstzinnig talent. Hij fotografeert alles en bouwt een archief op. Een deel van zijn foto's is naar het Westen gegaan en daar in kranten en tijdschriften afgedrukt. Hij speelt later onder druk van de KGB een dubbelzinnige rol als verklikker.
Dan de overgevoelige Sanja, die afkomstig is uit een welgestelde familie, gevormd in de tradities van de intelligentsia van de negentiende eeuw. Hij is een begenadigd pianist en volgt een opleiding aan het conservatorium. Hij leeft later in ballingschap in de Verenigde Staten.
Micha ten slotte, de joodse wees, wordt leraar Russische taal en letterkunde op een internaat voor dove en doofstomme kinderen. Hij neemt het op voor de Tataren die gedeporteerd waren van de Krim. Vanwege zijn deelname aan de dissidentenbeweging verliest hij zijn baan. Hij verdwijnt drie jaar in een gevangenis en wordt vernederd door de beruchte machinaties van de geheime politie. Uiteindelijk pleegt hij zelfmoord.
De jongens krijgen les van een bijzondere leraar, die hen bewust maakt van de grote waarde van letterkunde. 'Literatuur is het enige wat een mens helpt om te overleven', geeft hij zijn leerlingen mee, 'zich laat verzoenen met zijn tijd'. Dat deze bewering zich zou uitstrekken tot andere kunsten, daar komen ze later in hun leven achter - Ilja als fotograaf, Sanja als musicoloog en Micha als docent, die als dichter als het ware de erfgenaam is van de literatuurleraar.Hoewel niet politiek actief, komen ze in botsing met de Sovjetautoriteiten. Deze weldenkende mensen worden zogenaamd 'vijanden van het volk'. Als intellectuelen worden ze namelijk geïnspireerd door de samizdat, de ondergronds gedrukte en uitgegeven literatuur die vanwege haar kritische inhoud niet officieel uitgegeven mocht worden in de Sovjet-Unie. Deze niet gecensureerde uitgaven worden op amateuristische manier geproduceerd: getypt op talrijke, vaak nauwelijks leesbare doorslagen die van hand tot hand gingen.
'Niet de Nobelprijs bleek de hoogste prijs voor een dichter, maar deze ritselende, op de schrijfmachine overgetikte en handgeschreven velletjes, met fouten, tikfouten, een amper leesbaar schrift: Tsvetajeva, Achmatova, Mandelstam, Pasternak, Solzjenitsyn, Brodsky, tot slot.' Zonder boeken is het intellectuele leven immers ondenkbaar. Maar deze publicaties waren verboden; volgens de wet gaat het hier om 'verspreiding van leugenachtige verzinsels die het staatkundige en maatschappelijke bestel van de USSR in een kwaad daglicht stellen'.
Oelitskaja beschrijft de vriendschap van haar drie helden in de context van de Russische geschiedenis, dat wil zeggen vanaf de dood van Stalin in 1953 tot aan het overlijden van Brodsky in 1996. De politieke dooi onder partijleider Chroesjtsjov drie jaar na de dood van Stalin ging voorbij. Sovjetleider Chroesjtsjov noemde die een hersenspinsel van de joodse schrijver Ehrenburg en distantieerde zich hiervan. De roman laat de politieke en sociale omstandigheden van die tijd zien en de mechanismen van de macht.
Het gaat in Oelitskaja's boek niet om dissidenten, maar om het milieu van een hele generatie van intellectuelen in Moskou. Hun gedachten en gevoelens staan centraal in de roman. De officiële Sovjetideologie speelt voor hen geen rol meer. Dat wordt door Oelitskaja heel mooi en uitgebreid verbeeld. Het leven van hen die anders denken wordt niet beschreven als een heroïsche geschiedenis, maar met inbegrip van alle menselijke sterke en zwakke punten, ergens in de speelruimte tussen heldendom en verraad.