Hiroaki Kuromiya
The Voices of the Dead. Stalin's Great Terror in the 1930s
Yale University Press
New Haven en Londen 2007
295 blz.
ISBN 978-0-300-12389-0
$30,00

De stemmen van de doden

Harm Ramkema

Je kon maar beter geen familie over de grens hebben. Of klusjesman zijn op een consulaat. Of brieven schrijven naar kennissen in het buitenland. Vele duizenden sovjetburgers hebben dit in de jaren 1937-1938 met de dood moeten bekopen. Hiroaki Kuromiya, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Indiana, wil in zijn boek The Voices of the Dead hun stemmen weer tot leven brengen.

Eerder schreef Kuromiya onder meer een biografie van Stalin, de instigator van de massamoord die de Sovjet-Unie in de tweede helft van de jaren dertig overspoelde. Zijn nieuwe boek gaat juist over de slachtoffers van de Grote Terreur, over gewone burgers die als 'vijanden van het volk' werden gearresteerd en geëxecuteerd.

In 1937 en 1938 zijn volgens officiële gegevens zo'n 700.000 mensen om politieke redenen ter dood gebracht. In de inleiding van zijn boek gaat Kuromiya kort in op dit stalinistische fenomeen. In de daaropvolgende dertien hoofdstukken beschrijft hij de laatste levensdagen van enkele tientallen slachtoffers, personen die vrijwel allemaal in vergetelheid zijn geraakt, juist omdat ze zo 'gewoon' waren.

Kuromiya stelt dat de Grote Terreur vooral gezien moet worden in het licht van de internationale situatie van die jaren. De dreiging van een nieuwe oorlog nam toe, zowel in het oosten tegen Japan als in het westen tegen Duitsland en Polen.

Volgens de auteur gebruikte Stalin de Grote Terreur 'als een preventieve aanval' tegen binnenlandse vijanden om zich 'voor te bereiden op een oorlog' met de buitenlandse vijanden van de Sovjet-Unie. Kuromiya meent dat 'buitenlandse factoren' bijna overal in de Sovjet-Unie het Leitmotiv vormden van de Grote Terreur.

The Voices of the Dead gaat specifiek over een aantal slachtoffers van de terreur in de Oekraïense stad Kiev, waar Kuromiya in de gelegenheid werd gesteld om de archieven van de geheime politie NKVD te bestuderen. Interpretatie en analyse van de persoonlijke dossiers van de slachtoffers was geen sinecure; vervalsingen van verklaringen en getuigenissen waren immers aan de orde van de dag.

In alle in dit boek beschreven gevallen is geen enkel geloofwaardig bewijs van een politieke misdaad geleverd. Daarom zijn zij later ook allemaal gerehabiliteerd.

De Oekraïense ballerina Vera Jemeljanovna Gorosjko werd in de jaren dertig verliefd op een Poolse diplomaat. Op 22 september 1937 werd ze gearresteerd op beschuldiging van spionage. Tijdens de door Kuromiya uitvoerig geciteerde verhoren door de NKVD bleef Gorosjko hardnekkig ontkennen. Op 10 oktober 1937 werd ze geëxecuteerd - ze was toen 23 jaar oud.

Ben-shu Kim woonde in 1937 in Kiev, maar kwam oorspronkelijk uit Korea, dat in die tijd een kolonie van Japan was. De relatie tussen de Sovjet-Unie en Japan was zeer gespannen. Zijn etnische achtergrond maakte Kim maakte verdacht. Hij werd beschuldigd van spionage voor Japan. Op 22 oktober 1937 werd hij gearresteerd en op 26 december, na een afgedwongen bekentenis, ter dood gebracht.

En Lidija Edoeardovna Kronberg, een etnische Duitse uit Letland, was vanwege haar afkomst al dubbel verdacht. Ze werd op 3 december 1937 gearresteerd en op 19 januari 1938 geëxecuteerd.

Volgens Kuromiya was dus de minste of geringste buitenlandse connectie of een bepaalde etniciteit voldoende aanleiding om iemand te arresteren, te ondervragen, te dwingen een bekentenis af te leggen (wat niet altijd lukte) en vervolgens in de nachtelijke uren te executeren.

Dit blijkt volgens Kuromiya ook uit de cijfers: zo vormden etnische Polen slechts 1,5 procent van de bevolking van Sovjet-Oekraïne, maar 18,9 procent van de arrestanten. Voor de Duitsers in Oekraïne waren de cijfers respectievelijk 1,4 en 10,2 procent. De meeste slachtoffers uit Kiev - volgens officiële cijfers 3555 mensen - werden gedumpt in massagraven in Bykivnia, aan de rand van de stad.

De buitenlandse connectie of een bepaalde etniciteit zijn nauw verbonden met de Grote Terreur. Zeker in een multi-etnische stad als Kiev, die tijdens het interbellum ook nog eens betrekkelijk dicht bij de Poolse grens lag.

Maar dit gegeven lijkt het algemene beeld van Kuromiya van Terreur toch ietwat te vervormen. Er waren ook NKVD-operaties tegen andere 'vijanden van het volk', zoals koelakken, geestelijken en zelfs leden van de communistische partij. De auteur noemt ze en passant wel, maar besteedt er verder niet veel aandacht aan.

Het boek is geen vergelijkende analyse van de Grote Terreur in de vele regio's van de Sovjet-Unie. Kuromiya heeft archieven bestudeerd in één enkele stad. De op basis van de bronnen opgetekende verhalen - op zichzelf al indrukwekkend - winnen nog aan kracht door de vele illustraties van persoonlijke documenten van de slachtoffers. Zoals de handtekening van de ongeletterde Nikolaj Vasiljevitsj Bigotski onder diens afgedwongen bekentenis.

Dat bij alle door Kuromiya beschreven gevallen veelal dezelfde veroordelingsprocedures zijn gevolgd, maakt de inhoud van de verschillende hoofdstukken enigszins voorspelbaar. Concluderend kunnen we stellen dat de waarde van dit boek niet ligt in nieuwe opvattingen van Kuromiya over de Grote Terreur zelf, maar in de aangrijpende persoonlijke verhalen van de slachtoffers van de stalinistische terreur in de Sovjet-Unie.