Hongaarse literatuur in Nederland
Want vertalen - en eigenlijk ook de hele wereldliteratuur - is in de eerste plaats natuurlijk een zaak van kleine volkeren met een bescheiden literair verleden. Zo kunnen zij zich op edele wijze schadeloos stellen. (Gyula Illyés)door Agnes de Bie-Kerékjártó
In het verleden is er vrij veel vertaald uit het Hongaars: men zou gemakkelijk een middelgrote boekenkast kunnen vullen met uitgaven van Hongaarse literatuur die de laatste vijftig jaar in Nederlandse vertaling verschenen is. Talrijke romans en dichtbundels, proza- en poëzie-anthologieën leiden de geďnteresseerde Nederlandse lezer naar de rijk gevulde schatkamer van de Hongaarse letteren.
Toch geeft de respectabele lijst van de Hongaarse literaire werken die in het Nederlands zijn vertaald (zie kader) bij nader inzien een te gunstige indruk van de ontvangst van de Hongaarse literatuur in Nederland. Gedurende een lange tijd, vanaf de Tweede Wereldoorlog tot einde jaren tachtig, was namelijk het hele proces van het uitgeven van Hongaarse literatuur in Nederland sterk politiek gekleurd.
Dat wil zeggen: aan de ene kant hebben actuele politieke gebeurtenissen een beslissende rol gespeeld bij de keuze van de te vertalen boeken, maar aan de andere kant waren de lezers pas dan geďnteresseerd in de Hongaarse literatuur wanneer het land vanwege politieke gebeurtenissen toch al in het brandpunt van de belangstelling stond en alles wat met Hongarije te maken had nieuwswaarde kreeg.
Dit heeft ertoe geleid dat men duidelijke verwachtingen had van de Hongaarse literatuur: politiek engagement van de auteur voor vrijheid en een menswaardig bestaan stond hierbij voorop. Aan de hand van de receptie van enkele Hongaarse auteurs wil ik hier nader toelichten hoe bepalend het politieke element is geweest en op welke manier dit naar verloop van tijd langzaam is overgegaan in een meer algemene belangstelling voor land en volk.
Tibor Déry
In het stalinistische tijdperk, begin jaren vijftig, waren directe contacten
met Hongarije schaars. In plaats van interesse voor 's lands literatuur zelf
was de belangstelling gericht op de in het Westen levende Hongaarse schrijvers,
zoals Arthur Koestler en andere emigranten. In Heerikhuizens geschiedenis van
de wereldliteratuur (1951) werd Koestler als enige nog levende
vertegenwoordiger van de Hongaarse literatuur genoemd.
Aan deze onwetendheid en ontkenning kwam pas na het uitbreken van de Hongaarse Opstand in 1956 een einde. Parallel met de golf emigrantenliteratuur die dat najaar heel West-Europa overspoelde, begon een langzame kennismaking met schrijvers en dichters uit Hongarije die tijdgenoten waren.
Tibor Déry (1894-1977), die na de Opstand tot zes jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, was de eerste die erin slaagde het isolement van de Hongaarse literatuur te doorbreken: de eerste vertaling van zijn werk in het Nederlands verscheen in die tijd onder de titel Niki, of een hondeleven achter het ijzeren gordijn. Later volgden nog andere vertalingen.
J. Bernlef waardeerde destijds de 'fijnzinnige en intelligente kritiek op het stalinistische regime' in zijn verhalen. Ook andere recensenten waardeerden het proza van Déry omdat hij zich verzette tegen elke vorm van tereur. Verder vond men hem een scherpe observator van het onechte en leugenachtige in de mens, dat hij vaak op een geraffineerde wijze aan de kaak stelt.
János Pilinszky
Na de roerige tijd van 1956 verloor het thema 'Hongarije' steeds meer van zijn
nieuwswaarde. Toch verdween de interesse, door de historische gebeurtenis
gewekt, niet helemaal. Vanaf de jaren zestig verbeterden langzaam de literaire
contacten tussen Nederland en Hongarije, met als resultaat dat er steeds meer
kennis kwam over elkaars cultuur en dat steeds meer representatieve klassieke
en moderne literatuur in Hongaarse en Nederlandse vertaling verschenen.
De karige dichtkunst van János Pilinszky (1921-1981) viel bij de Nederlandse lezers goed in de smaak. Pilinszky houdt zich in zijn gedichten verre van actuele politieke vraagstukken. Toch valt ook over zijn gehele oeuvre de schaduw van traumatische politieke gebeurtenissen. Zijn oorlogservaringen als krijgsgevangene in Duitsland, waar hij de verschrikkingen van de concentratiekampen meemaakte, drukten een onuitwisbaar stempel op zijn werk.
Zijn dichtbundel Krater verscheen in 1984 in het Nederlands. De recensenten slaagden erin tot de kern van de compacte poëzie van Pilinszky door te dringen: 'Tenmidden van de traditioneel nogal barokke, sterk door volkspoëzie beďnvloede Hongaarse literatuur lijkt Pilinszky een vreemde eend in de bijt. Het gaat Pilinszky om de essenties en om dat tot uitdrukking te brengen, gebruikt hij geen woord te veel.' Hij werd vergeleken met Gerrit Achterberg.
In de jaren tachtig en negentig komt het tot een echte doorbraak van de Hongaarse auteurs in Nederland: vertalingen van de romans van György Konrád (1933) en Péter Nádas (1942) werden niet alleen door de pers hoog geprezen, maar voerden ook langere tijd de bestsellerlijsten aan. Ook bij deze opmerkelijke successen ging het om min of meer politiek getinte literatuur. Het warme onthaal mag echter niet alleen hierdoor verklaard worden, ook het Europees filosofisch gedachtengoed en de Europese verteltraditie verklaart het succes van deze werken.
Sándor Márai
Natuurlijk waren er in het verleden herhaaldelijk initiatieven, zoals het
Hongaars Archief van Jan Cremer uit het begin van de jaren tachtig, waarbij
getracht werd het Nederlandse lezerspubliek met de andere, de 'burgerlijke'
ontwikkelingslijn binnen de Hongaarse letteren te laten kennismaken. Werken van
Milán Füst (1888-1968), Dezső Kosztolányi (1885-1936), László Németh
(1901-1975), Magda Szabó (1917) en onlangs nog de postmoderne Péter Esterházy
(1950) zijn ook toegankelijk gemaakt voor de Nederlandese lezers, maar het
succes bleef uit.
Het oeuvre van de genoemde schrijvers vermengt het beste uit de Europese romantraditie met het meest opvallende en meest eigene van de Hongaarse verteltraditie, namelijk het mondelinge karakter ervan. In dit proza wordt op schijnbaar spontane, anekdotische wijze verteld, wat vaak een sfeer van 'vertellen bij het haardvuur' oproept. Verfijnde psychologie en subjectieve, lyrische bekentenissen gaan gepaard met levendigheid, lichtvoetigheid en soms speelsheid in de verhaaltrant.
Dit is de literaire traditie waartoe ook Sándor
Márai behoort. De late ontdekking van deze meester van het Hongaarse verhalende
proza betekent wellicht dat het politiek-maatschappelijk element niet meer
onontbeerlijk is voor het wekken van de belangstelling van het Nederlandse
lezerspubliek: Hongaarse literaire werken worden nu ook beoordeeld op hun
esthetische waarde. Hiermee wordt - uiteindelijk - het beeld van de Hongaarse
literatuur in Nederland minder eenzijdig.
Hongaarse literatuur in het Nederlands