Russische terugtocht uit voormalig Joegoslavië
door René Does
Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is de rol van Rusland als mondiale
supermacht uitgespeeld. Het is zelfs de vraag of Rusland zijn status van
regionale grootmacht nog hoog kan houden. Zo heeft Rusland - anders dan de
westerse landen van de NAVO - geen directe invloed kunnen uitoefenen op de
dramatische ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië. Wat ging er mis in het
Joegoslavië-beleid van Rusland?
Het oude Joegoslavië was een soort 'Sovjet-Unie in het klein' met Servië in een vergelijkbare positie als Rusland in de voormalige Sovjet-Unie. De Russen kunnen dan ook veel begrip opbrengen voor de Servische problemen. Ook de Serviërs zagen hun rijk uiteenvallen. Zij hebben in de andere ex-Joegoslavische republieken een aanzienlijke minderheid van landgenoten en bezitten, volgens de Russen, hun eigen 'Tsjetsjenen', de Kosovo-Albanezen.
Verder spelen er ongetwijfeld gevoelens van orthodoxe en slavische solidariteit, hoewel die niet moeten worden overdreven en historisch gezien alleen bezongen werden wanneer de Russische en Servische belangen op de Balkan parallel liepen. Was dat niet het geval, dan lieten de Russen de Serviërs snel weer in de steek (andersom geldt deze houding ook voor de Serviërs). Zo kent de Russische Balkan-politiek ook het gezegde 'God is hoog en Servië is ver'.
Rusland heeft nooit begrip opgebracht voor de onverzoenlijkheid en de oorlogszuchtigheid van het Servische nationalisme onder Slobodan Milosevic. Volgens de Russen had het uiteenvallen van Joegoslavië niet perse gewelddadig hoeven te verlopen. In de voormalige Sovjet-Unie werd het Gemenebest van Onafhankelijke Staten opgericht. Hoewel het GOS als organisatie voor hernieuwde integratie is mislukt, heeft het wel gezorgd voor een redelijk vreedzaam echtscheidingsproces in de voormalige Sovjet-Unie. Een 'Joegoslavisch GOS' is er nooit gekomen.
Toch heeft Rusland in het vorige decennium in het totaal van de Joegoslavische problematiek steeds sterker het imago van belangenbehartiger van het Milosevic-bewind gekregen. Dat dit gebeurde, kan verklaard worden uit het karakter van de Russische buitenlandse politiek, de nieuwe geopolitieke verhoudingen in de tijd na de ondergang van de voormalige Sovjet-Unie en de ontwikkelingen in de Russische binnenlandse politiek.
Nog sterker dan in het Westen is in Rusland de buitenlandse politiek in de eerste plaats nationale belangenbehartiging. Dat de NAVO Servië bombardeerde als 'humanitaire actie' ter bescherming van de Kosovo-Albanezen, gaat het bevattingsvermogen van praktisch iedere Rus te boven. Voor de Russen was de NAVO-actie tegen Servië een eenzijdige en onwettige onderneming, die mogelijk was geworden door de zwakte van Rusland en die werd geïnspireerd door de - vooral Amerikaanse - wens van oostwaartse uitbreiding van de NAVO en het streven om de Russische invloedsfeer zoveel mogelijk in te dammen. Polen, Hongarije en Tsjechië waren enkele weken daarvóór lid geworden van de NAVO. Het felle Russische protest tegen de bombardementen kwam voort uit een mix van angst voor de macht van de NAVO en frustratie over de eigen onmacht.
Het Russische Joegoslavië-beleid is een balanseeract tussen het behoud van de verbeterde betrekkingen met het Westen en de verdediging van de eigen grootmachtaspiraties in de regio. Hoewel Rusland de idee achter de NAVO-bombardementen veroordeelde als een 'schending van alle wezenlijke uitgangspunten van het internationale recht', heeft het de verbeterde relatie met het Westen er niet voor willen opgeven. Wat dat betreft bleven de Russen pragmatisch denken.
Als alternatief voor militaire acties heeft Rusland permanent gepleit voor diplomatieke druk op Milosevic. Hierin zag Rusland voor zichzelf een bemiddelende rol weggelegd, in de Verenigde Naties, in de Contactgroep voor Joegoslavië (opgericht in april 1994) en in directe gesprekken met Milosevic. Ook dit uitgangspunt werd tijdens de oorlog aangehouden: toen de bombardementen niet snel genoeg resultaat gaven, leverden de Russen oud-premier Viktor Tsjernomyrdin om als 'postbode' op te treden richting Milosevic.
Rusland presenteert de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties als het meest geschikte forum om internationale problemen op te lossen. Hier kon Rusland immers met de minste middelen het grootste resultaat bereiken in zijn buitenlandse politiek. Eenzijdig optreden door de NAVO als 'politieagent van de wereld' moet worden voorkomen. Aan de andere kant erkennen Russische commentatoren ook wel dat de Veiligheidsraad nooit tot overeenstemming over een vorm van militaire druk op Milosevic kan komen.
Sinds het einde van de NAVO-actie berust het Russische Joegoslavië-beleid op drie pijlers: de integriteit van de bestaande staatsgrenzen, bestrijding van het islamitische 'terrorisme' van de Albanezen als aanvulling op het eigen Tsjetsjenië-beleid en de economische wederopbouw van de regio. Rusland weet hierbij dat het tegenwoordig weinig invloed meer heeft op de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië.
Het enige drukmiddel dat Rusland nog heeft, zijn de energieleveranties: aardgas als geopolitiek drukmiddel. In dit opzicht blijft Joegoslavië aan Moskou gebonden. Dit jaar zal Rusland ongeveer 1,5 miljard kubieke meter aardgas leveren, zes keer zo veel als in 2000. Voor het overige economische herstel lijkt het Russische zakenleven niet veel kansen te maken tegen westerse bedrijven in de concurrentieslag binnen Joegoslavië.
Al met al heeft Rusland in de Joegoslavische problematiek vooral achter de feiten aangelopen. Het was intern zo verzwakt en zo in beslag genomen door de eigen problemen, dat het alleen heeft kunnen reageren op westerse initiatieven. De natuurlijke bondgenoot van Rusland in voormalig Joegoslavië, Servië, bezat in Milosevic een leider die ook voor de Russen onhandelbaar was. Overigens waren de Russen ook weer te laat in hun erkenning dat Milosevic de presidentsverkiezingen had verloren van Vojislav Kostunica; weer liep men achter de feiten aan.
Rusland is zijn invloed op de Balkan grotendeels kwijt. De Russen voelen echter wel een vorm van morele overwinning en leedvermaak richting het Westen. Zij herinneren aan hun waarschuwing dat de NAVO-oorlog tegen Servië het etnisch geïnspireerde separatisme in de regio verder zou aanmoedigen. Als gevolg daarvan raakt de NAVO als peacekeeper - na Bosnië - in steeds meer Joegoslavische moerassen verzeild: Kosovo, Macedonië en wellicht ook nog Montenegro. De NAVO heeft zich te lichtvaardig laten gebruiken door het Kosovaarse UCK, een organisatie die, aldus de Russen, islamitisch fundamentalisme predikt.
Verder ziet Rusland in de huidige problemen rond het Albanese separatisme in Kosovo en Macedonië een rechtvaardiging voor zijn eigen Tsjetsjenië-beleid. Toen de Russische president Vladimir Poetin dit beleid tijdens de laatste EU-top in Stockholm ten voorbeeld stelde (nadat de Albanezen in Macedonië hun militaire opstand waren begonnen), reageerden de EU-leiders verbaasd en verontwaardigd op Poetins woorden, maar de Russen aan het thuisfront dachten: 'Goed gezegd, Vladimir!'